ECLI:NL:RBMNE:2024:1817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
16.029957.24; 16.031310.23; 16.267279.23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit en vrijspraak van diefstal met geweld

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III en munitie, evenals van diefstal in vereniging met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 januari 2024 in Lelystad een omgebouwd pistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, waarvoor hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de beschuldigingen van diefstal en afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij deze feiten wettig en overtuigend vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te koppelen aan de diefstal van telefoons en andere waardevolle goederen, ondanks de aanwezigheid van getuigenverklaringen en telefoongesprekken. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn jonge leeftijd en verstandelijke beperking, bij het bepalen van de straf. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte van de onder 3 ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.029957.24; 16.031310.23; 16.267279.23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, alsmede mr. E. Alija namens de benadeelde partij [benadeelde 1] en mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [benadeelde 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.029957.24
1.
op 31 januari 2024 te Lelystad een wapen van categorie III, namelijk een (omgebouwd) pistool, voorhanden heeft gehad;
2.
op 31 januari 2024 te Lelystad munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.031310.23
op 3 december 2022 te Lelystad, samen met één of meer anderen, telefoon(s) (met pincode) en/of een portemonnee en/of sleutel(s) en/of Bitcoin/Ethereum althans Crypto ter waarde van ongeveer € 30.000,00 met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gestolen van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]
en/of
op 3 december 2022 te Lelystad, samen met één of meer anderen, door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft gedwongen tot afgifte van telefoon(s) en/of een portemonnee en/of sleutels en/of Bitcoin/Ethereum althans Crypto ter waarde van ongeveer € 30.000,00.
Parketnummer 16.267279.23
in de periode van 1 december 2022 tot en met 30 april 2023 te Lelystad een wapen van categorie III, namelijk een gaspistool, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.031310.23 en 16.267279.23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 (voor zover het gaat om de diefstal in vereniging met geweld) en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde en vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Voor feit 3 is aangevoerd dat betrokkenheid van verdachte bij dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De tapgesprekken al dan niet in combinatie met de telefoongegevens bieden onvoldoende basis voor een bewezenverklaring, te meer daar het onderzoek ook veel losse eindjes bevat. Voor feit 4 (wapenbezit) is aangevoerd dat het proces-verbaal van de wapenexpert overtuigingskracht mist nu de conclusies slechts gebaseerd zijn op het uitkijken van de video’s en niet duidelijk wordt of het wapen op de video’s van 6 december 2022, waar een medeverdachte een wapen vasthoudt, hetzelfde wapen is als het wapen op de video van 7 december 2022, waar verdachte een wapen in zijn hand vasthoudt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2 (wapen- en munitiebezit)
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2024, genummerd PL0900-2024031813-3, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 51;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2024, genummerd PL0900-2024031813-14, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 4.
Vrijspraak van feit 3 (diefstal in vereniging met geweld/afpersing in vereniging)
Op 3 december 2022 zijn in een woning in Lelystad met geweld en bedreiging met geweld telefoons, een portemonnee, sleutels, Bitcoin en Ethereum ter waarde van ongeveer € 30.000,00 weggenomen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Aangevers zijn geslagen en er waren (vuur)wapens aanwezig. Volgens aangevers waren er zes of zeven personen bij betrokken. De vraag waar de rechtbank voor staat, is of betrokkenheid van verdachte bij dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft onder meer verwezen naar telefoongesprekken die zijn gevoerd door medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft het tijdens deze gesprekken over een ‘torrietje’ (zaakje/verhaal) dat hij ‘geslagen’ heeft van ’33 doezoe’ en over ‘ [bijnaam 1] ’ die met ‘die torrie’ zou zijn gekomen en naderhand betaald zou zijn. ‘ [bijnaam 1] ’ zou volgens de officier van justitie verdachte zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie verwezen naar het onderzoek naar de advertentie van aangever op Marktplaats. Daarop is gereageerd en daarna had aangever met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Daarmee is de afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten in de woning in [woonplaats] waar de diefstal vervolgens plaatsvond. Dit telefoonnummer en het Markplaats-account waarmee is gereageerd op de advertentie van aangever zouden ook wijzen op betrokkenheid van verdachte, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit de inhoud van de genoemde telefoongesprekken en uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat deze gesprekken inderdaad over de diefstal of afpersing gaan waarover aangevers hebben verklaard. Verdachte heeft echter ontkend dat hij ‘ [bijnaam 1] ’ wordt genoemd. Er zijn wel aanwijzingen dat verdachte ‘ [bijnaam 1] ’ wordt genoemd, maar de rechtbank vindt dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte ook de persoon is die door [medeverdachte 1] in voornoemde telefoongesprekken wordt aangeduid als ‘ [bijnaam 1] ’. Hetzelfde geldt voor de naam [bijnaam 2] . Ook daarvan kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die deze naam heeft gebruikt in de accounts die gekoppeld zijn aan het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarmee voorafgaand aan de diefstal of afpersing contact is geweest met aangever. Dat telefoonnummer kan ook niet zonder meer aan verdachte worden gekoppeld. Met andere woorden: uit het dossier blijkt onvoldoende dat het (uitsluitend) verdachte is geweest die van dit telefoonnummer gebruik heeft gemaakt. Dat er in het contact met aangever via Marktplaats gebruik is gemaakt van een IP-adres dat gekoppeld is aan het adres [adres] waar de broer van verdachte woont en waar verdachte naar eigen zeggen ook enige tijd heeft verbleven, betekent niet dat het verdachte moet zijn geweest die contact heeft gehad met aangever of zelfs de initiator daarvan is geweest. Het dossier laat de mogelijkheid open dat het een ander dan verdachte is geweest die voornoemde handelingen heeft verricht en betrokken is geweest bij de onder 3 ten laste gelegde diefstal met geweld en/of afpersing.
Al met al vindt de rechtbank hetgeen aan verdachte onder 3 ten laste is gelegd onvoldoende wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 4 (wapenbezit)
Verdachte is herkend in een video die in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen. In deze video van 7 december 2022 is verdachte te zien achterin een auto, samen met drie anderen, waarbij verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand houdt. Daarnaast bevat het dossier twee video’s waarop [medeverdachte 2] te zien is met eveneens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand. Deze video’s dateren van 6 december 2022.
De rechtbank overweegt allereerst dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het in de video’s, dus die van 6 december 2022 enerzijds en de video van 7 december 2022 anderzijds, om hetzelfde wapen gaat. De rechtbank heeft in dit verband waargenomen dat het wapen in de video van 7 december 2022 een stuk minder duidelijk en korter in beeld komt dan het wapen in de video’s van 6 december 2022. Vervolgens is op basis van – naar de rechtbank begrijpt – alle drie de video’s het vuurwapen gecategoriseerd zoals ten laste is gelegd. De betreffende inspecteur van politie heeft het wapen dat verdachte vast had dus niet zelf in handen gehad om dat te onderzoeken, maar heeft op basis van de video’s conclusies moeten trekken. De rechtbank vindt, om voornoemde redenen, onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging onder 4 genoemde wapen voorhanden heeft gehad en zal hem daarvan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 31 januari 2024 te Lelystad een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool, van het merk Zoraki, type 918, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
op 31 januari 2024 te Lelystad munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangevers voor de duur van drie jaren. Zij heeft gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in het voordeel van verdachte rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit het reclasseringsrapport, namelijk zijn jonge leeftijd, zijn verstandelijke beperking in combinatie met het feit dat hij weinig opleiding heeft genoten en het gegeven dat verdachte zich bij het laatste reclasseringscontact goed aan de voorwaarden heeft gehouden. Verdachte heeft inmiddels enige stabiliteit in zijn leven weten te creëren. De raadsman heeft verzocht om verdachte een straf op te leggen die zoveel mogelijk gelijk is aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een taakstraf en/of een (deels) voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, namelijk een pistool, met bijbehorend scherp patroon in de kamer van het wapen en twee hulzen. Het vuurwapen werd schietklaar aangetroffen in een wasmand op de zolder waar verdachte met zijn gezin verbleef. Een verbalisant heeft gerelateerd dat verdachte zijn arm gestrekt hield in de richting van deze wasmand. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen in de wasmand wegstopte op het moment dat het aanhoudings- en ondersteuningsteam binnenkwam en dat hij het voor die tijd op zolder achter de wasmachine bewaarde.
Het behoeft geen verdere uitleg dat het voorhanden hebben van een dergelijk – geladen – wapen en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt, waarvan de gevolgen desastreus kunnen zijn. Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte kon beschikken over dit vuurwapen en deze munitie en dat hij dit bovendien bewaarde in een kamer dan wel een verdieping waar ook andere personen, waaronder een klein kind, verbleven.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 maart 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, waaronder in juni 2023 voor het bezit van een steekwapen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 27 februari 2024, opgemaakt door M. Westhoek. Daarin staat dat verdachte veelal in aanraking komt met justitie wanneer hij in gezelschap is van anderen. In eerder uitgevoerde verdiepingsdiagnostiek van december 2022 komt naar voren dat verdachte op cognitief beperkt niveau functioneert; hij heeft sinds zijn dertiende geen onderwijs meer genoten, heeft geen dagbesteding en geen inkomen. In eerder onderzoek is te lezen dat er sprake was van een zorgmijdende houding, wat maakte dat hulpverleningstrajecten moeilijk van de grond kwamen. Tijdens het laatste reclasseringstoezicht heeft verdachte zich gehouden aan de voorwaarden, maar hij blijft wel in aanraking komen met de politie. Het blijkt dat er tijdens het reclasseringstoezicht onvoldoende aan gedragsverandering kan worden gewerkt en het recidiverisico daarmee onverminderd hoog blijft. Wel is er tijdens het eerdere reclasseringstoezicht gewerkt aan het verkrijgen van stabiliteit op de praktische leefgebieden. Alleen verhuist het gezin, dat een […] achtergrond heeft, vervolgens weer en stagneert de hulpverlening. Verdachte is nu aangemeld bij persoonsgerichte aanpak van de gemeente [woonplaats] . De gemeente kan met lokale hulpverleningspartijen een plan van aanpak maken om te kijken hoe verdachte (en zijn gezin) ondersteund kunnen worden. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Omdat het wapen geladen was, verdachte bovendien bereid was om het ter hand te nemen en hij daarnaast ook wordt veroordeeld voor het voorhanden hebben van munitie, is er aanleiding om verdachte een hogere straf op te leggen. Een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, is passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.154,48. Dit bedrag bestaat uit € 1.154,48 materiële schade en € 12.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.659,95. Dit bedrag bestaat uit € 159,95 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [benadeelde 1] en gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 2] , namelijk tot een bedrag van € 2.599,95. Voor beide vorderingen geldt dat zij vermeerderd moeten worden met de wettelijke rente, dat verdachte hoofdelijk moet worden veroordeeld en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in verband met de door hem bepleite vrijspraak voor feit 3, verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.
Mr. Groeneveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.029957.24
1
hij op of omstreeks 31 januari 2024 te Lelystad een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool, van het merk Zoraki, type 918, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 31 januari 2024 te Lelystadmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16.031310.23
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) telefoon(s) (met pincode(s)) en/of portemonnee en/of (een) sleutel(s) en/of Bitcoin/Ethereum, althans Crypto ter waarde van ongeveer 30.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het tonen van een mes en/of vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] te zetten en/of die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of buik, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of (een) sleutel(s) uit de zak van die [benadeelde 1] te pakken en/of een telefoon en/of portemonnee uit de zak van die [benadeelde 2] te pakken;
en/of
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) telefoon(s) (met pincode(s)) en/of portemonnee en/of sleutels en/of Bitcoin/Ethereum, althans Crypto ter waarde van ongeveer 30.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door het tonen van een mes en/of vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] te zetten en/of die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of buik, althans het lichaam, te slaan/stompen;
Parketnummer 16.267279.23
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 30 april 2023 te Lelystad, althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Blow, type Mini 8, kaliber 8 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.