In deze zaak hebben de moeder en zus van de rechthebbende verzocht om ontslag van de huidige professionele bewindvoerder en om zelf als bewindvoerders benoemd te worden. De rechthebbende, geboren in Syrië in 1999, heeft zijn vermogen onder bewind gesteld gekregen vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. De verzoekers hebben echter aangegeven dat zij de Nederlandse taal niet goed beheersen, wat hen belemmert in het correct interpreteren van documenten en communicatie met de bewindvoerder. Dit heeft geleid tot de afwijzing van hun verzoek.
De procedure omvatte zittingen op 14 juni en 26 juni 2023, waarbij de kantonrechter kennisnam van het verzoekschrift en correspondentie van de bewindvoerder. De huidige bewindvoerder heeft verklaard dat zij moeite heeft gehad om contact te krijgen met de verzoekers en dat de financiële situatie van de rechthebbende onduidelijk is, omdat de vorige bewindvoerder geen overdracht heeft gedaan. De kantonrechter heeft besloten het verzoek aan te houden om de verzoekers en de bewindvoerder de kans te geven elkaar beter te leren kennen en om de financiële situatie in kaart te brengen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter op 14 maart 2024 het verzoek afgewezen. De reden hiervoor was dat de verzoekers niet in staat zijn om de financiën van de rechthebbende adequaat te beheren, gezien hun beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De kantonrechter oordeelde dat het in het belang van de rechthebbende is om de huidige bewindvoerder aan te houden, aangezien deze haar taken naar behoren uitvoert. De verzoekers hebben de gelegenheid gehad om op het voornemen van de kantonrechter te reageren, maar hebben geen reactie gegeven. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.M. Crouwel.