ECLI:NL:RBMNE:2024:1811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10821694 \ UC EXPL 23-8186
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na gedane betaling door gedaagde en onjuiste informatie van eiser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde. De eiseres had de gedaagde gedagvaard voor een openstaande vordering van € 3.302,64, die bestond uit onbetaalde facturen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft deze vordering echter direct na ontvangst van de dagvaarding op 6 november 2023 voldaan. De eiseres heeft haar vordering bij repliek verminderd en vorderde alleen nog de proceskosten.

De gedaagde voerde verweer tegen de gevorderde proceskosten, stellende dat hij de aanmaningen niet had ontvangen omdat deze naar een oud adres waren gestuurd. Hij bevond zich in een stressvolle periode en had gehoopt dat de eiseres hem eerst een aanmaning had gestuurd voordat zij overging tot dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op de hoogte was van zijn betalingsverplichtingen en dat de eiseres hem voldoende had gewaarschuwd. De kantonrechter wees de proceskosten gedeeltelijk toe, omdat de eiseres de gedaagde onjuist had geïnformeerd over de te betalen kosten om een rechtszaak te voorkomen.

De kantonrechter concludeerde dat de kosten voor griffierechten nodeloos waren gemaakt en dat de gedaagde alleen de proceskosten van € 339,84 diende te betalen, bestaande uit de kosten van de dagvaarding en het salaris van de gemachtigde. De eiseres werd veroordeeld tot betaling van deze proceskosten, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10821694 UC EXPL 23-8186 aw/1370
Vonnis van 13 maart 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V., handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 5 producties is op 3 november 2023 bij [gedaagde] bezorgd,
  • [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord),
  • daarna heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd (conclusie van repliek). Zij heeft productie 6 bijgevoegd en haar eis verminderd,
  • [gedaagde] heeft als laatste schriftelijk gereageerd (conclusie van dupliek),
  • vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen. De vonnisdatum is (nader) bepaald op vandaag.

2.Waar het om gaat

2.1.
[gedaagde] heeft in mei 2022 met [eiseres] een overeenkomst gesloten die inhoudt dat hij tegen betaling gebruik kan maken van auto’s die [eiseres] aan hem ter beschikking stelt. De abonnementskosten en de ritprijs worden maandelijks aan [gedaagde] gefactureerd. [gedaagde] heeft een aantal facturen van [eiseres] niet (op tijd) betaald. Er is een bedrag van € 2.677,28 onbetaald gebleven. De incassogemachtigde van [eiseres] heeft aan [gedaagde] herhaaldelijk aanmaningen verstuurd per post, naar het bij [eiseres] bekende woonadres van [gedaagde] in [plaats] . Ook heeft zij aanmaningen per e-mail verstuurd naar het e-mailadres dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst heeft opgegeven en zijn er aanmaningen per sms verstuurd. Alle aanmaningen zijn in 2022 verstuurd. De laatste aanmaning dateert van 15 november 2022.
2.2.
Omdat betaling uitbleef heeft [eiseres] [gedaagde] ongeveer een jaar na de laatste aanmaning, namelijk op 3 november 2023, gedagvaard om op 6 december 2023 te verschijnen voor de kantonrechter. [eiseres] heeft gevorderd dat [gedaagde] aan haar zal betalen een bedrag van in totaal € 3.302,64 (€ 2.677,28 openstaande facturen + € 152,12 verschenen wettelijke rente + € 473,24 buitengerechtelijke incassokosten) vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 3 november 2023 en de proceskosten. Kort na het uitbrengen van de dagvaarding, namelijk op 6 november 2023, heeft [eiseres] van [gedaagde] € 3.302,64 ontvangen. [eiseres] heeft haar vordering bij repliek met dat bedrag verminderd en vordert alleen nog betaling van de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde betaling van proceskosten. Hij stelt dat hij de aanmaningen niet heeft ontvangen omdat deze zijn verstuurd naar een oud adres. Hij zat destijds in een erg stressvolle periode zonder geld, werk en vaste verblijfplaats waardoor hij zich niet bezig heeft kunnen houden met zijn mail of betalingen. Daardoor heeft hij meerdere schulden gekregen die hij nog steeds aan het aflossen is. [eiseres] is hem daarbij ontschoten. Een jaar later ontvangt hij plotseling van [eiseres] een dagvaarding op zijn nieuwe adres. Hij vraagt zich af waarom [eiseres] niet eerst een aanmaning heeft gestuurd, dat had voor beide partijen kosten kunnen voorkomen. Hij heeft het totaalbedrag genoemd in de dagvaarding direct betaald, namelijk de openstaande facturen en alle genoemde extra kosten. Hij hoopte daarmee zijn schuld afgelost te hebben en niet bij de kantonrechter te hoeven komen. Tot zijn schrik werd er door [eiseres] een dag na de betaling nog eens € 812,00 extra geëist per e-mail. Dat bedrag was niet in de dagvaarding genoemd in de opsomming van het totaalbedrag. Hij vindt het niet rechtvaardig dat dit bedrag achteraf nog extra van hem gevraagd wordt. Hij heeft de schuld namelijk direct na de dagvaarding betaald en op die manier krijgt hij er alleen maar extra schulden bij. Hij vraagt de kantonrechter daarom de vordering van [eiseres] tot betaling van proceskosten af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] al betaald. De kantonrechter hoeft alleen te beslissen over de proceskosten. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de proceskosten slechts gedeeltelijk toe te wijzen. De motivering van die beslissing luidt als volgt.
3.1.1.
[gedaagde] stelt dat de eind 2022 verstuurde aanmaningen naar een oud adres zijn verstuurd. Dit kan [gedaagde] in dit geval niet aan [eiseres] tegenwerpen, dat komt voor zijn rekening en risico. Hij heeft namelijk niet gesteld dat hij zijn nieuwe adres aan [eiseres] heeft doorgegeven. Daarnaast heeft [eiseres] eind 2022 ook aanmaningen aan [gedaagde] verstuurd per e-mail en sms, waarvan hij de ontvangst niet heeft betwist.
3.2.
[gedaagde] verwijt [eiseres] verder dat zij hem pas een jaar na het versturen van de aanmaningen met een dagvaarding heeft overvallen waardoor onnodig proceskosten zijn gemaakt. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hij de proceskosten niet verschuldigd is. [eiseres] heeft [gedaagde] verschillende malen gewezen op het feit dat hij de vordering nog moest betalen. [gedaagde] moet hier dus van op de hoogte zijn geweest, maar is niet overgegaan tot betaling. Hoewel er wat langere tijd overheen is gegaan voor [eiseres] is overgegaan tot dagvaarding, kan niet gezegd worden dat [gedaagde] niet gewaarschuwd was.
3.3.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 3 november 2023 gedagvaard. [gedaagde] heeft gesteld dat hij de dagvaarding op 5 november 2023 heeft aangetroffen en toen de hoofdsom meteen heeft betaald. [eiseres] heeft erkend dit bedrag op 6 november 2023 te hebben ontvangen. Naar [gedaagde] heeft gesteld heeft [eiseres] (of haar gemachtigde) daarna aan [gedaagde] gevraagd om een extra betaling van € 812,00. Dit heeft [eiseres] volgens [gedaagde] gevraagd op de dag nadat de betaling had plaatsgevonden. [eiseres] heeft dat niet betwist. Dat volgens [eiseres] extra te betalen bedrag kan de kantonrechter niet plaatsen. [eiseres] stelt dat zij recht had op vergoeding van de kosten van de dagvaarding en 1 punt van het toepasselijke liquidatietarief voor het salaris gemachtigde. Maar dat zou neerkomen op een aanzienlijk lager bedrag, namelijk € 339,84 (€ 107,84 dagvaarding + € 232,00 salaris gemachtigde, volgens het destijds geldende liquidatietarief). Het lijkt erop dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft gevraagd om, ter voorkoming van een rechtszaak, ook het griffierecht te betalen. Dat is niet terecht. Dat zijn namelijk geen kosten die [eiseres] maakt als [gedaagde] aan haar vóór de eerstdienende dag (dat was in dit geval 6 december 2023) de kosten van de dagvaarding en het salaris gemachtigde betaalt. In dat geval had de rechtszaak niet door hoeven te gaan. [eiseres] had de dagvaarding nog vóór de eerstdienende dag kunnen intrekken en was dan aan de rechtbank geen griffierecht verschuldigd geweest. De kantonrechter concludeert dat [eiseres] , of haar gemachtigde, [gedaagde] na het uitbrengen van de dagvaarding op dit punt niet goed heeft geïnformeerd over wat hij moest doen om voortzetting van de rechtszaak te voorkomen.
3.4.
De kantonrechter vindt daarom dat het ervoor gehouden moet worden dat de kosten voor wat betreft de griffierechten nodeloos gemaakt zijn. [gedaagde] zal daarom niet worden veroordeeld deze kosten aan [eiseres] te betalen. De door [gedaagde] te betalen proceskosten worden daarom beperkt tot het eerdergenoemde bedrag van € 339,84 (€ 107,84 dagvaarding + € 232,00 salaris gemachtigde, volgens het destijds geldende liquidatietarief).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op € 339,84;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.