ECLI:NL:RBMNE:2024:1746

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
16/105943-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandelingen, vernielingen en belediging van een ambtenaar met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere mishandelingen, vernielingen en belediging van een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 april 2023 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem op zijn achterhoofd te stompen, en op 11 april 2023 [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht tegen zijn oor te slaan. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde datum opzettelijk en wederrechtelijk een plantenbak van [slachtoffer 1] vernield. Tevens werd de verdachte beschuldigd van het beledigen van brigadier [verbalisant 1] op 11 april 2023, waarbij hij beledigende woorden gebruikte. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat er geen sprake was van een aanranding waartegen verdediging geboden was. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor die conclusie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 161 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en er zijn meerdere bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder immateriële schadevergoeding voor de slachtoffers van de mishandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/105943-23, 16/090538-23 en 16/096652-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats 1] (Colombia),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2023 (pro-forma), 23 oktober 2023 (pro-forma), 15 december 2023 (pro-forma) en 5 maart 2024 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/105943-23
feit 1:op 21 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem op zijn achterhoofd te stompen;feit 2:op 11 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht tegen zijn oor te slaan;
feit 3:op 21 april 2023 te Utrecht een plantenbak van [slachtoffer 1] heeft vernield;16/090538-23feit 1:op 3 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem een klap/vuistslag op zijn wang/gezicht te geven;
feit 2:op 3 april 2023 te Houten een intercom van een cel van de Nationale Politie heeft vernield/onbruikbaar heeft gemaakt;
16/096652-23op 11 april 2023 te Utrecht brigadier [verbalisant 1] , een ambtenaar, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft beledigd door tegen hem te zeggen "vuile kankerhond”, “jij bent Hitler” en/of "kankerracist".

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 16/105943-23 feit 3 ten laste gelegde vernieling van de plantenbak, omdat verdachte niet het opzet had om enig goed te vernielen. Daarnaast blijkt uit het dossier niet duidelijk welk goed beschadigd of vernield is.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van de onder 16/090538-23 feit 2 ten laste gelegde vernieling van de intercom van de politie. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat het apparaat door het handelen van verdachte is beschadigd of onbruikbaar is gemaakt.
Verdachte heeft zich verder ten aanzien van de onder 16/105943-23 feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat hij uit noodweer handelde.
Alle overige feiten kunnen volgens de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen 16/105943-23 [1]
Feit 1 en feit 3 – mishandeling [slachtoffer 1] en vernieling plantenbak
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2024Het klopt dat ik op 21 april 2023 bij café [horecagelegenheid 1] in Utrecht was. Het klopt dat ik daar buiten het café een voorwerp heb gepakt. Ik heb net gedaan alsof ik het voorwerp ging gooien. Ik heb het voorwerp daarna stevig op tafel gezet en daarbij ging het voorwerp kapot.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] genummerd PL0900-2023116619-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 21 april 2023 aan het werk in mijn café genaamd ' [horecagelegenheid 1] '. Ik zag een man die niet uit het café wilde gaan. Ik probeerde met de man in de richting van de deur te lopen terwijl ik hem vasthield. Ik zag dat de man zich rechts indraaide met zijn lichaam en met een gestrekte arm mij met een gebalde rechtervuist op mijn achterhoofd sloeg. [2] Direct nadat de man mijn achterhoofd raakte met zijn vuist voelde ik een stekende pijn op mijn achterhoofd en dit straalde uit richting mijn nek. [3] Nadat hij de klap had gegeven duwde ik hem naar buiten. Ik zag dat hij naar de plantenbak liep die op mijn terras staat. Ik zag dat hij de plantenbak pakte en dat hij deze richting mij wilde gooien. Ik zag dat hij een gooiende beweging maakte. Ik deed de deur snel dicht. De man gooide plantenbak niet. Ik zag dat de man de plantenbak vervolgens kapot sloeg op de tafel. [4]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , genummerd PL0900-2023116619-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 april 2023 was ik werkzaam als barmedewerker in het café ' [horecagelegenheid 1] ', gelegen aan het [adres 2] te [plaats 2] . Ik zag dat [slachtoffer 1] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] , aangever] een man naar buiten probeerde te duwen. Ik zag dat hij [
de rechtbank begrijpt: verdachte] zijn hand, in een zwaaiende beweging met kracht, richting het hoofd van [slachtoffer 1] bewoog. Ik zag dat de hand van de man het achterhoofd van [slachtoffer 1] raakte. [5]
Bewijsoverweging
Vernieling plantenbak
Aangever en verdachte verklaren beiden dat verdachte op 21 april 2023 in Utrecht, buiten het café van aangever, een voorwerp heeft gepakt en hiermee een gooiende beweging heeft gemaakt. Verdachte heeft het voorwerp niet gegooid, maar naar eigen zeggen hard op de tafel gezet. Aangever heeft het over het kapotslaan van het voorwerp op de tafel. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit voorwerp geen plantenbak was, maar een kaarsenhouder. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat het een plantenbak betrof en dat deze kapot is gegaan. De rechtbank is, net als de officier van justitie heeft betoogd, van oordeel dat aangever zijn eigen goederen het beste kan herkennen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van aangever.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte opzet had op de vernieling van dit voorwerp.
Ook als wordt meegegaan met de lezing van verdachte dat hij niets wilde vernielen, is er naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op die vernieling. Verdachte deed eerst alsof hij de plantenbak naar [slachtoffer 1] wilde gooien en zette die plantenbak vervolgens met kracht neer, waarmee hij de aanmerkelijke kans dat deze kapot zou gaan heeft aanvaard.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, de vernieling van de plantenbak van [slachtoffer 1] , wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – mishandeling [slachtoffer 2]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 2 van parketnummer 16/105943-23 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De verweren die zijn gevoerd door de verdediging worden hieronder weerlegd. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 april 2023, genummerd PL0900-2023115714-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 4-7.
Bewijsoverweging
Beroep op noodweer
Verdachte heeft ter zitting van 5 maart 2024 verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen. Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij niet anders kon, omdat aangever de fiets van verdachte vastpakte en deze niet wilde loslaten. Het slaan van aangever was hiermee voor verdachte de enige optie om ervoor te zorgen dat aangever zijn fiets losliet. Hiermee heeft verdachte een beroep gedaan op noodweer wegens een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn goed.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die verdachte aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, geen beroep op noodweer rechtvaardigen. Blijkens de aangifte hield aangever de fiets slechts tegen en ze: ‘blijf staan’. Verdachte had de fiets neer kunnen zetten en het gesprek met aangever aan kunnen gaan. Het vastpakken van een fiets is onder deze omstandigheden geen aanranding waartegen verdediging geboden is. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelen16/090538-23 [6]
Feit 1 – mishandeling [slachtoffer 3]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , genummerd PL0900-2023096630-8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict : [locatie] , Utrecht.
Op 3 april 2023 was ik werkzaam als beveiliger bij Trigion. Ik zag voor het restaurant [horecagelegenheid 2] een man liggen op de grond en ik vroeg de man om wakker te worden. Ik heb de man medegedeeld dat hij het pand moest verlaten en ik kreeg het idee dat de man niet wilde luisteren. [7] Ik zag dat man met zijn rechterhand uithaalde en voelde een klap in mijn gezicht op mijn linker wang. Ik voelde gelijk een stekende pijn in mijn gezicht. [8]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023096630-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2023 kwam ik ter plaatse aan de [locatie] . Ik zag dat er twee beveiligers bovenop de mij ambtshalve bekende: [verdachte] , geboren
[geboortedatum 1] 1986, zaten en zag dat zij hem onder bedwang hielden op de grond. [9] Ik zag vervolgens dat [A] , geboren [geboortedatum 2] 1975 te [geboorteplaats 2] , naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde dat hij mij samengevat het volgende verklaarde:
- Dat hij van bovenaf aan de zijde van het Hilton Hotel keek naar de [locatie]
;
- Dat hij zag dat [verdachte] op de begane grond aan de zijde van de draaideuren op
een bankje lag te slapen;
- Dat hij zag dat [verdachte] werd aangesproken door de beveiliging;
- Dat hij zag dat [verdachte] één van de beveiligers uit het niets met een vuist had
geslagen op zijn hoofd. [10]
Feit 2 – vernieling intercom cel
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023097007-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 3 april 2023 was ik, [verbalisant 2] , op het politie cellencomplex in Houten. Ik zag via de camera van crisiscel 1 dat [verdachte] met beide handen in de toiletpot ging en hij water uit het toilet in zijn handen had. Ik zag dat hij met beide handen een kommetje maakte en een gooiende beweging naar de muur maakte. Ik zag dat het water tegen de intercom van de cel kwam. Ik nam contact op met verdachte in cel 1 via de intercom. Ik hoorde dat de stem van verdachte niet meer te verstaan was. Ik hoorde dat verdachte tegen de intercom begon te praten. Ik hoorde zijn stem heel erg zacht, het leek van heel ver weg te komen. Ik zei tegen verdachte dat ik hem niet kon verstaan. Ik sprak tegen verdachte, en hoorde dat hij mij niet hoorde. Ik hoorde dat hij bleef roepen: “he?”, “he?”, “wat?”. Ik weet dat de intercom voor de plaatsing van verdachte in de cel en voordat verdachte water in de intercom had gegooid, volledig inzetbaar en goed verstaanbaar was voor verdachte en politiemedewerker. Door het gooien van water in de intercom is deze defect, vernield dan wel onbruikbaar geraakt. Ik, verbalisant, heb meerdere keren de intercom gecheckt of deze het weer deed. Dit was niet het geval. [11]
Bewijsoverweging
Onbruikbaar maken intercom
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vastgesteld kan worden dat de intercom beschadigd is door het handelen van verdachte. Met de bewijsmiddelen kan niet worden uitgesloten dat de intercom door een andere reden tijdelijk niet werkte, aldus de verdediging.
Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal volgt dat de betreffende intercom nog goed functioneerde voordat verdachte in de cel werd geplaatst. Nadat verdachte in de cel was geplaatst en water over de intercom had gegooid, kon niet meer via de intercom worden gecommuniceerd met verdachte. De verbalisant schrijft duidelijk op dat de intercom het eerst nog wel deed en later, door toedoen van verdachte, niet meer werkte. Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de intercom door het handelen van verdachte ten minste tijdelijk onbruikbaar is gemaakt.
Bewijsmiddelen 16/096652-23 [12]
Belediging [verbalisant 1]
Een proces-verbaal van bevindingen, brigadier [verbalisant 1] , genummerd PL0900-2023105011-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 april 2023, bevond ik mij op het [straat] te Utrecht. Ik zag drie mannen, met een blikje alcohol in hun handen staan. Ik herkende een van deze mannen als een bekende overlastgever genaamd [verdachte] . Ik heb in de Nederlandse en Engelse taal gevorderd weg te gaan van deze locatie om de overlast te doen stoppen. [13] Ik hoorde dat hij riep met zeer luide stem en duidelijk hoorbaar voor omstanders: "vuile kankerhond jij bent Hitler kankerracist".
Verdachte:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedatum 1] 1986. [14]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/105943-23feit 1:op 21 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem op zijn achterhoofd te stompen;
feit 2:op 11 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht tegen zijn oor te slaan;
feit 3:op 21 april 2023 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een plantenbak die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield;
16/090538-23feit 1:op 3 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een vuistslag op zijn wang, althans in zijn gezicht te geven;
feit 2:op 3 april 2023 te Houten opzettelijk en wederrechtelijk een intercom van een cel die aan de Nationale Politie toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt;
16/096652-23op 11 april 2023 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , brigadier, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "vuile kankerhond”, “jij bent Hitler” en "kankerracist”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/105943-23 feit 1 & feit 2; 16/090538-23 feit 1, telkens:
mishandeling;
16/105943-23 feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/090538-23 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
16/096652-23:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie sluit in dit kader aan bij de bevindingen in de over verdachte opgemaakte psychiatrische rapportage van 14 januari 2024. Verder stelt de officier van justitie dat uit de verklaring van verdachte enige mate van handelingsbesef blijkt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank primair om, in afwijking van de psychiatrische rapportage, verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte in 2021 vergelijkbare delicten heeft gepleegd en dat hij destijds door de rechtbank Rotterdam volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard. De psychische klachten die verdachte in 2021 en 2023 had, lijken in sterke mate op elkaar. In het dossier zie je een uiterst verwarde man die volledig de weg kwijt is. De raadsman leidt hieruit af dat verdachte volledig werd gestuurd door zijn psychische stoornis en dus volledig ontoerekeningsvatbaar was. Verdachte dient volgens de raadsman dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 14 januari 2024, opgemaakt door L. Beverloo, psychiater.
De psychiater schrijft in het voornoemd rapport dat bij verdachte sinds enkele jaren sprake is van een recidiverend manisch psychotisch toestandsbeeld, nog onduidelijk in welk kader. Daarnaast is sinds jonge leeftijd sprake van een stoornis in gebruik van cannabis, in ernstige mate. Diagnostisch is een ongespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis het meest waarschijnlijk. In de weken waarin de bewezen verklaarde feiten plaatsvonden was sprake van een floride manisch psychotisch toestandsbeeld. Dat verdachte met overmatige agressie reageert, valt hem volgens de psychiater wel aan te rekenen. Verder werd het denken van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten vrijwel volledig gestuurd door zijn achterdocht en manisch psychotische gedachtegang. De psychiater adviseert het bewezenverklaarde in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de overwegingen van de psychiater over en maakt deze tot de hare. Gezien de bovenstaande psychiatrische bevindingen acht de rechtbank verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank volgt de psychiater in haar bevinding dat het denken van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde vrijwel volledig werd gestuurd door zijn psychotische gedachtegang, maar dat het reageren met overmatige agressie hem wel valt aan te rekenen. Uit de verklaringen die verdachte heeft afgelegd leidt de rechtbank bovendien af dat de agressiviteit van verdachte zich bewust richtte tegen personen die hem aanspraken op zijn gedrag. Hieruit leidt de rechtbank enige bewustheid van het handelen van verdachte af. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verzoek om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar aan te merken, omdat de rechtbank voor die verstrekkende conclusie te weinig aanknopingspunten en juist contra-indicaties in het dossier ziet en er geen rapporten van deskundigen zijn die een dergelijk oordeel zouden ondersteunen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de voornoemde conclusies van de psychiater. De omstandigheid dat verdachte kennelijk eerder door de rechtbank Rotterdam volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank gaat uit van de situatie zoals deze ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was, en niet hoe deze in de jaren daaraan voorafgaand is geweest.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 161 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
* meldplicht bij reclassering;
* opname in een zorginstelling;
* ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* meewerken aan schuldhulpverlening;
* meewerken aan middelencontrole.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Aan verdachte dient in ieder geval geen hogere straf te worden opgelegd dan de tijd die hij al in voorarrest heeft gezeten. Verdachte ondergaat nu op basis van een zorgmachtiging een klinische behandeling op de [instelling] in de kliniek in [plaats 1] . Het is op dit moment nog niet duidelijk of de zorgmachtiging wordt verlengd. Uit de deskundigenadviezen en uit de verklaring van verdachte blijkt dat zijn situatie in sterke mate is verbeterd sinds hij klinisch wordt behandeld. Verdachte kan zich ook vinden in de behandeling die hij krijgt en wil hieraan blijven meewerken. De verdediging is van mening dat het in het belang is van verdachte dat de klinische behandeling wordt voortgezet. Indien deze behandeling niet in een civiel kader (in het kader van de zorgmachtiging) wordt voortgezet, zou dit als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijke straf kunnen worden verbonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van de feiten
Verdachte heeft meerdere personen mishandeld, nadat hij door hen op zijn gedrag werd aangesproken. Verdachte weigerde om na herhaald verzoek van beveiliger [slachtoffer 3] zijn illegale slaapplek te verlaten. Toen beveiliger [slachtoffer 3] spullen van verdachte probeerde te verplaatsen heeft verdachte hem uit het niets met een vuist in het gezicht geslagen. Verdachte weigerde ook om het café van aangever [slachtoffer 1] te verlaten. Hierna heeft hij [slachtoffer 1] mishandeld door hem met een vuist op zijn achterhoofd te stompen. Ook heeft verdachte [slachtoffer 2] geslagen toen deze hem aansprak over het meenemen van een fiets. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van de slachtoffers en heeft hen pijn en letsel bezorgd.
Ook heeft verdachte een plantenbak van [slachtoffer 1] en een intercom van een politiecel vernield respectievelijk onbruikbaar gemaakt. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de eigendommen van anderen en heeft hen financiële schade toegebracht.
Verdachte heeft daarnaast brigadier [verbalisant 1] op ernstige wijze beledigd. Deze politieambtenaar deed op dat moment zijn werk en zijn interventie was nodig omdat verdachte overlast veroorzaakte. Verdachte heeft hem in het bijzijn van vele omstanders in zijn eer en goede naam aangetast. De door verdachte gedane uitlatingen zijn kwalijk en getuigen van een gebrek aan respect voor het publieke belang dat deze politieambtenaren dienen. Hiermee heeft verdachte het gezag van [verbalisant 1] als ambtsdrager ondermijnd.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals eerder geweldsfeiten tegen beroepsbeoefenaars heeft gepleegd en hiervoor is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro-Justitia rapport van 14 januari 2024, opgemaakt door psychiater L. Beverloo, zoals onder paragraaf 7.3 al besproken. De psychiater stelt verder nog dat is gebleken dat een (al dan niet gedwongen) opname in de GGZ en gebruik van medicatie binnen een zorgnetwerk herstel liet zien op verschillende levensdomeinen, namelijk medisch, sociaal maatschappelijk en persoonlijk. Een dergelijk behandelkader heeft volgens de psychiater uitsluitend kans van slagen als het wordt voortgezet in een gesloten klinische psychiatrische setting.
Ook is ten behoeve van verdachte een reclasseringsadvies van 20 februari 2024 opgemaakt. De reclassering beschrijft dat het lopende schorsingstoezicht positief verloopt. Verdachte verblijft momenteel op basis van een zorgmachtiging in de [instelling] in de kliniek in [plaats 1] . Momenteel is verdachte goed ingebed in zorg, is hij ingesteld op medicatie en is hij abstinent van middelen. Hierdoor wordt het risico op recidive en het risico op letsel als laag-gemiddeld geschat. Onttrekking aan de behandeling en/of medicatie zullen er echter gelijk voor zorgen dat het recidiverisico hoog uitvalt. De reclassering is dan ook van mening dat het reclasseringstoezicht voortgezet moet worden om het recidiverisico positief te blijven beïnvloeden. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met verschillende bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het advies.
Verdachte zelf heeft bij de reclassering, maar ook ter terechtzitting, aangegeven dat hij baat heeft bij de ingezette hulpverlening en begrijpt dat er een langer behandeltraject nodig is. Hij heeft gezegd dat hij hieraan wil meewerken.
Zoals in paragraaf 7.3 al besproken zal de rechtbank, in overeenstemming met het psychiatrisch rapport, het bewezen verklaarde bij het bepalen van de straf in (sterk) verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De straf
Gelet op de ernst en de frequentie van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd kan niet worden volstaan met andere straf dan een gevangenisstraf. In het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte meermaals eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor geweldsfeiten tegen beroepsdragers. Ook in deze strafzaak heeft verdachte zich gericht tegen beroepsdragers. Verdachte heeft veel strafbare feiten gepleegd in een korte periode. Ook dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 161 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank is het met de reclassering en de psychiater eens dat verdachte gebaat is bij de voortzetting van de lopende klinische behandeling en met verdere begeleiding van de reclassering. Hiermee kan het recidiverisico van verdachte worden ingeperkt en kan hij behandeling krijgen voor zijn ongespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis en zijn verslaving aan cannabis. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering:
* meldplicht bij reclassering;
* opname in een zorginstelling;
* ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* meewerken aan schuldhulpverlening;
* meewerken aan middelencontrole.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten meerdere mishandelingen
.Verdachte is eerder voor soortgelijke feiten in aanraking gekomen met politie en justitie. Tegen deze achtergrond, en mede gelet op de adviezen van de reclassering en de psychiater, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw dergelijke misdrijven zal begaan indien hij niet de juiste behandeling en hulpverlenging krijgt. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf die aan verdachte wordt opgelegd is gelijk aan de duur die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal daarom het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 3]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 van parketnummer 16/090538-23 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 van parketnummer 16/090538-23 bewezenverklaarde immateriële schade is toegebracht.
Blijkens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien (onder sub b) de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De gevorderde schade is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen hiervan, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, van oordeel dat een toewijzing van € 200,- [tweehonderd euro] aan immateriële schade billijk is. Dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,- [tweehonderd euro], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJ [verbalisant 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/096652-23 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 150,-, gelet op de ernst van het feit en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 16/096652-23 bewezenverklaarde immateriële schade is toegebracht.
Blijkens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien (onder sub b) de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad.
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen hiervan, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, van oordeel dat een toewijzing van € 150,- [honderdvijftig euro] aan immateriële schade billijk is en dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking, nu dit bedrag bovendien niet is betwist. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,- [honderdvijftig euro], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 267, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
161 [honderdeenenzestig] dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 14 [veertien] dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 [twee] jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* zich meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21 te Heerhugowaard. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat opnemen in FPA Heiloo of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiesteling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* aansluitend op de klinische opname in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen inhoudt. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zin financiën en schulden;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
-
heft ophet reeds geschorste
bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe voor een bedrag van € 200,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
- wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 150,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. C.A.J. van Yperen en O. Veldman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024.
Mr. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/105943-23feit 1:hij op of omstreeks 21 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem op zijn achterhoofd te stompen;
feit 2:hij op of omstreeks 11 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht tegen zijn oor te slaan;
feit 3:hij op of omstreeks 21 april 2023 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een plantenbak, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
16/090538-23feit 1:hij op of omstreeks 3 april 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een klap/vuistslag op zijn wang, althans in zijn gezicht te geven;
feit 2:hij op of omstreeks 3 april 2023 te Houten opzettelijk en wederrechtelijk een intercom van een cel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
16/096652-23hij op of omstreeks 11 april 2023 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , brigadier, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "vuile kankerhond”, “jij bent Hitler” en/of "kankerracist", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 april 2023, genummerd PL0900-2023117319, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8.
3.Pagina 8-9.
4.Pagina 9.
5.Pagina 12.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 april 2023, genummerd PL0900-2023097097, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Pagina 6.
8.Pagina 7.
9.Pagina 16.
10.Pagina 17.
11.Pagina 25.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 april 2023, genummerd PL0900-2023105011, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 34. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Pagina 11.
14.Pagina 12.