ECLI:NL:RBMNE:2024:1821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
16.031310.23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie. De vordering was gericht tegen een betrokkene die op 12 maart 2024 in de rechtbank was verschenen. De officier van justitie, mr. F.E. Leeman, had op 9 februari 2024 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 10.921,39, zou vaststellen en de betrokkene zou verplichten tot betaling aan de Staat. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.H.H. Meulemeesters, stelde echter dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot ontneming.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de betrokkene op dezelfde dag, 26 maart 2024, vrijgesproken was van het feit waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd, namelijk diefstal in vereniging met geweld en/of afpersing in vereniging. Het ontbreken van een veroordeling staat in de weg aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering. Daarom heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. V.A. Groeneveld, en de rechters mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, in aanwezigheid van griffier mr. T.M. van Zwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.031310.23 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[verbalisant],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
u.a.h. verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen betrokkene en mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 februari 2024 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en aan betrokkene de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, welk voordeel door de officier van justitie wordt geschat op een bedrag van € 10.921,39.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

Betrokkene is bij vonnis van 26 maart 2024 van deze rechtbank vrijgesproken van het aan hem onder 3 ten laste gelegde feit waarop de ontnemingsvordering ziet, namelijk de diefstal in vereniging met geweld en/of de afpersing in vereniging. Het ontbreken van een veroordeling staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg. Om die reden zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.