In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde. De eiseres had de gedaagde gedagvaard voor een openstaande vordering van € 3.302,64, die bestond uit onbetaalde facturen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft deze vordering echter direct na ontvangst van de dagvaarding op 6 november 2023 voldaan. De eiseres heeft haar vordering bij repliek verminderd en vorderde alleen nog de proceskosten.
De gedaagde voerde verweer tegen de gevorderde proceskosten, stellende dat hij de aanmaningen niet had ontvangen omdat deze naar een oud adres waren gestuurd. Hij bevond zich in een stressvolle periode en had gehoopt dat de eiseres hem eerst een aanmaning had gestuurd voordat zij overging tot dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op de hoogte was van zijn betalingsverplichtingen en dat de eiseres hem voldoende had gewaarschuwd. De kantonrechter wees de proceskosten gedeeltelijk toe, omdat de eiseres de gedaagde onjuist had geïnformeerd over de te betalen kosten om een rechtszaak te voorkomen.
De kantonrechter concludeerde dat de kosten voor griffierechten nodeloos waren gemaakt en dat de gedaagde alleen de proceskosten van € 339,84 diende te betalen, bestaande uit de kosten van de dagvaarding en het salaris van de gemachtigde. De eiseres werd veroordeeld tot betaling van deze proceskosten, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.