ECLI:NL:RBMNE:2024:1786
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet en verzoeken tot vergoedingen en salaris
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder]. De werknemer was op 20 februari 2023 in dienst gekomen met een arbeidsovereenkomst voor zes maanden, die later werd verlengd. Op 1 november 2023 gaf de werkgever mondeling ontslag op staande voet aan de werknemer wegens een incident op de werkvloer, waarbij de werknemer de werkgever zou hebben geslagen en bedreigd. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, en andere vergoedingen zoals achterstallig salaris en vakantiegeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag. De rechter oordeelde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd van de dringende reden voor het ontslag, en dat de werknemer niet in staat was om zijn lezing van de gebeurtenissen te onderbouwen met bewijsstukken. De verzoeken van de werknemer tot toekenning van een billijke vergoeding en transitievergoeding zijn afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter enkele nevenverzoeken van de werknemer beoordeeld, waaronder verzoeken om achterstallig salaris, vakantiegeld, en vergoeding van verblijfskosten. De rechter heeft geoordeeld dat de werkgever in sommige gevallen in gebreke was gebleven, en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan de werknemer, inclusief wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.