ECLI:NL:RBMNE:2024:1741

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10416095 \ MC EXPL 23-1790
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van non-wederverkoopbeding bij verkoop van exclusieve BMW's met toewijzing van boetes

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2024, stonden de eisende partijen, [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] B.V., tegenover de gedaagde partijen, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V. De kern van het geschil betrof de schending van een non-wederverkoopbeding dat was opgenomen in de koopovereenkomsten voor exclusieve BMW's. De eisende partijen vorderden betaling van boetes omdat de gedaagde partijen de voertuigen binnen vier maanden na aankoop hadden doorverkocht, wat in strijd was met de gemaakte afspraken. De gedaagde partijen voerden aan dat zij niet gebonden waren aan het non-wederverkoopbeding, en dat er sprake was van dwang en misbruik van omstandigheden bij het ondertekenen van de niet-overdrachtsverklaring. De kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was voor dwang of misbruik van omstandigheden en dat de boetes terecht waren opgelegd. De vorderingen van de gedaagde partijen in reconventie werden afgewezen, en de kantonrechter wees de gevorderde hoofdsommen en proceskosten toe aan de eisende partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10416095 MC EXPL 23-1790 J/13702
Vonnis van 20 maart 2024
inzake

1.de besloten vennootschap [eiseres sub 1] B.V.,

h.o.d.n. [handelsnaam 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap
[eiseres sub 2] B.V.,
h.o.d.n. [handelsnaam 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in conventie,
verder afzonderlijk [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] en gezamenlijk (in enkelvoud) [eiseres c.s.] te noemen,
gemachtigde: mr. R.L.M. Cox, advocaat te Nijmegen,
tegen:

1.de besloten vennootschap [gedaagde sub 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
2. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
verder afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk (in enkelvoud) [gedaagde c.s.] te noemen,
gemachtigde: mr. D.N. Allick, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 2 augustus 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [gedaagde c.s.] ;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [eiseres c.s.] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [gedaagde c.s.] ;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [eiseres c.s.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
[handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] zijn officiële BMW-dealers.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden (in)direct bestuurd door de heer [A] (hierna: [A] ).
2.3.
Op 22 mei 2021 heeft [gedaagde sub 2] bij [handelsnaam 2] een nieuwe exclusieve BMW M3 Competition (hierna: de M3) gekocht voor € 127.943,00 inclusief BPM en BTW.
2.4.
Op 25 januari 2022 heeft [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ), vertegenwoordigd door de heer [B] , een nieuwe exclusieve BMW M5 CS (hierna: de M5) bij [handelsnaam 1] gekocht voor € 201.290,00 inclusief BPM en BTW.
2.5.
Op 30 maart 2022 is de M5 aan [gedaagde sub 1] geleverd. Twee uur voor aflevering werd [handelsnaam 1] verzocht de auto af te leveren aan [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft ook de koopprijs betaald.
2.6.
Diezelfde dag, vóór aflevering van de M5, heeft [A] op verzoek van [handelsnaam 1] een document met de titel ‘Bevestiging eindgebruikersstatus’ namens [gedaagde sub 1] getekend waarin, voor zover hier van belang, het volgende staat opgenomen:
(…)
2. Koper en de agent zijn door dealer geïnformeerd dat het aan dealer niet is toegestaan om nieuwe BMW voertuigen te verkopen aan kopers die de intentie hebben deze weder te verkopen voor commerciële doeleinden. Koper en de agent verklaren daarom dat zij niet de bedoeling hebben om het voertuig weder te verkopen voor commerciële doeleinden.
(…)
2.7.
Daarnaast heeft [A] toen op verzoek van [handelsnaam 1] ook een document met de titel ‘Nietoverdrachtsverklaring’ (hierna: niet-overdrachtsverklaring) namens [gedaagde sub 1] getekend waarin, voor zover hier van belang, het volgende staat opgenomen:
1. Koper zal zijn rechten uit de koopovereenkomst waarop deze verklaring betrekking heeft - voor zover deze betrekking heeft op een voertuig - niet overdragen en koper zal het betreffende voertuig niet binnen vier maanden na de verkrijging daarvan doorverkopen, tenzij verkoop om niet-commerciële redenen plaatsvindt. Als het voertuig in strijd met het voorgaande om commerciële redenen verkocht wordt, of aan een commerciële wederverkoper, dan zal koper een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn ten bedrage van vijftien procent van de door koper betaalde nettokoopprijs.
(…)
2.8.
Op 10 mei 2022 is de M3 aan [gedaagde sub 2] geleverd. Vóór aflevering heeft [A] op verzoek van [handelsnaam 2] eenzelfde ‘Bevestiging eindgebruikersstatus’ en niet-overdrachtsverklaring als beschreven onder 2.6. en 2.7. getekend.
2.9.
[gedaagde sub 1] heeft de M5 binnen vier maanden na haar verkrijging doorverkocht. [gedaagde sub 2] heeft datzelfde gedaan met de M3.

3.De vorderingen van partijen in conventie en reconventie

3.1.
[eiseres c.s.] vordert in conventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] veroordeelt om aan [handelsnaam 1] een hoofdsom van € 18.643,55 te betalen;
[gedaagde sub 1] veroordeelt om aan [handelsnaam 1] de buitengerechtelijke kosten van
€ 961,44 te betalen;
3) [gedaagde sub 2] veroordeelt om aan [handelsnaam 2] een hoofdsom van
€ 11.360,80 te betalen;
4. [gedaagde sub 2] veroordeelt om aan [handelsnaam 2] de buitengerechtelijke kosten van € 888,61 te betalen;
5. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde c.s.] vordert in reconventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de niet-overdrachtsverklaring d.d. 30 maart 2022 van [handelsnaam 1] en [gedaagde sub 1] vernietigt;
de niet-overdrachtsverklaring d.d. 22 mei 2022 van [gedaagde sub 2] en [handelsnaam 2] vernietigt;
[handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.

4.De standpunten van partijen in conventie en reconventie

4.1.
[handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] menen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] boetes aan hen zijn verschuldigd. Hieraan leggen zij ten grondslag dat dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich hebben verplicht om de auto’s niet binnen vier maanden na hun verkrijging door te verkopen. Naast de boetes, die zijn berekend over de verkoopprijs exclusief BPM en BTW, maken [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] aanspraak op buitengerechtelijke kosten omdat hun gemachtigden werkzaamheden heeft verricht ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
4.2.
[gedaagde sub 2] betwist dat zij is gebonden aan het non-wederverkoopbeding. Niet gebleken is dat [A] de niet-overdrachtsverklaring namens [gedaagde sub 2] heeft ondertekend. Verder menen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] zich niet kunnen beroepen op de boetebedingen. De bedingen zijn volgens hen tot stand gekomen onder dwang dan wel is er misbruik gemaakt van omstandigheden. Verder betogen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat bekend was dat het juist de bedoeling was dat de auto’s zo snel mogelijk zouden worden doorverkocht zodat het beroep op de contractuele bepaling in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. In het uiterste geval vragen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de kantonrechter de boetes te matigen tot nihil.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Vanwege de samenhang tussen alle vorderingen in conventie en reconventie zullen deze gevoegd worden behandeld.
Niet-overdrachtsverklaring door [gedaagde sub 2] ondertekend?
5.2.
Naar aanleiding van het door [gedaagde sub 2] gevoerde verweer dat niet is gebleken dat [A] de niet-overdrachtsverklaring namens haar heeft ondertekend, heeft [handelsnaam 2] uiteengezet dat de betreffende verklaring deel uitmaakt van één PDF-bestand van in totaal zes pagina’s. Daarbij zat ook een bijlage (genaamd: ‘MANDAAT’) waarmee [gedaagde sub 2] [A] machtigde om de M3 bij [handelsnaam 2] te kopen en [gedaagde sub 2] ten aanzien van die koop te vertegenwoordigen. Verder heeft zij gesteld dat het ondertekende document vanuit ‘ [e-mailadres] ’ retour is gezonden. Daar genoemde omstandigheden door [gedaagde sub 2] niet gemotiveerd zijn weersproken, concludeert de kantonrechter dat [A] de niet-overdrachtsverklaring namens [gedaagde sub 2] heeft ondertekend.
Dwang/misbruik van omstandigheden?
5.3.
Volgens [gedaagde c.s.] zijn de non-wederverkoopbedingen getekend onder dwang dan wel is er misbruik gemaakt van de omstandigheden. Gesteld is dat de M5, die al volledig betaald was, op de dag van levering alleen werd meegegeven indien de verklaring werd ondertekend. Daarbij is gezegd dat er niets mee zou worden gedaan zolang de auto’s niet buiten Europa zouden worden verkocht. Ook werd er gezegd dat in geval van annulering een vergoeding in rekening zou worden gebracht.
5.4.
[handelsnaam 1] betwist dat er sprake is geweest van dwang dan wel misbruik van omstandigheden. Volgens haar deden zich er omstandigheden voor, waaronder het schuiven met entiteiten, waardoor zij een verklaring verlangde. Er is niet gezegd dat er niets mee zou worden gedaan. Dat is bovendien ook ongeloofwaardig. Volgens [handelsnaam 1] is er zonder enig protest door [A] getekend.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat dwang, in de wet neergelegd als bedreiging, aanwezig is wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed (artikel 3:44 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)). Dat er sprake is van dwang/bedreiging in voormelde zin is niet gesteld of gebleken.
5.6.
Van misbruik van omstandigheden is sprake als [handelsnaam 1] wist of moest begrijpen dat [gedaagde sub 1] door bijzondere omstandigheden, zoals een noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, werd bewogen tot het tekenen van de niet-overdrachtsverklaring en [gedaagde sub 1] in de gegeven omstandigheden [gedaagde sub 1] daarvan had moeten weerhouden (artikel 3:44 lid 4 BW). Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is dus onder meer vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Het gaat dan om omstandigheden die maken dat degene die daarin verkeert, als gevolg daarvan onvrij is en daardoor in een zwakke positie verkeert waarvan een ander misbruik kan maken. De lat voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden ligt hoog. Gesteld noch gebleken is dat van zulke bijzondere omstandigheden sprake is.
5.7.
Dat er sprake zou zijn geweest van dwang/misbruik van omstandigheden in het geval van de M3 heeft [gedaagde sub 2] op geen enkele wijze handen en voeten gegeven. Dit standpunt wordt daarom verworpen.
5.8.
Gelet op het voorgaande stranden de vorderingen van [gedaagde c.s.] in reconventie.
Strijd met redelijkheid en billijkheid?
5.9.
Volgens [gedaagde c.s.] is het beroep op het non-wederverkoopbeding in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Volgens haar wist [eiseres c.s.] of moest zij weten dat de M5 en de M3 bestemd waren voor doorverkoop. [gedaagde c.s.] stelt dat [A] , die in auto’s handelt, al langere tijd via zijn vennootschappen zaken deed met [eiseres c.s.] .
5.10.
[eiseres c.s.] is het oneens met [gedaagde c.s.] . Volgens [eiseres c.s.] was slechts één verkoopmedewerker van [handelsnaam 2] ervan op de hoogte dat [A] handelt in tweedehands auto’s. [eiseres c.s.] stelt zich op het standpunt dat die omstandigheid niet relevant is omdat het in dit geval ging om nieuwe exclusieve BMW’s. [A] heeft volgens [eiseres c.s.] bovendien verklaard de auto’s voor zichzelf en voor zijn familieleden te kopen. [eiseres c.s.] wijst er op dat de M5 en M3 overigens wel mochten worden doorverkocht, maar pas na minimaal vier maanden.
5.11.
De kantonrechter overweegt dat met de door [gedaagde c.s.] overgelegde Whatsapp-correspondenties is aangetoond dat [A] met een medewerker en de directeur van [handelsnaam 2] regelmatig contact had over de koop/verkoop van auto’s en dat hij daarin duidelijk maakte dat hij de auto’s doorverkocht. Dat [eiseres c.s.] wist of moest weten dat ook de M5 en de M3 waren bestemd voor doorverkoop, heeft [gedaagde c.s.] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Bovendien, als [eiseres c.s.] daarvan op de hoogte was, stond het haar vrij om – vanwege de door [eiseres c.s.] uiteengezette wensen van de fabrikant – voor deze auto’s afspraken te maken over de termijn van doorverkoop.
5.12.
Gelet op het voorgaande wordt het standpunt van [gedaagde c.s.] , dat in redelijkheid geen beroep kan worden gedaan op het boetebeding, verworpen.
Matiging boetes?
5.13.
[gedaagde c.s.] vraagt om matiging van de boetes. Volgens [gedaagde c.s.] zijn de boetes buitensporig, maar vooral onaanvaardbaar. Zij stelt dat de boetes voortkomen uit het eigen handelen van [eiseres c.s.] Daarnaast is de indruk gewekt dat er nooit een beroep op de boetebepaling zou worden gedaan. [eiseres c.s.] meent dat er voor matiging geen plaats is.
5.14.
De kantonrechter overweegt dat een rechter volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een overeengekomen boete (op grond van artikel 6:94 BW) op verlangen van de schuldenaar mag matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. De rechter dient die matigingsbevoegdheid terughoudend te hanteren. Matiging is alleen aan de orde als onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
5.15.
De boete is gesteld op een specifieke overtreding, namelijk het doorverkopen van de auto binnen vier maanden na de verkrijging om commerciële redenen. Duidelijk is dat de boete hoofdzakelijk bedoeld is als prikkel tot nakoming en dat de boetes dus een zekere hoogte moeten hebben om de wederpartij tot het gewenste gedrag te dwingen. De kantonrechter overweegt, onder verwijzing naar rechtsoverweging 5.11. dat van oneigenlijk handelen van [eiseres c.s.] niet is gebleken. [eiseres c.s.] heeft uiteengezet dat BMW Nederland op haar beurt boetes aan haar heeft opgelegd als gevolg van het handelen van [gedaagde c.s.] . Er is voor de M3 en M5 in totaal € 16.269,94 aan boetes betaald. Daarnaast is er een deel voorwaardelijk opgelegd. [eiseres c.s.] heeft verder aangevoerd dat haar werkelijke schade groter is vanwege de veroorzaakte reputatieschade. [eiseres c.s.] heeft tot slot naar voren gebracht dat [gedaagde c.s.] aanzienlijk financieel voordeel bij de ongeoorloofde wederverkoop heeft gehad. Dit alles is door [gedaagde c.s.] niet weersproken. Dat de indruk is gewekt dat er geen beroep op de boetebepaling zou worden gedaan is door [eiseres c.s.] bestreden en door [gedaagde c.s.] niet nader onderbouwd. Alles afwegende ziet de kantonrechter geen aanleiding om tot matiging over te gaan. De gevorderde hoofdsommen worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.16.
[handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] maken aanspraak op vergoedingen voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Er is voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten komen overeen met de in het Besluit bepaalde tarieven en zullen worden toegewezen.
Proceskosten
5.17.
[gedaagde c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en reconventie. Voor een hoofdelijke veroordeling, zoals is gevorderd, bestaat geen grond.
5.18.
De proceskosten van [eiseres c.s.] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 112,15
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 punten x tarief € 543,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 2.717,15
5.19.
De proceskosten [eiseres c.s.] worden in reconventie begroot op € 271,00 aan gemachtigdensalaris. De kantonrechter ziet aanleiding om, vanwege de samenhang met de procedure in conventie, alleen gemachtigdensalaris toe te kennen voor de conclusie van dupliek in reconventie.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [handelsnaam 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 19.604,99;
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [handelsnaam 2] tegen bewijs van kwijting te betalen € 12.249,41;
6.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.717,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde c.s.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde c.s.] ook de kosten van betekening betalen;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde c.s.] af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 271,00;
6.8.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.