ECLI:NL:RBMNE:2024:1783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
10839654 UV EXPL 23-306
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonbetaling en non-actiefstelling van een werknemer tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, hierna te noemen [eiseres], en haar werkgever, [bedrijf] B.V. [eiseres] vorderde onder andere de intrekking van haar non-actiefstelling en betaling van achterstallig loon. De werknemer was sinds 16 augustus 2022 ziek en had zich op 14 december 2022 laten schorsen door haar werkgever, die haar volledige salaris tijdens de schorsing had beloofd. De werkgever heeft de non-actiefstelling op 11 januari 2024 ingetrokken, maar de werknemer vorderde alsnog betaling van het loon dat zij als gevolg van de schorsing niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ontvankelijk was in haar vorderingen en dat de werkgever het loon van € 4.866,84 bruto moest betalen, omdat de toezegging om het volledige salaris door te betalen niet was betwist. De overige vorderingen van de werknemer, waaronder de afgifte van een kerstpakket en een brief van een derde, werden afgewezen omdat deze niet voldoende waren onderbouwd of niet meer relevant waren na de intrekking van de non-actiefstelling. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die in totaal € 1.055,42 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
Zaaknummer: 10839654 UV EXPL 23-306 MvdH/40201
Vonnis in kort geding van 1 februari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E.P. Koevoets,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bedrijf] ,
gemachtigde: mr. M.F.M. Groot Kormelink.

1.De procedure

1.1.
Op 21 december 2023 heeft [eiseres] [bedrijf] gedagvaard. [bedrijf] heeft hier op 12 januari 2024 op gereageerd in de conclusie van antwoord. Op 15 januari 2024 heeft [eiseres] een tweetal aanvullende producties overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. [eiseres] was samen met haar gemachtigde aanwezig. Namens [bedrijf] is alleen haar gemachtigde verschenen. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Zij hebben ook op elkaar mogen reageren De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. De pleitnota van [bedrijf] is bij de stukken gevoegd.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 1 maart 2007 bij [bedrijf] in dienst getreden als receptioniste van het recreatiedorp [locatie] . Haar salaris bedraagt € 3.551,59 exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten op basis van een werkweek van 38 uur. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Verblijfsrecreatie van toepassing verklaard.
2.2.
Op 16 augustus 2022 heeft [eiseres] zich ziekgemeld en vanaf dat moment is zij arbeidsongeschikt.
2.3.
Bij brief van 14 december 2022 heeft de gemachtigde van [bedrijf] [eiseres] medegedeeld dat zij per direct voor onbepaalde tijd werd geschorst in afwachting van de uitkomst van nader onderzoek. Achtergrond van dit besluit is volgens de brief dat [bedrijf] het vermoeden heeft dat [eiseres] betrokken is bij onregelmatigheden met betrekking tot kavelnummer [nummer] op het recreatiedorp. Volgens de brief is dit vermoeden ontstaan door de ontvangst van een brief op 12 december 2022 van een direct betrokkene. In de brief staat verder dat aan [eiseres] gedurende de schorsing haar volledige salaris zal worden doorbetaald inclusief vakantiegeld.
2.4.
Partijen zijn op 22 december 2022 met elkaar over de non-actiefstelling in gesprek gegaan. De gemachtigde van [bedrijf] heeft [eiseres] naar aanleiding van dit gesprek bericht dat er nog nader onderzoek moest worden verricht en dat met de door de bedrijfsarts in verband met de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] voorgestelde mediation zou worden gewacht tot de uitkomsten van het onderzoek bekend zouden zijn.
2.5.
Begin juni 2023 heeft de gemachtigde van [bedrijf] een gespreksverslag van het gesprek van 22 december 2022 aan de gemachtigde van [eiseres] gestuurd. De gemachtigde van [eiseres] heeft begin augustus 2023 naar aanleiding van dit verslag aan de gemachtigde van [bedrijf] per e-mail een nadere toelichting gegeven. In deze e-mail is verzocht om de non-actiefstelling op te heffen omdat zich (zoals in de e-mail wordt toegelicht) geen onregelmatigheden hebben voorgedaan. Op deze brief is niet gereageerd door de gemachtigde van [bedrijf] . Ook op de e-mails van 5 en 8 september 2023 van de gemachtigde van [eiseres] met hetzelfde verzoek komt geen reactie. Op het e-mailbericht van de gemachtigde van [eiseres] van 14 november 2023 volgt de reactie van de gemachtigde van [bedrijf] dat hij het bericht zal voorleggen aan [bedrijf] . Op de herinnering van de gemachtigde van [eiseres] van 14 november 2023 volgt geen reactie. Bij e-mailbericht van 29 november 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] aangekondigd dat de rechtbank zal worden gevraagd om de non-actiefstelling op te heffen. Hierop is een reactie van [bedrijf] uitgebleven.
2.6.
[eiseres] vordert in deze procedure om [bedrijf] :
  • te veroordelen tot schriftelijke intrekking van de non-actiefstelling binnen een week na datum vonnis, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom;
  • te veroordelen tot betaling van € 4.866,84 bruto aan te weinig uitbetaald loon over de periode 14 december 2022 tot 1 december 2023;
  • te veroordelen tot afgifte van een kerstpakket van dezelfde omvang en waarde als de collega's in december 2022 hebben ontvangen, binnen een week na datum vonnis, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom;
  • te veroordelen tot afgifte van de brief waarnaar de gemachtigde van [bedrijf] in zijn brief van 14 december 2022 verwijst binnen een week na datum vonnis, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom;
  • te veroordelen tot het binnen één week na vonnis verstrekken van een overzicht van alle onderzoeksactiviteiten die door of namens [bedrijf] zijn verricht naar het handelen van [eiseres] vanaf 1 december 2022 tot heden, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom;
  • te veroordelen tot het binnen één week na vonnis bij brief te laten bevestigen dat [eiseres] zich niet schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die te kwalificeren zijn een dringende reden, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom;
  • te verbieden zich nog negatief over [eiseres] uit te laten, onder last van een direct opeisbare boete van € 2.500,00 voor elke keer dat [bedrijf] dit verbod overtreedt;
  • te veroordelen in de proceskosten.
2.7.
[bedrijf] is het daar niet mee eens. Volgens [bedrijf] is [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen omdat het spoedeisend belang daarbij ontbreekt. Ook op inhoudelijke gronden moeten de vorderingen van [eiseres] volgens [bedrijf] worden afgewezen.

3.De beoordeling

Toetsingskader kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Vorderingen zijn ontvankelijk
3.2.
[eiseres] is ontvankelijk in haar vorderingen. De vordering tot het opheffen van een non-actiefstelling is naar haar aard spoedeisend. Dat [bedrijf] inmiddels bij brief van 11 januari 2024, drie weken na ontvangst van de dagvaarding, de non-actiefstelling heeft opgeheven, doet niet af aan de spoedeisendheid van de vordering van [eiseres] op het moment van het instellen daarvan. Daarbij komt dat het instellen van deze vordering nodig is geweest om de non-actiefstelling op te heffen. Ondanks diverse eerdere schriftelijke verzoeken is [bedrijf] eerst drie weken na ontvangst van de dagvaarding overgegaan tot opheffing van de non-actiefstelling.
Intrekking non-actiefstelling
3.3.
Tussen partijen staat vast dat de non-actiefstelling van [eiseres] per 11 januari 2024 met een e-mailbericht van de gemachtigde van [bedrijf] is ingetrokken. [eiseres] heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van deze vordering. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Te weinig betaald loon alsnog betalen
3.4.
[eiseres] stelt dat zij in de periode van 14 december 2022 tot 1 december 2023 recht heeft op haar volledige salaris in plaats van het conform de toepasselijke cao bij ziekte verschuldigde percentage van het salaris dat zij betaald heeft gekregen. [eiseres] baseert deze stelling op de tekst in de brief van 14 december 2022 van de gemachtigde van [bedrijf] waarin staat dat gedurende de schorsing haar volledige salaris zal worden doorbetaald. Het verweer van [bedrijf] is uitsluitend dat een non-actiefstelling geen argument is om ineens af te zien van de aangepaste loonbetaling conform de cao.
3.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [bedrijf] hiermee niet heeft bestreden dat in de brief van 14 december 2021 van haar gemachtigde de toezegging valt te lezen dat tijdens de non-actiefstelling het volledige, niet wegens ziekte gekorte salaris, zal worden doorbetaald. Om die reden is in deze procedure voldoende aannemelijk dat de gemachtigde van [bedrijf] de door [eiseres] gestelde toezegging heeft gedaan. [bedrijf] heeft niet betwist dat het te weinig betaalde salaris uitkomt op een bedrag van € 4.868,84 bruto. Deze vordering van [eiseres] zal dan ook worden toegewezen.
Geen afgifte kerstpakket
3.6.
De vordering tot afgifte van een kerstpakket wordt afgewezen. [eiseres] heeft niet toegelicht wat de juridische grondslag is van deze vordering. In het algemeen geldt dat het geven van een kerstpakket aan werknemers een onverplicht gebaar van een werkgever is waaraan een werknemer geen rechten kan ontlenen.
Geen afgifte brief van derde
3.7.
De vordering tot afgifte van de brief van een derde waarnaar de gemachtigde van [bedrijf] in zijn brief van 14 december 2022 verwijst, wordt afgewezen. [bedrijf] heeft de non-actiefstelling immers ingetrokken en heeft ook ter zitting bevestigd dat een ontslag op staande voet of een ontbinding wegens ernstig verwijtbaar handelen niet aan de orde is. Daarmee valt niet in te zien welk juridisch belang [eiseres] nog heeft bij toewijzing van deze vordering als voorlopige voorziening in dit kort geding. Tegen de aantijgingen in de brief hoeft zij zich immers niet te verweren. De kantonrechter heeft begrip voor het feit dat het [eiseres] aangrijpt dat zij de aantijgingen in de brief niet rechtstreeks kan weerleggen omdat zij niet zelf kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze brief. Echter dit betekent niet automatisch dat haar vordering tot afgifte van de brief zal worden toegewezen. Zeker niet, omdat ze op de zitting ook zelf heeft verklaard dat haar werkgever op dit punt toch niet naar haar kant van het verhaal wil luisteren.
Geen inzage in onderzoeksactiviteiten
3.8.
[eiseres] heeft haar verzoek om [bedrijf] een overzicht te laten verstrekken van alle onderzoeksactiviteiten niet nader gemotiveerd in haar dagvaarding. Ter zitting is toegelicht dat [eiseres] dit heeft gevorderd omdat hieruit naar voren zou kunnen komen dat [bedrijf] zich niet als goed werkgever heeft gedragen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het te ver voert om een dergelijke vordering in dit kort geding toe te wijzen omdat [eiseres] hierbij geen (materieel) spoedeisend belang heeft.
Geen schriftelijke verklaring
3.9.
Op de zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] toegelicht dat met de stellingen in de pleitnota van [bedrijf] haar vordering tot afgifte van een schriftelijke verklaring dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die te kwalificeren zijn als een dringende reden achterhaald is. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Geen verbod negatief uitlaten
3.10.
[bedrijf] heeft de stelling van [eiseres] dat zij zich negatief over haar heeft uitgelaten, betwist. Daarmee staat in deze procedure (zonder bewijslevering) niet vast dat [bedrijf] zich negatief heeft uitgelaten en daarom wordt het gevorderde verbod afgewezen.
Proceskosten
3.11.
[bedrijf] is de partij die overwegend ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding
132,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
132,00
Totaal
1.055,42

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van € 4.866,84 bruto aan te weinig betaald loon over de periode 14 december 2022 tot 1 december 2023,
4.2.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten van € 1.055,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [bedrijf] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [bedrijf] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.