ECLI:NL:RBMNE:2024:1768
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde en schending van artikel 40 van de Wet WOZ
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in [vestigingsplaats 2]. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 659.000,- per 1 januari 2021, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat de waarde lager moest zijn, namelijk € 494.000,-, en voerde aan dat de heffingsambtenaar niet voldoende inzicht had gegeven in de gebruikte methoden en gegevens voor de vaststelling van de kapitalisatiefactor, wat een schending van artikel 40 van de Wet WOZ zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar inderdaad niet aan zijn informatieplicht had voldaan, maar dat dit gebrek in de beroepsfase was hersteld. Hierdoor was eiseres niet benadeeld en kon de uitspraak op bezwaar in stand blijven. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiseres kreeg geen gelijk, maar de rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat de schending van artikel 40 niet zonder gevolgen kon blijven. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 1.750,- en het griffierecht op € 365,-.