Overwegingen
1. De verleende omgevingsvergunning is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is vervallen. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet blijkt dat het oude recht van toepassing blijft op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend.
2. Het college heeft tijdens de bezwaarprocedure de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) verzocht advies uit te brengen over de bij de vergunningaanvraag gevoegde geluidsberekening ‘Warmtepomp aan [adres 1] ’. De ODRU heeft een controleberekening uitgevoerd, waaruit is gebleken dat de beoogde warmtepomp-buitenunit aan de geluidseisen voldoet, maar alleen als in de gehele avond en nachtperiode gebruik wordt gemaakt van de stille instelling. Het college heeft op advies van de commissie bezwaarschriften zijn eerdere besluit gedeeltelijk herroepen en de volgende voorwaarde aan de omgevingsvergunning toegevoegd: ‘De warmtepomp mag in de avond + nachtperiode (19-7 uur) uitsluitend gebruik gemaakt worden met de stille instelling (Silent Mode)’
3. Eiser woont naast vergunninghouder en is het om verschillende redenen niet eens met de plaatsing van de warmtepomp op de vergunde locatie. Het college ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen op de verleende omgevingsvergunning met de daaraan verbonden voorwaarde dat de warmtepomp in de gehele avond en nachtperiode gebruik moet maken van de Silent Mode.
4. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de warmtepomp op dit moment op de grond in de achtertuin staat, maar dat hij vanwege de beperkte ruimte in de tuin bij voorkeur de warmtepomp wel zou willen plaatsen op de vergunde plek. Eisers wens is dat de warmtepomp blijft staan waar die nu staat, omdat er dan minder (contact)geluid is en geen kans op trillingen en trillingsschade. Het college heeft vergunninghouder in overweging gegeven om de huidige - vergunningvrije - locatie in de achtertuin aan te houden of na te denken over een andere plek waar de warmtepomp energiezuiniger werkt dan de vergunde plek. De warmtepomp zal op de vergunde plek met de silent modus in de avond niet optimaal werken, want juist dan zal warmte nodig zijn in de woning.
5. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van wat eiser over de vergunning naar voren heeft gebracht.
Beoordeling van het geschil
Verwijzing naar bezwaarschrift
6. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn beroepschrift een verwijzing heeft opgenomen naar zijn bij het college ingediende bezwaarschrift. De rechtbank stelt voorop dat een enkele verwijzing naar het eerder ingediende bezwaarschrift onvoldoende is om als beroepsgrond aan de merken. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele verwijzing naar het ingediende bezwaarschrift in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank gaat daarom alleen in op de gronden die eiser concreet tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Installatievoorschriften buitenunit
7. Eiser stelt dat de opstelplaats van de buitenunit, waarvoor de vergunning is aangevraagd en verleend, niet voldoet aan de opstelvoorschriften van de fabrikant. De fabrikant raadt het ook af om de warmtepomp op de silent modus te zetten, omdat de warmtepomp dan onvoldoende vermogen zal leveren.
8. De rechtbank merkt hierover op dat de opstelvoorschriften van de fabrikant geen toetsingskader zijn voor het college. Het college moet toetsen aan het Bouwbesluit. Het college heeft dat gedaan en heeft aan de hand van de door vergunninghouder ingediende stukken en na inwinnen van advies van de ODRU beoordeeld dat aannemelijk is dat aan de voorschriften van het Bouwbesluit is voldaan. Voor zover eiser vreest dat de warmtepomp op een andere - niet vergunningvrije - plek en of op een andere wijze wordt geplaatst dan vergund, dan kan eiser een verzoek om handhaving indienen.
Vrees voor contactgeluid en trillingen als gevolg van de bouwkundige staat van de woning
9. Eiser vreest dat het college bij de vergunningverlening voor de plaatsing op het platte dak geen rekening heeft gehouden met de bouwkundige en constructieve staat van de woning en zijn woning. Het gaat om drie naast elkaar staande huizen die rond 1933 zijn gebouwd. De woningen zijn niet onderheid en beschikken over houten vloeren en de gordingen en de balken zijn met elkaar verbonden. Vanwege plaatsing op de vergunde locatie - houten dakvloer die gekoppeld is aan het dak en de eerste houten verdiepingsvloer die weer gekoppeld is aan eisers dakconstructie en vloer - is de kans zeer groot dat contactgeluiden en trillingen ontstaan en daaruit voortvloeiend trillingschade. De opgestelde geluidsberekening voldoet niet aan de door de overheid uitgegeven richtlijn met betrekking tot de geluidseisen van warmtepompen. Ook ontbreekt een toets aan contactgeluid.
10. De rechtbank stelt voorop dat in het Bouwbesluit de bouwtechnische vereisten voor bouwwerken staan. Het college moet een aanvraag om een omgevingsvergunning toetsen aan het Bouwbesluit. Het is vaste rechtspraak dat die toets een aannemelijkheidstoets is. Het college komt bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan.
11. Wat eiser naar voren heeft gebracht over contactgeluid geldt dat contactgeluid een vorm van geluid is en dat in het Bouwbesluit geluidseisen worden gesteld aan het geluidsniveau binnen de woning (vanwege de binnenunit en leidingen) en aan het geluidsniveau op de perceelgrens bij naastgelegen woningen en/of bij positie op deuren en te openen ramen bij omliggende woningen (vanwege de buitenunit).
In dit geval heeft op verzoek van het college de ODRU de overgelegde geluidsberekening van vergunninghouder beoordeeld en ook een controleberekening uitgevoerd. De controleberekening is toegelicht in het advies en de conclusie van de ODRU is dat de beoogde warmtepomp-buitenunit aan de geluidseisen voldoet mits aan de voorwaarde wordt voldaan dat in de gehele avond en nachtperiode gebruik wordt gemaakt van de stille instelling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college na heroverweging in bezwaar en onder verwijzing naar het overgelegde advies voldoende gemotiveerd dat aannemelijk is dat met de opgenomen voorwaarde aan het Bouwbesluit voldaan is.
Het is vervolgens aan vergunninghouder om aan de gestelde eisen te voldoen. Bij niet nakoming kan eiser het college verzoeken om handhaving indienen.
12. Het college heeft verder gesteld dat voor installaties in het Bouwbesluit geen geluidsvoorschriften voor trillingen zijn opgenomen. De ODRU heeft dat ook opgemerkt in de adviezen.
Geen geluidsberekening op dichtstbijzijnde locatie op de perceelgrens
13. Volgens eiser ontbreekt een berekening waaruit blijkt dat de maximum toegestane geluidswaarde niet overschreden wordt op de locatie op de perceelgrens die zich het dichtst bij de warmtepomp bevindt. Daarbij wijst hij erop dat de perceelgrens midden door de woning scheidende wand loopt.
14. De ODRU geeft in zijn advies weer dat in de geluidsberekening die door vergunninghouder is overgelegd de geluidsniveaus op de perceelgrens met eisers woning en op twee extra ontvangposities berekend en getoetst zijn. De ODRU heeft die berekening gecontroleerd en daarin aanleiding gezien ook een eigen berekening uit te voeren. Daaruit blijkt afdoende dat de geluidsniveaus op de buitenperceelgrens zijn betrokken en getoetst. De enkele stelling van eiser dat dit onvoldoende is, is geen grond om te oordelen dat het college de vergunning had moeten weigeren. Indien de warmtepomp op de vergunde plek in werking is en volgens eiser het maximum toegestane geluidsniveau wordt overschreden, zou in het kader van een handhavingsverzoek een meting plaats kunnen vinden.
Onvoldoende en onvolledig getoetst aan het Bouwbesluit
15. Eisers betoog dat niet volledig getoetst is aan het Bouwbesluit slaagt niet. Eiser wijst vooral op de technische bouwvoorschriften, de voorschriften over veilig onderhoud en de voorschriften inzake installatie.
Zoals hiervoor is overwogen hoeft het college niet aan te tonen dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom hij vindt dat aannemelijk is dat de warmtepomp aan het Bouwbesluit voldoet.
Daar komt bij dat de door eiser aangehaalde artikelen uit het Bouwbesluit zien op veiligheid van gebouwen en nieuwbouw. Daarvan is hier geen sprake.
De instelling Silent modus is niet controleerbaar en niet uitvoerbaar
16. Eiser betoogt dat de gestelde voorwaarde niet uitvoerbaar is. De fabrikant raadt immers die instelling af, omdat de warmtepomp dan niet optimaal werkt. Ook is de voorwaarde niet te controleren en dus niet te handhaven.
17. Dit betoog slaagt niet. Op zitting is besproken dat bekend is dat de silent modus maakt dat de warmtepomp niet optimaal zal werken. Juist daarom is vergunninghouder meegegeven om te kijken naar een andere betere locatie. Dat de fabrikant het gebruik van de silent modus zou afraden, maakt niet dat het college om die reden de vergunning niet had mogen verlenen. Verder heeft de gemachtigde van het college op zitting bevestigd dat het college het naleven van de voorwaarde door vergunninghouder wel degelijk kan controleren en dat dus gehandhaafd kan worden indien blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde.
Geen vergunning voor de wijziging van de warmte installatie binnen de woning
18. Eiser wijst er ook op dat vergunninghouder binnen de woning allerlei wijzigingen heeft moeten aanbrengen aan de bestaande verwarmings- en warmwater-installatie en dat dit zonder vergunning is uitgevoerd.
19. De rechtbank merkt daarover op dat het college gehouden is om te beslissen op de aanvraag van de vergunninghouder. Die aanvraag ziet niet op mogelijke wijzigingen aan de warmte-installaties binnen de woning. Het college heeft dit dus terecht niet betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Aan de rechtbank ligt de omgevingsvergunning voor de warmtepomp met buitenunit voor. Zij kan in deze procedure dus niet beoordelen of vergunninghouder een omgevingsvergunning had moeten vragen voor de wijzigingen binnenshuis De rechtbank beoordeelt deze beroepsgrond daarom niet.
Advies welstandscommissie is onvoldoende concreet en onduidelijk
20. Eiser vindt dat het advies van de welstandscommissie niet strookt met de uitgangspunten zoals gesteld in de nota Ruimtelijke kwaliteit en vindt het advies niet duidelijk. Het advies roept bij eiser allerlei vragen op.
21. De commissie Ruimtelijke Kwaliteit 5HL heeft op 2 maart 2023 geconcludeerd dat het plan niet strijdig is met redelijke eisen van welstand mits de buitenunit in een volledige donkere kleur wordt uitgevoerd, zodat van een voldoende terughoudend beeld sprake zal zijn. De commissie heeft daaraan als motivering ten grondslag gelegd dat de invloed op het straatbeeld beperkt zal zijn, gezien de positie midden op het platte dak met voldoende afstand tot de dakranden. De unit speelt wel een rol in het daksilhouet. Maar met een volledig donkere kleur zal het beeld rustiger worden en de unit een passender karakter van een schoorsteen krijgen.
22. De rechtbank stelt voorop dat, hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, hij op dat advies mag afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende – zoals eiser – een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. Eiser heeft geen tegenadvies van een deskundige overgelegd. Wat eiser heeft aangevoerd, zijn diverse vragen en die bieden naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het welstandsadvies, de begrijpelijkheid en de getrokken conclusie. Ook heeft eiser niet concreet gemaakt waarom het advies in strijd is met de nota Ruimtelijke kwaliteit. Het college mocht dus op dit advies afgaan.