In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 maart 2024, zijn de beroepen van eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot de compensatie kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst had niet tijdig op deze bezwaren beslist. Eiseres had op 17 april 2023 bezwaar gemaakt, maar de Belastingdienst heeft pas op 30 oktober 2023 verweerschriften ingediend. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was overschreden en dat de Belastingdienst alsnog een besluit moest nemen. De rechtbank stelde een termijn van zes weken na de uitspraak voor het nemen van dit besluit en bepaalde dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75 en het terugbetalen van het griffierecht van € 50,- in de zaak UTR 23/5014. De rechtbank volgde de richtlijnen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot de termijnen voor het nemen van besluiten op bezwaar.