ECLI:NL:RBMNE:2024:1800

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3452
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van België, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat hij van mening is dat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 10 maart 2023. De rechtbank Midden-Nederland, die de zaak in behandeling nam, ontving het beroep na doorverwijzing van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft overwogen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet in gebreke was. De beslistermijn voor de aanvraag eindigde op 10 september 2023, en de ingebrekestelling van eiser werd pas op 21 juli 2023 ontvangen, wat betekent dat de Belastingdienst nog binnen de termijn was om een beslissing te nemen. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet geldig was, en daarom het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] (België), eiser

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 10 maart 2023 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 22 augustus 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Rotterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiser te beslissen. [1]
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [4]
4. In het verweerschrift stelt verweerder dat er geen sprake is van niet tijdig beslissen ten tijde van de ingebrekestelling. Eiser heeft op 10 maart 2023 aangemeld voor de integrale herbeoordeling. Bij brief van 6 april 2023 heeft verweerder de ontvangst van deze aanmelding bevestigd. De beslistermijn eindigde op 10 september 2023 en is door verweerder bij brief van 17 augustus 2023 verlengd met 6 maanden. Verweerder had dus nog tot 10 maart 2024 de tijd om een beslissing te nemen. De ingebrekestelling is door verweerder ontvangen op 21 juli 2023, dat is voor het einde van de beslistermijn.
5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verweerder op 21 juli 2023 nog niet te laat was met beslissen en dus niet in gebreke was. De ingebrekestelling is niet geldig. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.