In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 maart 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres, wettelijk vertegenwoordiger van een kind, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in het kader van de kindregeling op 29 november 2022. De Belastingdienst/Toeslagen, als verweerder, had echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres stelde dat de aanvraag niet tijdig was behandeld, wat leidde tot haar beroep. De rechtbank oordeelde dat de rechtbank Limburg de zaak had moeten doorverwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, die bevoegd was om te oordelen over het beroep.
De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, ondanks het verweer van de Belastingdienst dat er geen aanvraag zou zijn ingediend. Eiseres had bewijs geleverd van haar aanvraag via een printscreen van 'Mijn toeslagen'. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn van de Belastingdienst was verstreken, aangezien er geen tijdige beslissing was genomen binnen de wettelijk vastgestelde termijn van zes maanden. De rechtbank droeg de Belastingdienst op om alsnog binnen zes weken na de uitspraak een besluit te nemen en stelde een dwangsom van € 100,- per dag in voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens werd het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoed.