ECLI:NL:RBMNE:2024:1736

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
C/16/569948 / JL RK 24-106
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in verband met geslachtsziekte bij minderjarige

Op 7 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. Deze beslissing is genomen in het licht van een geslachtsziekte die bij [minderjarige] is geconstateerd en de zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, die belast is met het eenhoofdig gezag, zich verzet tegen de uithuisplaatsing, terwijl de moeder het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) steunt. De kinderrechter heeft benadrukt dat nader onderzoek noodzakelijk is om de situatie van [minderjarige] te verduidelijken, vooral gezien de zorgwekkende uitspraken die zij doet. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de rechtbank voor 4 september 2024 te informeren over de actuele stand van zaken, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/569948 / JL RK 24-106
Datum uitspraak: 7 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, gevestigd te Almere,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. P. de Haan te Almere.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2024;
  • de e-mailberichten van de moeder van 6 februari 2024, 4 maart 2024 en
  • een brief van de GI met bijlagen, binnengekomen bij de griffie op 6 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
7 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- mevrouw [A] , namens de GI.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 8 maart 2024 is de vader is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 11 maart 2024. De kinderrechter heeft laatstelijk bij beschikking van 23 januari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 11 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden. Ook verzoekt de GI een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twaalf maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd. Het gaat goed met [minderjarige] bij opa (moederszijde) en diens partner. Wel bestaan er grote zorgen over [minderjarige] en de uitspraken die zij doet. De GI vraagt zich af of vader in staat is om de belangen van [minderjarige] voorop te stellen en aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Daarnaast heeft [minderjarige] veel vragen over moeder en de reden waarom zij bij opa verblijft. Er is inmiddels een begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en vader bepaald en er zijn begeleide videobelmomenten ingepland. De komende periode is het van belang dat nader onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak van de geslachtsziekte die bij [minderjarige] is geconstateerd. Er staat een gesprek gepland met de zedenpolitie en Veilig Thuis en er zal een advies volgen hoe nu verder. Het is de vraag of er voldoende aanknopingspunten zijn om een studioverhoor te laten plaatsvinden. Totdat er meer duidelijkheid is over de situatie, is een voortzetting van de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk. Moeder heeft het verhaal omtrent de geslachtsziekte van [minderjarige] doorgespeeld aan een agressieve vlogger met als gevolg dat het verhaal op Internet staat. Vader reageert hier weer op. De GI vindt dit heel belastend voor [minderjarige] en roept beide ouders op niets meer over [minderjarige] te delen via social media.
4.2.
Vader kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hij verzet zich tegen de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Het is voor vader onbekend op welke manier [minderjarige] de geslachtziekte heeft opgelopen en tegen vader bestaat er geen bewijs. Er is geen aangifte tegen vader gedaan, dus er zal geen advies van de zedenpolitie komen. Ook zal uit het overleg van Veilig Thuis niks komen. Gelet op de zorgen, is het van belang dat de komende periode hulpverlening ingezet gaat worden, maar dat kan in het kader van de ondertoezichtstelling. Vader staat open voor hulpverlening. Vader heeft zich de afgelopen twee jaar positief ontwikkeld en de GI stond op het punt om de ondertoezichtstelling op te heffen. [minderjarige] sliep bij haar vader in bed omdat zij nare dingen had meegemaakt met haar moeder. Het was wel de bedoeling om een apart bed voor haar te gaan kopen. Er is geen grond aanwezig voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] .
4.3.
Moeder is het eens met de verzoeken. Zij vertrouwt de vader niet. [minderjarige] kan bij haar en haar partner wonen. Moeder heeft destijds afstand genomen van [minderjarige] omdat zij dat voor [minderjarige] beter vond.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlenen voor de duur van zes maanden en het meer of anders gevraagde aanhouden. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom deze beslissing is genomen.
5.2.
Aanvankelijk was de GI doende om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] af te sluiten. Doordat bij [minderjarige] een geslachtsziekte is geconstateerd, zijn er opnieuw grote zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid ontstaan. [minderjarige] doet zeer zorgelijke uitspraken, die niet leeftijdsadequaat zijn. Het is niet aan de kinderrechter om aan waarheidsvinding te doen. Zij constateert echter wel dat de rapporten van het [plaats] UMC en het [instelling] vader niet vrijpleiten. Om goede beslissingen te kunnen nemen is nader onderzoek zeer belangrijk. \
5.3.
Alle betrokkenen en ook de kinderrechter zijn het eens dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden. Voor wat betreft de uithuisplaatsing geldt dat het op dit moment nog te onduidelijk is of de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie bij vader voldoende gewaarborgd wordt. De kinderrechter acht daarom een voortzetting van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden noodzakelijk. Het meer of anders gevraagde zal worden aangehouden. Het is van groot belang dat de komende periode meer duidelijkheid komt over de herkomst van de geslachtsziekte van [minderjarige] . Ter zitting is naar voren gekomen dat er wellicht geen studioverhoor zal plaatsvinden, terwijl dit juist voor opheldering van de situatie zou kunnen zorgen. Ook het [instelling] pleit voor een gesprek met [minderjarige] door een gespecialiseerd psycholoog, hetzij bij Veilig Thuis, hetzij in een gespecialiseerd multidisciplinair team sociale pediatrie zoals in het [plaats] UMC. De kinderrechter is van oordeel dat de GI zich maximaal moet inzetten om duidelijkheid te verkrijgen. Deze duidelijkheid is nodig om een goede beslissing omtrent een verdere uithuisplaatsing te kunnen nemen. De kinderrechter verzoekt de GI om voorafgaand aan de volgende zitting de rechtbank te informeren over de actuele stand van zaken en hoe die zich verhoudt tot het resterende deel van het verzoek. Tot slot moet het de kinderrechter van het hart dat zij het walgelijk vindt dat de geslachtsziekte van een 7-jarig kind op social media besproken wordt. [minderjarige] wordt hierdoor – nog meer – beschadigd. Ouders moeten hier direct mee stoppen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 11 maart 2025;
6.2.
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 11 september 2024;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
voor 11 september 2024, tegen welke zitting de GI, de vader en de moeder dienen te worden opgeroepen;
6.4.
bepaalt dat de GI de rechtbank voor 4 september 2024 informeert over de actuele stand van zaken;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in aanwezigheid van M.D. Lodewijk als griffier, en op schrift gesteld op 3 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.