Op 18 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van de huurwoning van verzoekster, gelegen aan [adres] in [plaats], door de burgemeester van Almere. De burgemeester had op 10 januari 2024 besloten om de woning voor een periode van drie maanden te sluiten, omdat er in de woning harddrugs en softdrugs waren aangetroffen. Verzoekster, die bang is haar woonruimte te verliezen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting in afwachting van de behandeling van het bezwaar.
Tijdens de zitting op 18 januari 2024 waren verzoekster en haar gemachtigde, mr. S.N. de Jager, aanwezig, evenals de gemachtigde van de burgemeester, J.C. Haan, en vertegenwoordigers van Stichting de Alliantie. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. Hoewel de sluiting van de woning nadelige gevolgen voor verzoekster met zich meebrengt, zijn deze niet onevenredig in verhouding tot de belangen van de burgemeester, die de rol van de woning in de drugshandel wil beëindigen en de veiligheid en leefbaarheid in de buurt wil waarborgen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. De burgemeester heeft toegezegd dat verzoekster nog twee weken de tijd krijgt om de woning te verlaten, wat betekent dat de sluiting op 1 februari 2024 ingaat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.