ECLI:NL:RBMNE:2024:1780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4987
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WW-uitkering door Uwv en dringende reden voor afzien van terugvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van een WW-uitkering. Eiseres had zich op 10 juli 2020 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering, maar vroeg later een WW-uitkering aan. Het Uwv stelde dat eiseres geen recht had op de WW-uitkering vanwege de ontvangen ZW-uitkering en vorderde een bedrag van € 13.278,17 terug. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat er sprake was van een dringende reden om van terugvordering af te zien, omdat de terugvordering ernstige psychische gevolgen voor haar had.

De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een dringende reden. De informatie in het dossier, waaronder een brief van de huisarts, toonde aan dat de terugvordering had geleid tot een terugval in de psychische gezondheid van eiseres, inclusief suïcidale gedachten. De rechtbank vond dat het Uwv niet had kunnen concluderen dat er enkel sprake was van stress door de besluitvorming. Daarom vernietigde de rechtbank het bestreden besluit van het Uwv, herroept het primaire besluit en bepaalde dat eiseres het griffierecht vergoed moest krijgen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen bij besluiten van het Uwv, vooral wanneer deze besluiten aanzienlijke gevolgen hebben voor de psychische gezondheid van de betrokkenen. De rechtbank heeft hiermee een precedent geschapen voor toekomstige zaken waarin dringende redenen voor terugvordering aan de orde zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4987
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Abalhaj),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres was werkzaam als adviseur voor ongeveer 38 uur per week via [bedrijf] B.V. Op 10 juli 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld. Op 22 augustus 2021 is de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd bij besluit van 21 juli 2021. Eiseres heeft daarna een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd per 22 augustus 2021. Ook heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2021 over de beëindiging van haar ZW-uitkering. Bij besluit van 8 april 2022 is dat bezwaar gegrond verklaard en besloten dat de ZW-uitkering toch door blijft lopen. Op 8 juli 2022 heeft eiseres de einde wachttijd bereikt en een voorschot op de WIA-uitkering gekregen.
Bij besluit van 20 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanwege het ontvangen van een ZW-uitkering geen recht had op een WW-uitkering en dat de WW-uitkering daarom wordt herzien en teruggevorderd. Eiseres moet een bedrag van € 13.278,17 bruto terugbetalen.
Bij besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit op 11 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.998,- (€ 1.248,- + € 1.750,-) aan proceskosten aan eiseres.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 31 maart 2022 een dubbele uitkering ontvangen. Na een geslaagde bezwaarprocedure kreeg eiseres met terugwerkende kracht een ZW-uitkering van haar werkgever, terwijl zij over dezelfde periode ook een WW-uitkering van het Uwv ontving. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres eigenlijk geen recht had op een WW-uitkering. Tussen partijen is wel in geschil of er sprake is van een dringende reden op basis waarvan het Uwv had moeten afzien van de terugvordering.
3. Dringende redenen doen zich voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen moet die redenen aannemelijk maken.
4. De rechtbank is ermee bekend dat er een conclusie van raadsheer advocaat-generaal De Bock over dit onderwerp ligt. In die conclusie wordt geadviseerd om een ruimere invulling te geven aan de dringende reden dan tot nu toe is gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft in die zaak nog geen uitspraak gedaan, maar de rechtbank ziet in deze zaak geen reden om die uitspraak af te wachten. De rechtbank is namelijk van oordeel dat in deze zaak ook onder de huidige, strengere lijn er sprake is van een dringende reden.
4. Het Uwv vindt dat er geen sprake is van een dringende reden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de situatie beoordeeld en is tot die conclusie gekomen. De rechtbank kan het Uwv hierin echter niet volgen. Voor de vraag of er sprake is van een dringende reden overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep enkel dat uit de ingebrachte informatie blijkt dat de besluitvorming voor veel stress heeft gezorgd, maar dat dit niet genoeg is om een dringende reden aan te nemen. De rechtbank is het daar niet mee eens. Uit het dossier blijkt dat het Uwv bekend is met de psychische situatie van eiseres. De verzekeringsarts die eiseres heeft gezien tijdens de geslaagde bezwaarprocedure overweegt dat er sprake is van een wankel evenwicht met een neiging tot psychische decompensatie. Vervolgens is in onderhavige procedure een brief van de huisarts ingebracht, waaruit blijkt dat het een periode beter ging met eiseres, maar dat zij na de brief over deze terugvordering is teruggevallen. Ze kon volgens de huisarts niet meer naar de toekomst kijken, is erg angstig, is weer begonnen met antidepressiva en heeft weer suïcidale gedachten. Gelet op deze informatie had de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen concluderen dat er slechts sprake is van veel stress door de besluitvorming van het Uwv. De brief van de huisarts laat duidelijk een causaal verband zien tussen de terugvordering en de terugval van eiseres en dat dit zelfs suïcidale gedachten bij haar heeft opgeroepen. De rechtbank is het daarom met eiseres eens dat er in haar geval wel sprake is van een dringende reden en dat het Uwv dit bedrag niet had mogen terugvorderen.
5. Dat betekent dat het beroep slaagt. Omdat het beroep gegrond is, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen. Dat betekent dat, hoewel eiseres ten onrechte een bedrag van € 13.278,17 bruto heeft ontvangen, zij dit niet hoeft terug te betalen omdat er dringende redenen bestaan op grond waarvan het Uwv van terugvordering had behoren af te zien.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7. Het Uwv moet ook de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de daarbij behorende bijlage. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar vast op € 1.248,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 624,- en met een wegingsfactor 1). De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en met een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.