3.4Verweerder heeft openbaarmaking van de aanvullende documenten 38 t/m
68 geheel of gedeeltelijk geweigerd op grond van de artikel 5.1, tweede lid, onder e, artikel 5.1, tweede lid, onder i, en artikel 5.2, tweede lid, van de Wet open overheid (Woo). Verder bevatten de documenten informatie die reeds bij het primaire besluit of bij het bestreden besluit 1 openbaar is gemaakt, zodat verweerder op grond van de Woo niet is gehouden om die (nogmaals) openbaar te maken. Voor het overige heeft verweerder het bestreden besluit 1, met verbetering van de motivering, gehandhaafd.
4. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
5. Eiser voert in de zienswijze tegen het bestreden besluit 2 aan dat de nieuwe zoekslag van verweerder naar de Wob-documenten onvoldoende is. Volgens eiser is ten onrechte een aanvullende zoekslag verricht in plaats van een geheel nieuwe zoekslag, zoals in de tussenuitspraak is opgedragen. Daarbij vindt eiser dat niet inzichtelijk is gemaakt welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd en welke vragen zijn gesteld aan welke personen. Er is enkel benoemd welke zoektermen “onder meer” zijn gebruikt waarmee onduidelijk is of er nog meer zoektermen zijn gebruikt en zo ja, welke zoektermen dat zijn. Daarbij had verweerder ook op de zoekterm ‘ [B] ’ moeten zoeken om meer informatie over diens onderzoeksrapport te kunnen achterhalen. Volgens eiser heeft verweerder niet mogen aannemen dat Webex automatisch de chat-geschiedenis verwijdert, omdat de gebruiker wordt gevraagd of de chat-geschiedenis moet worden opgeslagen of niet. Volgens eiser is het wissen van die informatie niet in het belang van de openbaarheid op grond van de Woo.
6. Verweerder stelt zich in reactie op de zienswijze op het standpunt dat wel degelijk een volledig nieuwe zoekslag is verricht naar de onder het Wob-verzoek vallende documenten. Deze nieuwe zoekslag is een “aanvullende” zoekslag genoemd, omdat het een aanvulling betreft op de reeds verrichte zoekslagen. Verweerder heeft gemotiveerd welke personen zijn ondervraagd, welke zoektermen zijn gebruikt en welke vraag aan hen is meegegeven. De betrokken RIVM-medewerkers hebben de instructie gekregen om, onder meer, de volgende zoektermen te hanteren bij het zoeken naar de documenten: ‘signaaltekst’, ‘granuliet’ en ‘signalering’. Daarnaast is aan hen gevraagd om alle informatie aan te leveren die met gebruik van deze zoektermen is aangetroffen. Deze informatie is vervolgens beoordeeld en openbaargemaakt, aldus verweerder.
7. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij, in aanvulling op de vorige zoekslag, een nieuwe zoekslag naar de Wob-documenten heeft gedaan. Verweerder heeft - zoals hiervoor vermeld - in het bestreden besluit 2 uiteengezet dat en hoe de aanvullende zoekslag is verricht naar informatie die zich binnen het RIVM over de signaaltekst bevindt. Verweerder heeft in dat kader alle redactieleden en VSP-experts verzocht om hun e-mailbox, WhatsApp-geschiedenis en (andere) chatgeschiedenis te doorzoeken op informatie die betrekking heeft op de signaaltekst. Verder is de e-mailbox doorzocht van het e-mailadres waarop het RIVM vragen van gebruikers van de website ontvangt. Voorts is op de server van het RIVM een bestandsmap doorzocht die juli 2020 is aangemaakt om binnen het RIVM kennis uit te wisselen met betrekking tot granuliet. De informatie over dit onderwerp/dossier is opgeslagen in die daarvoor bestemde bestandmap. Verder heeft verweerder toegelicht dat de RIVM-medewerkers desgevraagd hebben aangegeven dat er, afgezien van de bestandsmap, geen (andere) informatie over granuliet op de server van het RIVM beschikbaar is. In dat verband hebben zij verklaard dat de vaste werkwijze bij het bodemteam van het RIVM is dat per onderwerp, in dit geval het onderwerp granuliet, een bestandsmap wordt aangemaakt en gebruikt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe zoekslag van verweerder naar aanleiding van het Wob-verzoek, gelet op de hiervoor weergegeven toelichting, voldoende inzichtelijk en volledig is. De bij de zoekslag gebruikte zoektermen ‘signaaltekst’, ‘granuliet’ en ‘signalering’ bevatten de voornaamste kenmerken van het Wob-verzoek, zodat aannemelijk is dat de daarmee gevonden documenten volledig zijn. De opmerking van eiser dat verweerder de instructie heeft gegeven om ‘onder meer’ genoemde zoektermen te hanteren, maakt, anders dan eiser stelt, niet dat de zoekslag onvolledig is geweest. De woorden ‘onder meer’ zijn alleen gebruikt om aan te geven welke instructies zijn gegeven aan medewerkers, dus ‘onder meer’ het verrichten van een zoekslag naar deze drie woorden. Dat niet ook afzonderlijk is gezocht op de naam ‘ [B] ’, maakt dat ook niet anders, omdat die naam in documenten altijd in combinatie met granuliet zal voorkomen. Daarmee is niet aannemelijk dat een zoekslag op alleen de naam ‘ [B] ’ zonder de zoekterm ‘granuliet’ meer documenten zou opleveren. Verweerder heeft met de gebruikte zoektermen voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Verder is duidelijk dat en welke vragen zijn gesteld aan de betrokken redactieleden en VSP-experts, waarvan verweerder hun namen, gelet op de tussenuitspraak, vertrouwelijk heeft mogen houden.
9. Over de beroepsgrond van eiser dat het wissen van de chatgeschiedenis van Webex-meetings niet in het belang is van de openbaarheid en transparantie van overheidsinformatie, overweegt de rechtbank als volgt.
10. Zoals volgt uit rechtspraakheeft een bestuursorgaan na indiening van een verzoek om openbaarmaking van documenten niet de vrijheid om documenten, waarop dat verzoek betrekking heeft, te vernietigen. Vanaf dat moment dient het behoud daarvan volledig te worden gewaarborgd. Een bestuursorgaan dient dan ook na de indiening van een verzoek om informatie op grond van de Wob de documenten waarop dat verzoek ziet, te bewaren. Dit betekent dat verweerder vanaf de datum van het Wob-verzoek met het wissen van de chatgeschiedenis van meetings in het Webex programma heeft gehandeld in strijd met zijn bewaarplicht. Verweerder was verplicht om bij de vervanging van het Webex programma op 19 maart 2022 alle informatie in de accounts van de RIVM-medewerkers van Webex die mogelijk onder de reikwijdte het Wob-verzoek vielen, te verzamelen en (laten) veiligstellen dat die informatie niet verloren zou gaan. Nu de informatie is gewist, heeft verweerder er onvoldoende op toegezien dat deze niet werd vernietigd. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat verweerder in voldoende mate heeft voldaan aan zijn bewaarplicht. Deze beroepsgrond slaagt. De gevolgen hiervan bespreekt de rechtbank hierna onder punt 15.
Informatie over de vergadering met VSP-experts
11. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat uit de nieuwe zoekslag geen aanvullende documenten over de vergadering met VSP-experts van 26 oktober 2020 zijn voortgekomen. Eiser vindt het onvoorstelbaar dat er van een dergelijke belangrijke vergadering met vele deelnemers, geen enkel digitaal spoor te vinden is, al zijn het maar agenda’s of uitnodigingen (met agendapunten) die zijn rondgestuurd aan de deelnemers. Het overleg met de VSP-experts is immers cruciaal geweest voor het opstellen van signaaltekst, zodat het volgens eiser niet voor de hand ligt dat dergelijke belangrijke informatie bij het RIVM alleen mondeling is besproken. Het is verder onduidelijk of het directielid dat bij deze vergadering aanwezig was en de informatie over dit overleg heeft doorgegeven ook is bevraagd in het kader van de aanvullende zoekslag. Volgens eiser is de nieuwe zoekslag ook daarom onvolledig.
12. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft reeds op zitting naar voren gebracht dat de vergadering met VSP-experts niet is genotuleerd en dat de inhoud van de vergadering door een directielid mondeling aan collega’s (de redactieleden) is doorgegeven. In het kader van de nieuwe zoekslag heeft verweerder zekerheidshalve nogmaals navraag gedaan bij VSP-experts of zij over documenten over de vergadering van 26 oktober 2020 beschikken. In reactie daarop hebben de VSP-experts wederom aangegeven dat er geen documenten over deze vergadering beschikbaar zijn omdat de vergadering niet is genotuleerd en de inhoud van de vergadering mondeling aan hun collega’s is doorgegeven. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze mededeling van verweerder te twijfelen. Dit onderzoek betrof ook de e-mailboxen waaruit eventuele vergaderverzoeken voor de VSP vergadering naar voren hadden kunnen komen, hetgeen niet het geval is geweest. Eisers stelling dat onduidelijkheid is of ook het bij de vergadering met de VSP-experts betrokken directielid is bevraagd, maakt dit niet anders. De rechtbank ziet in het dossier en de geheime stukken geen aanknopingspunten waarom dit directielid in aanvulling op de nieuwe zoekslag nog apart bevraagd had moeten worden. Dit te meer omdat uit het dossier blijkt dat ook het voor de website verantwoordelijke redactielid bij de vergadering aanwezig was. De mededeling van verweerder dat er geen documenten over de vergadering met VSP-experts onder hem berusten die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, is daarom niet ongeloofwaardig.
Het onderzoeksrapport van de heer [B]
13. Eiser voert aan dat hij niet kan controleren of de zoekslag naar het onderzoeksrapport van de heer [B] deugdelijk is verricht. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 medegedeeld dat de nieuwe zoekslag drie aanvullende documenten (e-mails) heeft opgeleverd, waarin het onderzoek van de heer [B] voorkomt. Het betreft de e-mailwisselingen die als documenten 41, 42 en 43 op de inventarislijst vermeld staan. Documenten 41 en 42 zijn e-mailwisselingen van 25 september 2020, waarin RIVM-medewerkers hun visie op het rapport van de heer [B] geven. Document 43 betreft een e-mail van een RIVM-medewerker van 2 oktober 2020, waarin wordt gesignaleerd dat de heer [B] op 14 oktober 2020 een technische briefing zal verzorgen aan Kamerleden. Verweerder heeft medegedeeld dat er geen andere informatie over het rapport van de heer [B] in de betreffende periode onder hem berust. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze mededelingen van verweerder te twijfelen. Zoals hiervoor is geoordeeld, is niet aannemelijk dat een zoekslag op alleen de naam ‘ [B] ’ meer documenten zal opleveren. Van een gebrekkige zoekslag op dit punt is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Conclusie over de zoekslag
14. De rechtbank ziet geen grond voor de conclusie dat de door verweerder verrichte aanvullende zoekslag onvoldoende, dan wel onvolledig is geweest. Verweerder heeft daarbij de informatie genoemd in de tussenuitspraak onder de punten (ii) en (iii) betrokken. Verweerder heeft verder betrokken de reactie van het ministerie van IenW op de e-mail van 26 oktober 2020 en eventuele daarop volgende communicatie, zoals opgedragen onder punt (i) van de tussenuitspraak. Verweerder heeft bij zijn nieuwe zoekslag een reactie van IenW op de afwijzing van het tekstvoorstel aangetroffen en die reactie als document 50 alsnog openbaar gemaakt. Ten slotte heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd op welke wijze en met welke zoektermen hij de nieuwe zoekslag heeft verricht en hoe hij heeft bepaald of er informatie ten aanzien van ad (i) tot en (iii) aanwezig is. Hiermee heeft verweerder voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak en zijn hiervoor genoemde gebreken met het bestreden besluit 2 hersteld.
15. Zoals volgt uit punt 10 heeft verweerder niet voldaan aan zijn bewaarplicht en is het beroep tegen het bestreden besluit 2 daarom gegrond. Dat besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Nu verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de vervanging van het Webex programma nu niet meer beschikt over de (gewiste) Webex informatie uit de periode waarop het Wob-verzoek ziet, beoordeelt de rechtbank hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 geheel of gedeeltelijk in stand kunnen blijven.
Is openbaarmaking van aanvullende informatie terecht (deels) geweigerd?
16. Op 1 mei 2022 is de Wooin werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Nu het bestreden besluit 2 na 1 mei 2022 is genomen, is hierop de Woo van toepassing.