4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen 16/105943-23
Feit 1 en feit 3 – mishandeling [slachtoffer 1] en vernieling plantenbak
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2024Het klopt dat ik op 21 april 2023 bij café [horecagelegenheid 1] in Utrecht was. Het klopt dat ik daar buiten het café een voorwerp heb gepakt. Ik heb net gedaan alsof ik het voorwerp ging gooien. Ik heb het voorwerp daarna stevig op tafel gezet en daarbij ging het voorwerp kapot.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] genummerd PL0900-2023116619-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 21 april 2023 aan het werk in mijn café genaamd ' [horecagelegenheid 1] '. Ik zag een man die niet uit het café wilde gaan. Ik probeerde met de man in de richting van de deur te lopen terwijl ik hem vasthield. Ik zag dat de man zich rechts indraaide met zijn lichaam en met een gestrekte arm mij met een gebalde rechtervuist op mijn achterhoofd sloeg.Direct nadat de man mijn achterhoofd raakte met zijn vuist voelde ik een stekende pijn op mijn achterhoofd en dit straalde uit richting mijn nek.Nadat hij de klap had gegeven duwde ik hem naar buiten. Ik zag dat hij naar de plantenbak liep die op mijn terras staat. Ik zag dat hij de plantenbak pakte en dat hij deze richting mij wilde gooien. Ik zag dat hij een gooiende beweging maakte. Ik deed de deur snel dicht. De man gooide plantenbak niet. Ik zag dat de man de plantenbak vervolgens kapot sloeg op de tafel.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , genummerd PL0900-2023116619-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 april 2023 was ik werkzaam als barmedewerker in het café ' [horecagelegenheid 1] ', gelegen aan het [adres 2] te [plaats 2] . Ik zag dat [slachtoffer 1] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] , aangever] een man naar buiten probeerde te duwen. Ik zag dat hij [
de rechtbank begrijpt: verdachte] zijn hand, in een zwaaiende beweging met kracht, richting het hoofd van [slachtoffer 1] bewoog. Ik zag dat de hand van de man het achterhoofd van [slachtoffer 1] raakte.
Bewijsoverweging
Vernieling plantenbak
Aangever en verdachte verklaren beiden dat verdachte op 21 april 2023 in Utrecht, buiten het café van aangever, een voorwerp heeft gepakt en hiermee een gooiende beweging heeft gemaakt. Verdachte heeft het voorwerp niet gegooid, maar naar eigen zeggen hard op de tafel gezet. Aangever heeft het over het kapotslaan van het voorwerp op de tafel. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit voorwerp geen plantenbak was, maar een kaarsenhouder. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat het een plantenbak betrof en dat deze kapot is gegaan. De rechtbank is, net als de officier van justitie heeft betoogd, van oordeel dat aangever zijn eigen goederen het beste kan herkennen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van aangever.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte opzet had op de vernieling van dit voorwerp.
Ook als wordt meegegaan met de lezing van verdachte dat hij niets wilde vernielen, is er naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op die vernieling. Verdachte deed eerst alsof hij de plantenbak naar [slachtoffer 1] wilde gooien en zette die plantenbak vervolgens met kracht neer, waarmee hij de aanmerkelijke kans dat deze kapot zou gaan heeft aanvaard.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, de vernieling van de plantenbak van [slachtoffer 1] , wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – mishandeling [slachtoffer 2]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 2 van parketnummer 16/105943-23 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De verweren die zijn gevoerd door de verdediging worden hieronder weerlegd. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2024;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 april 2023, genummerd PL0900-2023115714-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 4-7.
Bewijsoverweging
Beroep op noodweer
Verdachte heeft ter zitting van 5 maart 2024 verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen. Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij niet anders kon, omdat aangever de fiets van verdachte vastpakte en deze niet wilde loslaten. Het slaan van aangever was hiermee voor verdachte de enige optie om ervoor te zorgen dat aangever zijn fiets losliet. Hiermee heeft verdachte een beroep gedaan op noodweer wegens een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn goed.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die verdachte aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, geen beroep op noodweer rechtvaardigen. Blijkens de aangifte hield aangever de fiets slechts tegen en ze: ‘blijf staan’. Verdachte had de fiets neer kunnen zetten en het gesprek met aangever aan kunnen gaan. Het vastpakken van een fiets is onder deze omstandigheden geen aanranding waartegen verdediging geboden is. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelen16/090538-23
Feit 1 – mishandeling [slachtoffer 3]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , genummerd PL0900-2023096630-8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict : [locatie] , Utrecht.
Op 3 april 2023 was ik werkzaam als beveiliger bij Trigion. Ik zag voor het restaurant [horecagelegenheid 2] een man liggen op de grond en ik vroeg de man om wakker te worden. Ik heb de man medegedeeld dat hij het pand moest verlaten en ik kreeg het idee dat de man niet wilde luisteren.Ik zag dat man met zijn rechterhand uithaalde en voelde een klap in mijn gezicht op mijn linker wang. Ik voelde gelijk een stekende pijn in mijn gezicht.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023096630-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2023 kwam ik ter plaatse aan de [locatie] . Ik zag dat er twee beveiligers bovenop de mij ambtshalve bekende: [verdachte] , geboren
[geboortedatum 1] 1986, zaten en zag dat zij hem onder bedwang hielden op de grond.Ik zag vervolgens dat [A] , geboren [geboortedatum 2] 1975 te [geboorteplaats 2] , naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde dat hij mij samengevat het volgende verklaarde:
- Dat hij van bovenaf aan de zijde van het Hilton Hotel keek naar de [locatie]
;
- Dat hij zag dat [verdachte] op de begane grond aan de zijde van de draaideuren op
een bankje lag te slapen;
- Dat hij zag dat [verdachte] werd aangesproken door de beveiliging;
- Dat hij zag dat [verdachte] één van de beveiligers uit het niets met een vuist had
geslagen op zijn hoofd.
Feit 2 – vernieling intercom cel
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023097007-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 3 april 2023 was ik, [verbalisant 2] , op het politie cellencomplex in Houten. Ik zag via de camera van crisiscel 1 dat [verdachte] met beide handen in de toiletpot ging en hij water uit het toilet in zijn handen had. Ik zag dat hij met beide handen een kommetje maakte en een gooiende beweging naar de muur maakte. Ik zag dat het water tegen de intercom van de cel kwam. Ik nam contact op met verdachte in cel 1 via de intercom. Ik hoorde dat de stem van verdachte niet meer te verstaan was. Ik hoorde dat verdachte tegen de intercom begon te praten. Ik hoorde zijn stem heel erg zacht, het leek van heel ver weg te komen. Ik zei tegen verdachte dat ik hem niet kon verstaan. Ik sprak tegen verdachte, en hoorde dat hij mij niet hoorde. Ik hoorde dat hij bleef roepen: “he?”, “he?”, “wat?”. Ik weet dat de intercom voor de plaatsing van verdachte in de cel en voordat verdachte water in de intercom had gegooid, volledig inzetbaar en goed verstaanbaar was voor verdachte en politiemedewerker. Door het gooien van water in de intercom is deze defect, vernield dan wel onbruikbaar geraakt. Ik, verbalisant, heb meerdere keren de intercom gecheckt of deze het weer deed. Dit was niet het geval.
Bewijsoverweging
Onbruikbaar maken intercom
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vastgesteld kan worden dat de intercom beschadigd is door het handelen van verdachte. Met de bewijsmiddelen kan niet worden uitgesloten dat de intercom door een andere reden tijdelijk niet werkte, aldus de verdediging.
Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal volgt dat de betreffende intercom nog goed functioneerde voordat verdachte in de cel werd geplaatst. Nadat verdachte in de cel was geplaatst en water over de intercom had gegooid, kon niet meer via de intercom worden gecommuniceerd met verdachte. De verbalisant schrijft duidelijk op dat de intercom het eerst nog wel deed en later, door toedoen van verdachte, niet meer werkte. Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de intercom door het handelen van verdachte ten minste tijdelijk onbruikbaar is gemaakt.
Bewijsmiddelen 16/096652-23
Belediging [verbalisant 1]
Een proces-verbaal van bevindingen, brigadier [verbalisant 1] , genummerd PL0900-2023105011-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 april 2023, bevond ik mij op het [straat] te Utrecht. Ik zag drie mannen, met een blikje alcohol in hun handen staan. Ik herkende een van deze mannen als een bekende overlastgever genaamd [verdachte] . Ik heb in de Nederlandse en Engelse taal gevorderd weg te gaan van deze locatie om de overlast te doen stoppen.Ik hoorde dat hij riep met zeer luide stem en duidelijk hoorbaar voor omstanders: "vuile kankerhond jij bent Hitler kankerracist".
Verdachte:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedatum 1] 1986.