ECLI:NL:RBMNE:2024:1775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
23/6138 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 20 maart 2024, is het beroep van de Coöperatie [coöperatie] tegen de Minister van Justitie en Veiligheid aan de orde. Eiseres heeft een aanvraag ingediend op 16 oktober 2023, waarop verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn, die op 27 november 2023 verstreken was, is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 29 november 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen door verweerder. De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 218,75. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6138

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2024 in de zaak tussen

Coöperatie [coöperatie], te [vestigingsplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. T.R. Sturrus),
en
De Minister van Justitie en Veiligheid, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, verweerder,
(gemachtigde: I.M. Uitermark).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 16 oktober 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op 8 november 2023 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 27 november 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 29 november 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (8:55, derde lid, Awb).
5. De termijn waar verweerder om heeft verzocht is inmiddels verstreken en daarom bestaat er geen aanleiding om verweerder een langere termijn te geven dan de hiervoor genoemde twee weken.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,25). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.