ECLI:NL:RBMNE:2024:167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
16/159623-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met machete in Maarssen

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 juni 2023 in Maarssen een machete tegen de hals van het slachtoffer heeft gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen heeft dat hij opzettelijk heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven, en heeft hem vrijgesproken van poging doodslag. Evenzo is de verdachte vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met de machete druk op de hals van het slachtoffer heeft uitgeoefend, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een hogere straf op te leggen afgewezen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, die zich maatschappelijk heeft ingezet en geen schulden meer heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/159623-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
verder: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 oktober 2023 en 5 januari 2024. De zaak is inhoudelijk behandeld op 5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsvrouw mr. V.C.D. Klaassen, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair: op 30 juni 2023 te Maarssen opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door met kracht een mes tegen de nek/hals te zetten en vervolgens te snijden/prikken/steken in de nek/hals;
subsidiair: op 30 juni 2023 te Maarssen zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond/litteken in de nek/hals, aan [slachtoffer] heeft toegebracht door met kracht een mes tegen de nek/hals te zetten en vervolgens te snijden/prikken/steken in de nek/hals;
meer subsidiair: op 30 juni 2023 te Maarssen heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] toe te brengen door met kracht een mes tegen de nek/hals te zetten en vervolgens te snijden/prikken/steken in de nek/hals.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Door de raadsman is een alternatief scenario naar voren gebracht. Slachtoffer zou de verwonding zelf hebben toegebracht doordat hij door het glas heeft gerold. Door secundaire bloedoverdracht zou het bloed van slachtoffer terecht gekomen zijn op de machete.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het feit hoogstens gekwalificeerd kan worden als mishandeling. Uit het dossier volgt niet dat verdachte slachtoffer heeft wilden doden. Verder zitten op de plek waar de snede is vastgesteld geen vitale delen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hierna zal worden overwogen acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft aangevallen. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd slachtoffer van het leven te beroven en zal verdachte hiervan vrijspreken. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en spreekt verdachte daarom vrij van het subsidiair ten laste gelegde. Het meer subsidiair ten laste gelegde, de poging tot zware mishandeling, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen [1]
Uit het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer] van 30 juni 2023 blijkt het volgende: [2]
Ik was bij de [straat] (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht) ter hoogte van de volkstuintjes. Ik ken [verdachte] ook, dus ik dacht ik kan wel met hem buurten.
Vervolgens hoorde ik dat hij zei: “wacht maar” en ik zag dat hij naar zijn boot liep. Hij kwam met een groot zwaardachtig kapmes naar buiten. Het mes was ongeveer 60 centimeter groot. Als ik het goed herinner had het mes een zwart blad. Ik voelde dat hij het mes tegen de linkerzijde van mijn hals, onder mijn oor, plaatste. Ik voelde druk op mijn hals. Daarna zette hij de ronding van het mes op mijn hals. Toen voelde ik een ruk in mijn hals. Ik zag en voelde gelijk warm bloed vanaf de plek waar hij het mes op had gezet. Dit was ongeveer tussen 00.15 en 01.15 uur (de rechtbank begrijpt: op 30 juni 2023)
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023 blijk het volgende: [3]
Ik heb de woonboot doorzocht waar verdachte [verdachte] mogelijk zou verblijven. In het keukengedeelte trof ik een grote machete zonder hoes op het aanrecht aan. Op de machete zat bloed.
Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict blijkt het volgende: [4]
Op mijn daartoe strekkende vraag waar het betreffende kapmes van de verdachte gebleven
was, hoorde ik de geüniformeerde collega zeggen dat deze verpakt op de achterbank
van zijn surveillancevoertuig lag. Ik zag op het handvat en de snijkant van het kapmes meerdere op bloed gelijkende vlekken zitten.
Biologische sporen
Spoornummer: PL0900-2023196220-192697
SIN: AAPX1704NL
Spooromschrijving: bloed
Plaats veiligstellen: handvat kapmes
Bijzonderheden: betreft bloed aan het handvat
Spoornummer: PL0900-2023196220-192698
SIN: AANE2238NL
Spooromschrijving: bloed
Plaats veiligstellen: lemmet van kapmes
Bijzonderheden: betreft bloed aan de snijkant van lemmet kapmes
Sporendrager
Goednummer: PL0900-2023196220-3185958
SIN: AALK6761NL
Bijzonderheden: machete in zwart foedraal
Uit de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek blijkt het volgende: [5]
Onderste helft lemmet’ AALK6761NL#04 t.a.v. slachtoffer [slachtoffer] WAAY5675NL en verdachte [verdachte] RGR392
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van slachtoffer [slachtoffer] WAAY5675NL en verdachte [verdachte] RGR392 in de bemonstering ‘onderste helft lemmet’ AALK6761NL#04 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [slachtoffer] WAAY5675NL, [verdachte] RGR392 en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Uit de Letselrapportage Forensische Geneeskunde blijkt het volgende: [6]
Achter het linkeroor loopt een met 11 hechtingen behandelde lijnvormige huidonderbreking met een lengte van circa 7,5 centimeter.
Bewijsoverwegingen
Alternatieve scenario
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en het gebrek aan ondersteuning in het dossier voor het alternatieve scenario is de rechtbank van oordeel dat het door de raadsman aangevoerde alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Vrijspraak poging doodslag; wel poging zware mishandeling
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging doodslag. Van (voorwaardelijk) opzet op een bepaald gevolg is sprake wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Hiervoor kunnen feiten van algemene bekendheid worden gebruikt. Feiten van algemene bekendheid zijn feiten waarvoor geen specialistische kennis nodig is en waarvan de juistheid redelijkerwijs niet betwist kan worden. Dat de hals een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel is, maakt niet dat direct als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen dat geweld in de hals leidt tot een aanmerkelijke kans op de dood. Om iets over deze kans te zeggen, moet inzicht zijn verkregen in de wijze waarop, op welke plek en met welke kracht, geweld is gebruikt.
De rechtbank kan niet exact vaststellen welke handeling verdachte heeft verricht. Uit het verhoor van slachtoffer kan worden opgemaakt dat druk is uitgeoefend op de hals en dat hij vervolgens een ruk voelde. Tegen verbalisant [verbalisant] heeft slachtoffer verklaard dat verdachte met het mes in zijn nek had gesneden. Uit deze verklaringen wordt duidelijk dat verdachte slachtoffer vasthield en een scherp mes tegen de hals heeft gezet. Maar onduidelijk is met welke kracht dit is gebeurd. Slachtoffer spreekt over een ruk. In het dossier bevindt zich geen verdere informatie om hierover meer te kunnen constateren. Ten aanzien van de plek waar het letsel is toegebracht, is in de letselrapportage opgeschreven dat het gaat om een niet al te diepe snee achter het linkeroor van slachtoffer. In het verslag van het UMC Utrecht staat beschreven dat geen grote vaten zijn aangedaan. Wat duidelijk naar voren komt uit het strafdossier, is dat slachtoffer na het incident met de machete hevig heeft gebloed en een dusdanige verwonding heeft opgelopen dat hij behandeld moest worden door een arts. Er zijn elf hechtingen nodig geweest om de steek- of snijverwonding van 7,5 centimeter te dichten. Op basis van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat door de manier van handelen van verdachte een aanmerkelijke kans bestond op de dood. Daar komt bij dat op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans op eventueel dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft het mes tegen de keel van aangever gezet, maar heeft hem niet gestoken of gesneden, waardoor niet zonder meer op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen kan worden vastgesteld dat verdachte een eventuele aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard.
Op basis van de beschikbare informatie kan wél worden geconcludeerd dat door het uitoefenen van druk op de hals met een groot mes, zwaar lichamelijk letsel kan volgen. Daarvan is nu geen sprake, omdat het slachtoffer binnen een relatief korte periode is hersteld en, behalve een litteken buiten het gezichtsveld, geen blijvend letsel heft opgelopen, maar met een iets grotere of diepere snee of op een net iets andere plek had was dit mogelijk anders geweest. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden aan het incident, maar dat een aanmerkelijke kans daarop wel bestond. Dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard volgt naar het oordeel van de rechtbank wel uit de (uiterlijke verschijningsvorm van de) gedragingen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte – in het bijzonder het feit dat hij met een groot en scherp mes met kracht tegen de keel van aangever heeft gedrukt en daarna heeft weggerukt – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
Dat betekent dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het meer subsidiaire ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 juni 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een mes(met kracht) heeft gezet tegen de hals van die [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd om bij de strafoplegging rekening te houden met de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft ondergaan. Hij beschikt over een woonadres en heeft geen schulden meer. Verder zet verdachte zich in voor verschillende instanties (de weggeefwinkel en het [naam] ). Verder is verdachte eerder gestopt met het gebruik van verdovende middelen en is hij dit opnieuw van plan. Een langere onvoorwaardelijke straf zorgt ervoor dat verdachte zijn maatschappelijk en sociaal opgebouwde leven kwijtraakt. Een eventueel recidiverisico zou worden verlaagd door een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel van slachtoffer als middelzwaar moet worden bestempeld, aangezien het litteken wellicht nog kan genezen en niet in het zicht zit. Tevens heeft slachtoffer geen aangetoond psychisch letsel overgehouden.
Gezien de LOVS-oriëntatiepunten vindt de verdediging een gevangenisstraf van 7 maanden passend, met aftrek van het voorarrest. De resterende straf na aftrek van voorlopige hechtenis zou voorwaardelijk moeten worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, te weten poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft een machete, een groot scherp mes, bij het slachtoffer in de hals gezet en druk uitgeoefend. Dit heeft ertoe geleid dat het slachtoffer lichamelijk letsel heeft overgehouden aan het delict, bestaande uit een litteken van 7,5 centimeter achter zijn oor. Naast het fysieke letsel, heefteen dergelijk delict ook een psychische impact op het slachtoffer, aangezien een mes in de hals gezet krijgen een beangstigende situatie oplevert. Verdachte heeft door het plegen van dit delict laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Verder neemt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte op het moment van het incident onder invloed van alcohol en verdovende middelen was. Door zichzelf bewust in deze positie te brengen, maakte verdachte zichzelf onvoorspelbaar en zijn gedrag ongecontroleerd.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke geweldsmisdrijven; De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee;
  • een advies van Reclassering Nederland van 22 december 2023, uitgebracht door de heer R.T.M. Holthuijsen, reclasseringswerker;
  • een advies van Reclassering Nederland van 5 oktober 2023, uitgebracht door de heer R.T.M. Holthuijsen, reclasseringswerker;
  • een NIFP-consult van 3 juli 2023, uitgebracht door mevrouw C. Knoppers, psychiater.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan de reclasseringsrapporten en het NIFP-consult. Hierdoor is geen zicht verkregen op delictgerelateerde factoren. De reclassering heeft wel op basis van de urinecontroles geconstateerd dat het middelengebruik niet op de voorgrond lijkt te staan. Nader onderzoek naar het psychosociaal functioneren wordt niet haalbaar geacht, gelet op de afwijzende houding van verdachte. Om die reden wordt geen mogelijkheid gezien voor de invulling van een eventueel toezichtkader. Desondanks lijkt verdachte zijn leven redelijk op de rit te hebben. Hij beschikt over een woning, heeft geen schulden en zet zich maatschappelijk in.
Gevangenisstraf
Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden en vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij gelet op vergelijkbare zaken en in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat het delict zich heeft afgespeeld onder invloed van alcohol en verdovende middelen en met de gevolgen die het delict heeft gehad voor het slachtoffer. Daar staat tegenover dat de rechtbank ook oog heeft voor de persoon van de verdachte.
De rechtbank ziet gelet op de opgemaakte rapportages over verdachte geen aanknopingspunten om een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld, op te leggen aan verdachte.

9.BESLAG

Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten het hakmes (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185958 Machete in zwart foedraal), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Bovendien is met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de overige in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een shirt (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185946, Blauw)
- een broek (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185947 KORTE BOERK, Zwart)
- kleding (omschrijving: PL0900-2023196220-G3187042 BLOUSE/OVERHEM, Blauw)
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ontstaan ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij passend en geboden is en het volledige bedrag van € 6.000,-, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, moet worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de genoemde gevolgen en de schade het rechtstreekse gevolg zijn van hetgeen bewezen wordt verklaard. Enkel een snijwond achter het linkeroor van de benadeelde partij kan worden vastgesteld. Hiervan is echter onduidelijk of het litteken nog kan genezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een poging zware mishandeling, zoals hiervoor omschreven. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Aangever heeft lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het strafbare feit en is daarmee aangetast in de persoon. Het psychische letsel dat daaruit voortvloeit vormt daarmee rechtstreekse schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht, gelet op de jurisprudentie van vergelijkbare zaken, een schadevergoeding van € 1.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met een jaar verlengd dient te worden.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen. Het gaat om een vernielingsfeit, hetgeen geen verband houdt met het ten laste gelegde feit.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 7 januari 2022 van de politierechter van rechtbank Midden-Nederland te Utrecht (parketnummer 16-337538-21) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek en een taakstraf voor de duur van 25 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 het hakmes (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185958 Machete in zwart foedraal);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • een shirt (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185946, Blauw)
  • een broek (omschrijving: PL0900-2023196220-G3185947 KORTE BOERK, Zwart)
  • kleding (omschrijving: PL0900-2023196220-G3187042 BLOUSE/OVERHEM, Blauw);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.000,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-337538-21
- verlengt de bij vonnis van 7 januari 2022 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, aan de opgelegde voorwaardelijke taakstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en S.I. Eijfferts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 30 juni 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
Opzettelijk van het leven te beroven,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) heeft gezet tegen de hals/keel van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) meermalen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gesneden en/of geprikt en/of gestoken in de nek/hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en/of litteken in de nek/hals, heeft toegebracht door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) tegen de hals/keel van die [slachtoffer] te zetten en/of
- ( vervolgens) meermalen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te sijnden en/of prikken en/of steken in de nek/hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer]
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 30 juni 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) heeft gezet tegen de hals/keel van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) meermalen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gesneden en/of geprikt en/of gestoken in de nek/hals, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 september 2023, genummerd MD5R023041 / 09ROER23, opgemaakt door Districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 143 tot en met 146.
3.een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, pagina 24 tot en met 25.
4.een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 17 augustus 2023, pagina 107 tot en met 110.
5.een geschrift, inhoudende een Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt door Dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, van 3 november 2023.
6.een geschrift, inhoudende een Letselrapportage Forensische Geneeskunde, opgemaakt door R.B.J. Smit, Forensisch arts GGD regio Utrecht, van 30 juni 2023, pagina 126 tot en met 133