ECLI:NL:RBMNE:2024:1658
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit UWV
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 26 januari 2023. Het UWV heeft op 30 mei 2023 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoeker in beroep is gegaan bij de rechtbank. Op 11 september 2023 heeft het UWV echter een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit is gewijzigd. Verzoeker heeft zijn beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoet is gekomen, het UWV verplicht is om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. Dit is in overeenstemming met de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is op 16 januari 2024 uitgesproken.