ECLI:NL:RBMNE:2024:175

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
UTR 24/156
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

Op 18 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van de huurwoning van verzoekster, gelegen aan [adres] in [plaats], door de burgemeester van Almere. De burgemeester had op 10 januari 2024 besloten om de woning voor een periode van drie maanden te sluiten, omdat er in de woning harddrugs en softdrugs waren aangetroffen. Verzoekster, die bang is haar woonruimte te verliezen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting in afwachting van de behandeling van het bezwaar.

Tijdens de zitting op 18 januari 2024 waren verzoekster en haar gemachtigde, mr. S.N. de Jager, aanwezig, evenals de gemachtigde van de burgemeester, J.C. Haan, en vertegenwoordigers van Stichting de Alliantie. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. Hoewel de sluiting van de woning nadelige gevolgen voor verzoekster met zich meebrengt, zijn deze niet onevenredig in verhouding tot de belangen van de burgemeester, die de rol van de woning in de drugshandel wil beëindigen en de veiligheid en leefbaarheid in de buurt wil waarborgen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. De burgemeester heeft toegezegd dat verzoekster nog twee weken de tijd krijgt om de woning te verlaten, wat betekent dat de sluiting op 1 februari 2024 ingaat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/156
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 januari 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.N. de Jager)
en

de burgemeester van de gemeente Almere.

(gemachtigde: J.C. Haan).
Verder is partij bij de zaak:
Stichting de Alliantie, gevestigd in Hilversum
(gemachtigde: mr. D.L. van Praag).

Zitting

De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster tot het treffen van een voorlopige voorziening behandeld op de zitting van 18 januari 2024. Verzoekster en haar gemachtigde waren aanwezig. De gemachtigde van de burgemeester was aanwezig met [A] . Namens De Alliantie waren [B] en [C] aanwezig.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is erop gewezen dat daartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Deze zaak gaat over het besluit van de burgemeester van 10 januari 2024 om de huurwoning van verzoekster aan de [adres] in [plaats] met ingang van maandag 15 januari 2024 om 10.00 uur voor een periode van 3 maanden te sluiten, omdat er medicatie, softdrugs en harddrugs in de woning is gevonden. Verzoekster is bang om haar woonruimte te verliezen en vindt dat de sluiting voor haar onevenredig uitpakt. Zij heeft bezwaar gemaakt bij de burgemeester tegen de sluiting en heeft de voorzieningenrechter gevraagd dat besluit te schorsen in afwachting van de behandeling van het bezwaar. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning niet gesloten wordt tot 22 januari 2024.
2. De burgemeester moet zijn besluit heroverwegen naar aanleiding van het bezwaar van verzoekster. In die procedure is er ruimte voor een uitgebreide bespreking van alle relevante argumenten. De voorzieningenrechter heeft die argumenten nu op hoofdlijnen beoordeeld en heeft daarbij het volgende betrokken:
  • De politie heeft een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen. Op basis van de indicatieve tests gaat het in ieder geval om ten minste 375 milliliter GHB, 36 gram amfetamine en 11 gram cocaïne, maar daarnaast zijn er ook nog een heel aantal gripzakjes met wit poeder en pillen aangetroffen die niet zijn getest. Er zijn ruim 170 pillen viagra, cobra viagra, kamagra, morfine, diazepam en (vermoedelijk) xtc aangetroffen. Er is een luchtdrukwapen gevonden en daarnaast nog losse coke op een bord, verschillende gekleurde bolletjes en een hoeveelheid contant geld.
  • Wat de politie heeft gevonden impliceert dat vanuit de woning in harddrugs gehandeld werd.
  • Verzoekster heeft een kamer in haar woning in gebruik gegeven aan twee bekenden, nadat die personen vanwege drugs uit hun eigen woning waren gezet. Het grootste deel van de verdovende middelen is in de kamer van deze twee bekenden gevonden, maar er lag ook drugs in de kamer van verzoekster. Hoe naar de situatie van verzoekster gelet op haar eigen drugsverslaving ook is, zij is wel verantwoordelijk voor wat er in het huis is gebeurd. Het is immers háár huurwoning. Op de zitting heeft zij bovendien bevestigd dat ze regelmatig hoorde dat mensen klopten en aanbelden. Dat is een indicatie dat verzoekster ook wel wist dat er door haar bekenden vanuit haar huis gedeald werd.
  • Er zijn in de afgelopen jaren zeer regelmatig meldingen gedaan van overlast in verband met alcohol, drugs, geluid en prostitutie. Uit buurtonderzoek van de politie blijkt dat mensen veel aanloop zien bij de woning van verzoekster, dat buren zich onveilig voelen en dat zij denken dat er gedeald wordt. Die meldingen waren er al voordat de twee bekenden in de woning van verzoekster woonden en zijn nog doorgegaan nadat de politie op 4 december 2024 de drugs heeft aangetroffen.
  • De gevolgen van de sluiting zijn groot, onder meer omdat de kans bestaat dat verzoekster haar huurwoning verliest en niet makkelijk nieuwe woonruime zal vinden. Zij is vanwege overlast echter eerder al gewaarschuwd door de Alliantie en heeft nog kansen gekregen om de woning te behouden. De burgemeester heeft bovendien toegezegd dat hij ervoor zal zorgen dat zij niet op straat komt te staan en bij het Leger des Heils kan ervoor gezorgd worden dat de bemoeizorg die verzoekster nu krijgt door kan gaan. Verzoekster heeft op de zitting zelf ook gezegd dat zij naar het Leger des Heils zal gaan als zij uit haar huis moet. De verdere teloorgang die haar gemachtigde vreest hoeft dan geen werkelijkheid te worden.
3. De voorzieningenrechter vindt de sluiting van de woning bij de huidige stand van zaken in het licht van de voorgaande beoordeling op hoofdlijnen noodzakelijk en evenwichtig. De sluiting leidt tot nadelige gevolgen voor verzoekster, maar die zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Die doelen zijn de belangen van de burgemeester om de rol van de woning in de keten van drugshandel te beëindigen en om risico’s voor de veiligheid en de leefbaarheid zo veel mogelijk te voorkomen. De belangen van verzoekster om in de woning te kunnen blijven tijdens de bezwaarprocedure wegen gelet daarop nu minder zwaar dan die van de burgemeester. De sluiting van de woning kan daarom doorgaan.
4. De burgemeester heeft op de zitting toegezegd dat verzoekster nog twee weken krijgt om de woning te verlaten. Dat betekent dat verzoekster op 1 februari 2024 de woning moet hebben verlaten en dat de sluiting van drie maanden niet eerder dan die datum ingaat.
5. De burgemeester hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.