In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, hierna te noemen [eiseres], en haar werkgever, [bedrijf] B.V. [eiseres] vorderde onder andere de intrekking van haar non-actiefstelling en betaling van achterstallig loon. De werknemer was sinds 16 augustus 2022 ziek en had zich op 14 december 2022 laten schorsen door haar werkgever, die haar volledige salaris tijdens de schorsing had beloofd. De werkgever heeft de non-actiefstelling op 11 januari 2024 ingetrokken, maar de werknemer vorderde alsnog betaling van het loon dat zij als gevolg van de schorsing niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ontvankelijk was in haar vorderingen en dat de werkgever het loon van € 4.866,84 bruto moest betalen, omdat de toezegging om het volledige salaris door te betalen niet was betwist. De overige vorderingen van de werknemer, waaronder de afgifte van een kerstpakket en een brief van een derde, werden afgewezen omdat deze niet voldoende waren onderbouwd of niet meer relevant waren na de intrekking van de non-actiefstelling. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die in totaal € 1.055,42 bedroegen.