ECLI:NL:RBMNE:2024:1802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
16/336964-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door achteruitrijden met bestelauto met openstaand portier

Op 27 december 2022 in Zeist heeft de verdachte met een bestelauto, terwijl het portier openstond, achteruit gereden met het slachtoffer tussen de auto en het openstaande portier. Het slachtoffer is hierdoor ten val gekomen en vervolgens door de verdachte overreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft willen veroorzaken, maar wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het beroep op noodweer en putatief noodweer is verworpen, omdat er geen sprake was van een dreigende situatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de jonge leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/336964-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Ariese en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht en namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 27 december 2022 te Zeist heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door met een bestelauto over hem heen te rijden;
subsidiairop of omstreeks 27 december 2022 te Zeist aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiairop of omstreeks 27 december 2022 te Zeist heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij voert aan dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] , omdat verdachte met zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit integrale vrijspraak van het ten laste gelegde feit en voert het volgende aan. Primair is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de feitelijke handelingen en voor het ontstaan van het letsel ten gevolge van die handelingen. Volgens de raadsman zijn er meerdere aanwijzingen te vinden voor een alternatief scenario, waaruit volgt dat er meer is voorgevallen en dat het letsel kan verklaren. Subsidiair ontbreekt het (voorwaardelijk) opzet. Uit het dossier komt niet naar voren dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden dan wel dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte
Op 27 december 2022 was ik te Zeist. Ik reed achteruit in de door mij bestuurde bestelauto VW Caddy terwijl [slachtoffer] tussen mij en het geopende portier van de VW Caddy stond. Ik heb een bocht achteruit gemaakt en ben daarna vooruit weggereden. Ik wilde weg van die plek. Ik denk wel dat ik hard achteruit reed. [2]
De verklaring van [slachtoffer]
Op een gegeven moment deed hij met zijn rechterhand de schakelbak in zijn achteruit.
Ik kwam voluit tegen de deur. Ik viel op de grond. Hij wou die auto keren omdat daar ook een container zit ergens. Hij is over mij heen gereden […] ik bleef hangen onder de auto. Die banden bleven spinnen dat hoorde ik en ik hoorde alles kraken. Daarna is hij weggereden. [3]
Een letselrapportage betreffende [slachtoffer]
Gemelde toedracht: Ik was op 27-12 buiten en werd 2 maal overreden door een auto. [4]
[…]
Beoordeling
samenvatting letsel:
1. Uitgebreid aangezichts letsel met bovenkaaksfractuur en fractuur tussen aangezichtsskelet en schedelbasis; gebroken neus op meerdere plekken
2. Thoraxtrauma:
> klaplong beiderzijds, uitgebreid pneumomediastinum en tevens verdenking pneumopericard >Longcontusies in beide onderkwabben
> Ribfracturen (rechts 2,3,6,7, links: 1-7) beiderzijds (gebroken ribben) [5]
> Claviculafractuur beiderzijds (gebroken sleutelbeenderen)
> Verhoogd troponine post-trauma bij uitgebreid thoracaal letsel (troponine is een eiwit dat in ieder hart voorkomt. Bij schade aan het hart lekken deze eiwitten naar de bloedvaten met als gevolg een verhoogde troponineconcentratie in het bloed)
3. Subcapsulair hematoom van de lever, verdenking bijnier laceratie rechts.
4. Fractuur processus transversus Thl rechts en Th1.1 links
5. Contusie linker hand, rechter hand, linker knie
6. Multipele excoriaties
past de gemelde toedracht bij het letsel: goed. [6]
Lichaamsdeel: linkerarm
Beschrijving: op linkerschouder een scherpbegrensde grillig gevormde beschadiging van de huid met korstvorming, afmetingen 4 x 2 cm. Ernaast is een scherpbegrensde rood-paarse verkleuring van de huid zichtbaar, bestaande uit naast elkaar staande rechthoekige verkleuringen met uitsparingen ertussen. Eromheen en ertussen is een grotere vaagbegrensde gele verkleuring van de huid zichtbaar, het is een genezende onderhuidse bloeduitstorting met daarin een patroonvormige bloeduitstorting.
Soort: bloeduitstorting.
Gemelde toedracht bij het letsel: overreden door auto.
Vraagstelling: kan het patroon van de bloeduitstorting passend zijn bij een bandenspoor?
Past gemelde toedracht bij letsel: goed.
Toelichting: het beschreven letsel op deze locatie is meer aannemelijk onder het scenario dat het toegebracht is door de toedracht zoals omschreven, ten opzichte van het scenario dat het letsel accidenteel is ontstaan. Het is goed mogelijk passend bij een bandenspoor. [7]
Medische informatie van [slachtoffer]
De heer [slachtoffer] heeft onderstaande operaties gehad in het UMC ziekenhuis, naar aanleiding van het geweldsdelict op 27/12/2022.

Op 28/12/2022 heeft hij onderstaande operaties ondergaan:
  • tweemaal een sleutelbeenoperatie;
  • operatie aan ribben waarbij ringen zijn geplaatst waardoor zijn ribben vast blijven zitten;
  • operatie aan twee klaplongen;
  • schade aan lever en nieren.
17/07/2023Operatie rechtersleutelbeen heeft men platen en schroeven geplaatst. In zijn linkersleutelbeen zijn tijdens de operatie de platen en schroeven verwijderd.
28/07/2023Operatie aan zijn gezicht om gedeeltelijk platen en schroeven te verwijderen.
04/10/2023Operatie aan zijn oogkas om plaat en schroeven te verwijderen. [8]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek
Op 27 december 2022 kwamen wij aan in Zeist. Op het wegdek van de parkeerplaats zagen wij bloedgelijkende sporen vanaf de ingang van de sporthal tot aan en in/op de dixi toilet. Zowel spatjes als poelen op bloed gelijkende sporen. Twee stukken van waarschijnlijk een kapotte zwarte jas zijn aangetroffen op de plaats-delict, alsook stukjes wol welke vastzaten aan stenen en een zwarte veter van vermoedelijk de jas. Er is een sleep- en bandenspoor te zien op het wegdek. Bij het begin/einde sleepspoor lagen op poelen bloed gelijkende sporen. Het sleepspoor is van rode en zwarte vezels en is circa 5 meter lang. Het slachtoffer droeg een zwarte jas met daaronder een rood kledingstuk. Het bandenspoor bevindt zich naast het sleepspoor en is circa 2,5 meter lang. [9]
4.3.2
Beoordeling van het handelen van verdachte
Wat vaststaat is dat verdachte de geparkeerde bestelauto achteruit reed, met openstaand portier, terwijl het slachtoffer [slachtoffer] tussen de auto en het openstaande portier stond. Het slachtoffer is daardoor ten val gekomen. Hierna is verdachte gekeerd met de bestelauto en is hij vooruit weggereden. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte daarbij over het slachtoffer heen is gereden en dat het slachtoffer onder de bestelauto van verdachte een eind is meegesleept waarna hij op de plaats delict is achtergebleven met ernstige verwondingen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij twee maal is overreden, maar dat hij twee maal is overreden wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het letsel van het slachtoffer is te verklaren vanuit het bewezen verklaarde scenario. Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat (een deel van het) letsel op een andere manier of door een ander incident is veroorzaakt. Zo is onduidelijk waar de melder zijn wetenschap op baseert als hij telefonisch tegen de politie zegt: “Die jongeman, hier naast mij, is helemaal onder het bloed, knock-out geslagen”. Bovendien heeft het slachtoffer steeds verklaard dat hij is overreden door de Caddy, zo ook tegen zijn broer die nog voor de politie ter plaatse was.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
4.3.2.1 Vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging tot doodslag en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood indien een persoon tussen een geopend bestuurdersportier en de auto staat en de bestuurder in die situatie met enige snelheid achteruit rijdt. Het is wel redelijkerwijs te verwachten dat die persoon geraakt zal worden door het portier en ook dat die persoon daardoor zal vallen. Maar de rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans (dat het een reële mogelijkheid is) dat een persoon op zodanige wijze tegen of onder de auto terechtkomt dat daardoor dodelijke verwondingen ontstaan. Verdachte is na het achteruit rijden vervolgens vooruit gereden waarbij de kans ontstond dat hij het slachtoffer zou kunnen raken, meesleuren of overrijden. De rechtbank neemt op basis van de bewijsmiddelen aan dat het slachtoffer zich op dat moment vlak voor of onder de auto bevond, waarna verdachte het slachtoffer heeft meegesleurd en heeft overreden. Op basis van het dossier kan de rechtbank echter niet vaststellen dat verdachte zich bewust was of moest zijn van waar het slachtoffer zich op dat moment bevond. In die situatie is dus, bij het vooruit wegrijden, weliswaar sprake van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk verwond zou raken, maar geen sprake van een bewuste aanvaarding daarvan door verdachte.
4.3.2.2 Bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is met enige snelheid achteruit gereden met een openstaand bestuurdersportier, terwijl het slachtoffer in dat openstaande portier stond. Hij moet geweten hebben dat het portier hem zou raken bij het achteruit rijden. Door zo te handelen heeft hij bewust aanvaard dat hij het slachtoffer omver zou rijden, waarbij de kans aanmerkelijk is dat het slachtoffer (al dan niet ongelukkig) op de harde stenen en/of tegen/onder de auto zo ten val zou komen dat deze daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit wordt onderstreept door zijn handelen daarna, namelijk vooruit rijden terwijl hij juist daarvoor het slachtoffer omver had gereden en zonder zich ervan te vergewissen dat het slachtoffer zich niet vlak voor of onder de auto bevond. Voorgaand handelen van verdachte kan naar uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden begrepen dan als gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In het handelen van verdachte dat daarop volgde ziet de rechtbank ook geen contra-indicaties. In tegendeel, verdachte heeft zich na het ten val komen van het slachtoffer geen enkel moment bekommerd om hem en is weggereden van de plaats delict.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn handelen dan ook voorwaardelijk opzet gehad op de zware mishandeling van het slachtoffer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 december 2022 te Zeist, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- (uitgebreid) aangezichtsletsel met bovenkaakfractuur en/of een fractuur tussen
het aangezichtsskelet en de schedelbasis en
- een gebroken neus en
- een klaplong (beiderzijds) en
- meerdere gebroken ribben en
- meerdere gebroken sleutelbeenderen en
- letsel aan de borstkas en borstholte en
- letsel aan de lever en
- meerdere wervelfracturen en
- meerdere kneuzingen,
heeft toegebracht door met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto met toenemende snelheid
achteruit te rijden (terwijl die [slachtoffer] tussen het geopende bestuurdersportier
en de deuropening van de door hem, verdachte, bestuurde bestelauto stond),
waardoor die [slachtoffer] is meegesleurd en ten val is gekomen en tijdens het keren en wegrijden (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) over het lichaam van die [slachtoffer] is heengereden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT EN VAN VERDACHTE

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat sprake is geweest van noodweer en verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De dreigende situatie vindt steun in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van verdachte op het feestje na het incident. Verder was het slachtoffer onder invloed van lachgas waardoor hij onvoorspelbaar gedrag vertoonde of kon gaan vertonen. Verdachte mocht op deze dreigende situatie reageren en kon hierbij niet anders handelen dan hij heeft gedaan. Subsidiair komt aan verdachte een beroep op noodweerexces toe indien de rechtbank oordeelt dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Verdachte had namelijk te maken met een dreigende man die het portier opentrok en met een lachgastank voor hem stond. Het gevolg daarvan is dat verdachte vanuit een hevige gemoedsbeweging heeft gehandeld die door de aanranding is ontstaan. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging dan wel worden vrijgesproken. Meer subsidiair is sprake van putatief noodweer indien de rechtbank oordeelt dat er geen noodweersituatie was. Gelet hierop moet verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Gezien de dreigende situatie, mocht verdachte ervan uitgaan dat hij zich moest verdedigen op de wijze zoals hij dat heeft gedaan.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces moet worden verworpen, omdat niet is gebleken dat er sprake was van een noodweersituatie en verdachte voldoende mogelijkheden had om zich te onttrekken aan de situatie. Ook het putatief noodweerverweer dient verworpen te worden, omdat ook niet aannemelijk is geworden dat sprake was enige dreiging met de lachgastank en medeverdachte hier verder niets over heeft verklaard.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer(exces)
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Daarvan is geen sprake. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het slachtoffer bij het geopende portier stond en verdachte heeft uitgebeeld hoe deze de lachgastank hoog geheven in de lucht in zijn handen vasthad. Dat het slachtoffer de lachgastank hoog geheven in de lucht vasthad, heeft verdachte pas ter terechtzitting voor het eerst verklaard. Die verklaring vindt geen steun in andere bewijsmiddelen en daar gaat de rechtbank dan ook niet vanuit. Tijdens het politieverhoor heeft verdachte alleen verklaard over dreigende woorden die het slachtoffer had geuit, namelijk dat hij kickbokser is en dat hij ‘zware’ jongens kende. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat het slachtoffer de lachgastank vasthield en dat verdachte bang was dat het slachtoffer de tank tegen zijn gezicht zou slaan. Verdachte heeft bij de politie echter niet verklaard over dat het slachtoffer dreigde met de tank of dat hij de tank geheven in zijn handen vasthad. Sterker nog, verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer eerst het portier opende. Gelet op het flinke gewicht van de lachgastank kan het slachtoffer niet tegelijkertijd het portier hebben geopend en de lachgastank boven zijn hoofd dreigend in de richting van verdachte hebben geheven. Bovendien heeft medeverdachte verklaard dat het slachtoffer de tank vasthad, maar niet dat daarmee gedreigd werd om verdachte te slaan. Het slechts vasthouden van een lachgastank door het slachtoffer levert geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op, waarop op deze manier had mogen worden gereageerd. Ook de teksten die het slachtoffer zou hebben gesproken en die verdachte als dreigend heeft ervaren, leveren op zichzelf geen noodweersituatie op. Het beroep op noodweer(exces) wordt verworpen, omdat de feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden.
Putatief noodweer
Van putatief noodweer is sprake wanneer een verdachte bij vergissing in de veronderstelling verkeerde dat hij zich mocht of moest verdedigen tegen (onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Een beroep op putatief noodweer slaagt als een verdachte verschoonbaar heeft gedwaald ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie. Daartoe dient vastgesteld te worden dat een verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze zoals hij heeft gedaan, omdat hij zich verontschuldigbaar het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
In dit verband overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat er voor verdachte objectief gezien aanleiding bestond te vrezen voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Alleen het uiten van dreigende woorden en onder invloed zijn van lachgas leidt er niet toe dat verdachte gerechtvaardigd mocht denken en veronderstellen dat hij werd aangevallen en zich mocht of moest verdedigingen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het slachtoffer alleen was terwijl verdachte in gezelschap was van een vriend van hem. Het beroep op putatief noodweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
(subsidiair)
zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 30 maanden, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen strafmaatverweer.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door met een geopend portier achteruit te rijden, te keren en vervolgens vooruit te rijden. Het slachtoffer, [slachtoffer] , is hierbij ten val gekomen en overreden door de bestelauto. Het slachtoffer heeft hierbij zeer zwaar lichamelijk letsel opgelopen en uit de slachtofferverklaring blijkt dat hij psychisch en lichamelijk nog veel last heeft van het bewezen verklaarde feit. Ter terechtzitting heeft verdachte uitgesproken dat hij het vervelend vindt dat het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen en hem een spoedig herstel toegewenst, maar de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich niet op 27 december 2022 heeft bekommerd om het slachtoffer. Verdachte is namelijk niet gestopt om te kijken waar het slachtoffer was of hoe het met hem ging. Verdachte is gewoon weggereden en heeft hem zwaar gewond en in hulpeloze toestand achtergelaten. Pas vier uur later heeft hij zich gemeld bij de politie omdat hij op internet had gelezen dat er iemand gewond was geraakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 25 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het voortgangsverslag over de toezicht van de reclassering van 1 maart 2024. Daaruit blijkt dat verdachte sinds 5 januari 2024 in een schorsingstoezicht bij de Reclassering loopt voor een andere strafzaak.
Het toezicht bevindt zich voornamelijk nog in de opstartfase en verdachte komt op zijn afspraken en/of zoekt overleg als hij te laat is of niet kan komen. Verdachte heeft een open houding maar wil zijn ouders niet bij het toezicht betrekken.
Op te leggen straf
De rechtbank acht, door de ernst van het bewezen verklaarde feit, zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. De reclassering heeft zich niet uitgelaten over het toepassen van het jeugdstrafrecht en de rechtbank ziet daar geen aanknopingspunten voor, maar de rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf wel rekening met zijn jonge leeftijd. Verdachte is een jongeman van 19 jaar en was ten tijde van het delict net 18 jaar zonder een strafblad. De rechtbank heeft daarom acht geslagen op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor zware mishandeling van meerderjarigen en jeugdigen. Volgens de vastgestelde oriëntatiepunten voor meerderjarigen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen). Volgens de vastgestelde oriëntatiepunten voor jeugdigen is jeugddetentie vanaf zes maanden het oriëntatiepunt voor het toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen. De rechtbank gaat uit van gebruik van een wapen, aangezien verdachte met een (met lachgastanks vol)geladen VW Caddy bestelauto over het slachtoffer is heengereden. Omdat het letsel is veroorzaakt door het overrijden van het slachtoffer, heeft de rechtbank ook acht geslagen op LOVS-oriëntatiepunten voor het veroorzaken van een ongeval. Volgens deze oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden het oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel en verdachte geen alcohol heeft gebruikt en een zeer hoge mate van schuld aan de orde is (de hoogste mate van schuld). Dit oriëntatiepunt is er alleen voor meerderjarigen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Deze straf valt een stuk lager uit dan de eis van de officier van justitie, aangezien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde en de hierboven genoemde oriëntatiepunten als vertrekpunt heeft genomen. De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht (8) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf e
en gedeelte van vier (4) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.A.T. Werner en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2024.
Mr. A.A.T. Werner is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 27 december 2022, te Zeist, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het
leven te beroven, met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto (met toenemende snelheid)
achteruit is gereden (terwijl die [slachtoffer] tussen het geopende bestuurdersportier
en de deuropening van de door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto zit/stond),
waardoor die [slachtoffer] is meegesleurd en/of (vervolgens) ten val is gekomen
en/of
- ( vervolgens) (tijdens het keren en/of wegrijden) meermalen, althans eenmaal, (vol
gas) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen en/of over het lichaam van die [slachtoffer]
(heen) is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 december 2022, te Zeist, althans in Nederland, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- ( uitgebreid) aangezichtsletsel met bovenkaakfractuur en/of een fractuur tussen
het aangezichtsskelet en de schedelbasis en/of
- een gebroken neus en/of
- een klaplong (beiderzijds) en/of
- een of meerdere gebroken rib(ben) en/of
- een of meerdere gebroken sleutelbeen(deren) en/of
- letsel aan de borstkas en/of borstholte en/of
- letsel aan de lever en/of
- een of meerdere wervelfractu(u)r(en) en/of
- een of meerdere kneuzing(en),
heeft toegebracht door met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto (met toenemende snelheid)
achteruit te rijden (terwijl die [slachtoffer] tussen het geopende bestuurdersportier
en de deuropening van de door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto zit/stond),
waardoor die [slachtoffer] is meegesleurd en/of (vervolgens) ten val is gekomen
en/of
- ( vervolgens) (tijdens het keren en/of wegrijden) meermalen, althans eenmaal, (vol
gas) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen en/of over het lichaam van die [slachtoffer]
(heen) te rijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 december 2022, te Zeist, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto (met toenemende snelheid)
achteruit is gereden (terwijl die [slachtoffer] tussen het geopende bestuurdersportier
en de deuropening van de door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto zit/stond),
waardoor die [slachtoffer] is meegesleurd en/of (vervolgens) ten val is gekomen
en/of
- ( vervolgens) (tijdens het keren en/of wegrijden) meermalen, althans eenmaal, (vol
gas) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen en/of over het lichaam van die [slachtoffer]
(heen) is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2023, genummerd PL0900-2022384198, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 288. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2024.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 224.
4.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde van 5 januari 2023, p. 183.
5.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde van 5 januari 2023, p. 184
6.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde van 5 januari 2023, p. 185.
7.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde van 5 januari 2023, p. 191.
8.Een geschrift, te weten een e-mail met daarin de medische informatie van het slachtoffer van 7 maart 2024, p. 2.
9.Een proces-verbaal van plaats delict ( [adres] ), p. 55.