Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De overwegingen van de kantonrechter
135,--
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M. van Wijk-Van den Berg, tegen de besloten vennootschap [verweerster] B.V. [verweerster] is niet verschenen in de procedure. Het verzoekschrift, dat op 9 februari 2024 is ingediend, betreft een loonvordering en de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2024 heeft [verzoeker] zijn verzoek toegelicht en verklaard dat hij zich wilde houden aan het oorspronkelijke verzoekschrift. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerster] op de juiste wijze is opgeroepen, maar niet is verschenen, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd op basis van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, omdat [verzoeker] niet met de opzegging heeft ingestemd en de vereiste toestemming van het UWV ontbrak. Daarnaast heeft de kantonrechter [verweerster] veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris van [verzoeker] over de periode van 1 december 2023 tot 1 februari 2024, alsook de wettelijke verhoging en rente. De verzoeken tot wedertewerkstelling en voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, omdat het niet aannemelijk was dat het werk van [verzoeker] nog bestond. Tevens zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat [verzoeker] in redelijkheid kosten heeft gemaakt om zijn loonvordering te innen. De proceskosten zijn voor rekening van [verweerster].