Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 15,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5B,
- de volmacht d.d. 29 februari 2024 van het bestuur van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2024,
- de pleitnota van [eiser] .
in de volksmond genoemd eigen graf c.q. koopgraf, niet zijnde een eeuwigdurend graf’. Volgens [eiser] is dat onjuist omdat [B] een graf voor onbepaalde tijd was toegezegd. Zowel voorafgaand als na het versturen van de factuur is er door (de advocaat van) [eiser] en zijn familieleden en (de gemachtigde van) [gedaagde] over de kwestie gecorrespondeerd en zijn zij lijnrecht tegenover elkaar blijven staan: [eiser] en zijn familieleden blijven bij het standpunt dat [B] door [gedaagde] is toegezegd dat hij een graf voor onbepaalde tijd zou krijgen, terwijl volgens [gedaagde] van een dergelijke toezegging geen sprake kan zijn omdat er sinds 1978 geen graven voor onbepaalde tijd op de begraafplaats meer zijn uitgegeven en een toezegging aan [eiser] dat hij een graf voor onbepaalde tijd zou krijgen nergens uit blijkt.
3.De beoordeling
Aankoop eigen-graf voor 2 personen tijdsduur 25 jaar ƒ450,00’. [1] In tegenstelling tot [eiser] die de authenticiteit van deze factuur betwist omdat er geen adres en datum op staat, gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van de authenticiteit van de factuur op grond van de verklaring ter zitting van de heer [A] die meedeelde dat hij de betreffende factuur in een oude archiefdoos had gevonden en de uitleg van [gedaagde] dat deze factuur was gericht aan de uitvaartondernemer (en niet aan de nabestaanden) die deze kosten vervolgens in zijn factuur aan de nabestaanden kon opnemen.
715,00