ECLI:NL:RBMNE:2024:1748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
C/16/569302 / JE RK 24-132
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in een familiezorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 29 maart 2024, wordt een wijziging van de zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] besproken. De zaak betreft een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling (GI), om de zorgregeling te wijzigen. In 2022 werd de zorgregeling al aangepast, waarbij de GI de regie overnam. De GI verzoekt nu om de zorgregeling te wijzigen naar eens per vier weken twee uur onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter overweegt dat de huidige zorgregeling niet meer passend is, gezien de ontwikkeling van de kinderen en de behoefte aan duidelijkheid. De vader heeft in het verleden problemen gehad met zijn psychische gesteldheid, wat heeft geleid tot een geschorste zorgregeling. De kinderrechter concludeert dat, hoewel de vader zich inspant, er nog steeds zorgen zijn over zijn vermogen om de omgang met zijn kinderen op een verantwoorde manier te organiseren. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader om de zorgregeling uit te breiden af, maar staat de wijziging van de GI toe, waarbij de omgang met de kinderen nu eens per vier weken voor de duur van drie uur zal plaatsvinden, onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader tot stapsgewijze uitbreiding van de omgang is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/569302 / JE RK 24-132
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
In de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] , België,
advocaat: mr. M. Koppelmans-de Goeij.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 25 januari 2024;
- het verweerschrift van de zijde van de vader van 8 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [A] en mevrouw [B] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij gezamenlijk de beslissingen over de kinderen nemen.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder. Zij hebben daar hun hoofdverblijfplaats.
2.3.
Na het uit elkaar gaan van de ouders zagen de kinderen de vader één weekend per twee weken, van vrijdagavond tot zondagavond.
2.4.
Bij beschikking van 30 maart 2022 heeft de kinderrechter na een incident de zorgregeling geschorst, in die zin dat er geen contact meer zou zijn met de vader totdat het verzoek van de GI tot wijziging zorgregeling op zitting zou worden behandeld.
2.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 april 2022 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
“de omgang tussen de kinderen en de vader vindt vanaf heden begeleid plaats, onder regie van de GI en zolang de GI dit nodig acht”
2.6.
Vanaf juni 2022 vonden de begeleide omgangsmomenten eens per twee weken plaats voor de duur van één uur op het kantoor van de GI.
2.7.
In februari 2023 is op het initiatief van de vader besloten om de omgangsmomenten met de kinderen eenmaal per vier weken te laten plaatsvinden voor de duur van twee uur. De omgangsmomenten vinden plaats op een locatie in [plaats] . De moeder brengt en haalt de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 12 april 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI stelt de volgende wijziging van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader voor:
“eens per vier weken twee uur onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder welke vader kan reguleren voor en na de omgangsmomenten”

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert geen verweer tegen het verzoek. Zij vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] duidelijkheid krijgen over de zorgregeling met de vader en dat de vader z’n best blijft doen om deze regeling na te komen. Daarnaast vindt de moeder het fijn dat de omgangsmomenten onder toezicht van een professional plaatsvinden. Dat is prettig voor de emotionele veiligheid van de kinderen.
4.2.
De vader is het niet eens met het verzoek van de GI. Hij stelt zich op het standpunt dat de GI niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen. Daarnaast doet hij een zelfstandig verzoek om de vastgestelde zorgregeling te wijzigen, en deze als volgt op te bouwen:
- vanaf 1 april 2024 zal er een zorgregeling gaan lopen onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder, eens in de vier weken gedurende drie uur;
- vanaf 1 juni 2024 tot 1 september 2024 zal er een zorgregeling gaan lopen waarbij de vader om de week op zondag de zorg heeft voor zijn kinderen vanaf 11.00 uur tot en met 16.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt en terugbrengt bij de moeder;
- vanaf 1 september 2024 tot 1 januari 2025 zal er een zorgregeling gaan lopen waarbij de vader eenmaal per veertien dagen zorg heeft voor zijn kinderen, van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt en terugbrengt bij de moeder;
- vanaf 1 januari 2025 zal de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank Midden-Nederland van 29 oktober 2021 weer gaan gelden, in die zin dat de vader de zorg heeft over de kinderen eenmaal per veertien dagen, vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, inclusief een verdeling van de vakanties en feestdagen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek

5.1.
Anders dan de advocaat van de vader ziet de kinderrechter geen aanleiding om het door de GI gedane verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Het is inderdaad juist dat de gevraagde zorgregeling past binnen de al geldende zorgregeling waarbij de regie geheel bij de GI ligt, maar het doel van het verzoek is om voor een ieder en met name voor de kinderen duidelijkheid te geven, die ook zal gelden voor het geval de ondertoezichtstelling niet zal worden verlengd. Daarin ligt voldoende belang. De kinderrechter gaat daarom aan het ontvankelijkheidsverweer voorbij en behandelt het verzoek inhoudelijk.
Ten aanzien van de inhoud van het verzoek
5.2.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen zoals verzocht. Er is voldaan aan het wettelijke criterium dat is genoemd in artikel 1:265g, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek. Er is namelijk sprake van gewijzigde omstandigheden, die gelegen zijn in de ontstane behoefte van de kinderen aan duidelijkheid en continuïteit wat betreft de omgang met hun vader. De vastgestelde zorgregeling kan daardoor worden gewijzigd. De kinderrechter acht de door de GI voorgestelde zorgregeling passend voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij legt uit waarom.
5.3.
De reguliere omgang is op 30 maart 2022 geschorst. Op 12 april 2022 is bepaald dat de omgang tussen de vader en de kinderen begeleid zal plaatsvinden onder begeleiding van de GI. De reden van de schorsing en van de noodzaak van begeleiding was gelegen in zorgelijke signalen over de psychische gesteldheid van de vader, die wezen op een manische ontregeling. De GI heeft vervolgens begeleide omgangsmomenten gefaciliteerd eenmaal per twee weken een uur op het kantoor van de GI. Deze omgangsmomenten vonden plaats op vrijdagmiddag. Op verzoek van de vader is de frequentie in februari 2023 teruggebracht tot eenmaal per vier weken, waarbij de duur werd verhoogd naar twee uur per keer. De kinderrechter had in april 2022 de hoop en verwachting dat de omgang na de ‘harde reset’ stapsgewijs zou worden uitgebreid tot normalere proporties. Dit is helaas uitgebleven. Uit wat de GI heeft aangevoerd, volgt dat de reden hiervoor gelegen is in de persoon van de vader. De kinderrechter acht dit wel navolgbaar. Hoewel er op dit moment geen manifeste signalen van ontregeling meer aanwezig lijken te zijn, lijken er bij de vader wel karakterkenmerken te zijn die het voor hem moeilijk maken om de omgang met zijn kinderen op één te zetten. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de omgang in ieder geval tweemaal niet door is gegaan vanwege verhindering van de vader (vakantie c.q. werk). Het is ook op zijn initiatief geweest dat de omgang in frequentie is teruggebracht. De vader heeft daarnaast aangegeven niet open te staan voor verhoging van de frequentie naar eenmaal per drie weken, zoals [minderjarige 1] wel zou willen. Verder heeft de vader voorgesteld de omgang te verplaatsen naar een plaats in Nederland dichterbij de Belgische grens, waar een organisatie die met vrijwilligers werkt de begeleiding op een tijdstip in het weekend over zou kunnen nemen. De kinderen zouden in dat plan dan moeten reizen naar een voor hen vreemde omgeving en moeten wennen aan andere begeleiding. Dit alles omdat de vader de reistijd vanuit zijn woonplaats in België op vrijdagmiddag te belastend vindt vanwege zijn werk. Dit duidt erop dat de vader zijn eigen belangen niet ondergeschikt kan maken aan die van de kinderen. De kinderrechter acht dit onbegrijpelijk.
5.4.
Daarnaast signaleert de GI dat de omgang, als die doorgaat, nog niet geheel naar wens verloopt. De vader is een aantal keren te laat aanwezig geweest en is mentaal soms nog onvoldoende beschikbaar, met name aan het begin en eind van de omgang. De begeleider van [instelling] omschrijft dat de vader dan moeite heeft met schakelen in zijn hoofd. Verder beschrijft hij dat de vader soms erg uitbundig kan zijn, wat zich uit in overenthousiast zijn en hard praten met drukke bewegingen. De kinderrechter acht deze observaties gelet op de eerdere zorgen niet zonder betekenis, al heeft zij zeker begrip voor het feit dat de omgang plaatsvindt in een enigszins onnatuurlijke setting, waarbij de tijd heel kort is. Deze observaties maken toch dat de omgang nog niet zonder begeleiding van kan. Die begeleiding (voor, tijdens en na de omgang) dient te worden gegeven door een professional en niet door vrijwilligers, zodat omgang in het weekend bij bijvoorbeeld een omgangshuis, zoals de vader wenst, niet tot de mogelijkheden behoort.
5.5.
Naast deze minder positieve zaken gaat er overigens ook veel wel goed tijdens de omgang, zeker sinds de frequentie is teruggebracht naar eenmaal per vier weken. De vader doet erg zijn best en reageert sindsdien sensitiever en responsiever op de kinderen. Verder reageren de kinderen positief op hem wanneer hij vanuit intrinsieke interesse een gesprek met hen voert. Omdat de verbetering zich heeft voorgedaan sinds het terugschroeven van de frequentie ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding de frequentie nu alweer op te schroeven. Dit zal mogelijk leiden tot overbelasting bij de vader. Bovendien wil de vader dit zelf niet, zo geeft hij aan, vanwege zijn werk en de reistijd op de vrijdagmiddag. De kinderrechter is het dus met de GI eens dat de begeleide omgang eens per vier weken op dit moment het hoogst haalbare is. De kinderen varen hier op dit moment wel bij.
5.6.
Wel acht de kinderrechter de duur van twee uur erg kort. Er moet dan veel in die twee uurtjes gepropt worden en er is weinig ruimte voor uitstapjes. Hoewel de kinderrechter zich realiseert dat de draagkracht van de kinderen mogelijk beperkt is, acht zij het verantwoord de omgang met in ieder geval een uur uit te breiden. Als dit goed gaat zou naar een verdere uitbreiding, maar vooralsnog wel begeleid, gekeken kunnen worden. Het is aan de vader om te laten zien dat hij dit vol kan houden, zodat de kinderen merken dat zij op hem kunnen rekenen en bij hem op één staan. Het is mogelijk dat de vader hierbij meer hulp nodig heeft dan de begeleider van [instelling] hem kan geven. Het is dan aan de vader om dit zelf te regelen. Ook zou hij mogelijk hulp kunnen gebruiken voor wat betreft zijn interactie met derden. De GI kenschetst die interactie onder meer met de woorden ‘bouncing back’, waarmee, zo begrijpt de kinderrechter, gedoeld wordt op onvermogen, daadwerkelijk naar de boodschap van een ander te luisteren, zonder tegenwerpingen of excuses te maken (geen tijd, geen geld voor benzine). Dit duidt op een gebrek aan zelfreflectie en op onvermogen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast signaleert de GI ook wat betreft de focus op het gespreksonderwerp een moeizame communicatie. Wellicht zou een persoonlijkheidsonderzoek de vader meer inzicht kunnen geven in zijn functioneren en hem handvatten ter verbetering kunnen geven. Het is aan de vader om dit desgewenst zelf te regelen. De GI is hier niet verantwoordelijk voor, zoals zij, anders dan de vader meent, ook niet verantwoordelijk is voor het maken van een plan om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
5.7.
Uit het vorenstaande volgt dat op het verzoek van de GI zal worden beslist, zoals in het dictum van deze beschikking is vermeld en dat het verzoek van de vader tot stapsgewijze uitbreiding van de omgang naar een regulier omgangsweekend zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
“de omgang tussen de kinderen en de vader vindt eens per vier weken voor de duur van drie uur plaats onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder welke vader kan reguleren voor en na de omgangsmomenten”
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.W. de Ruiter als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.