Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
“Due to a difference of opinion on the strategy for the next phase of [verweerster sub 2] , we unfortunately had to end our cooperation with [verzoekster (voornaam)] .”
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de verzoekster en de verweersters, waarbij de Deliveroo-criteria als toetsingskader zijn gehanteerd. De verzoekster, werkzaam als Chief Commercial Officer (CCO), stelde dat zij op 10 november 2023 op staande voet was ontslagen en dat dit ontslag niet rechtsgeldig was. De verweersters betwistten de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst en stelden dat de verzoekster als ondernemer had gefunctioneerd. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij onder andere de aard van de werkzaamheden, de gezagsverhouding, en de wijze van beloning zijn beoordeeld. De verzoekster had een managementovereenkomst via haar persoonlijke holding en factureerde haar management fee, wat wijst op een overeenkomst van opdracht in plaats van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster niet als werknemer kan worden aangemerkt, omdat de criteria voor een arbeidsovereenkomst niet zijn vervuld. Het verzoek van de verzoekster werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.