ECLI:NL:RBMNE:2024:1658

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3325
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 26 januari 2023. Het UWV heeft op 30 mei 2023 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoeker in beroep is gegaan bij de rechtbank. Op 11 september 2023 heeft het UWV echter een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit is gewijzigd. Verzoeker heeft zijn beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoet is gekomen, het UWV verplicht is om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. Dit is in overeenstemming met de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is op 16 januari 2024 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3325

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. N. El Allali),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen verweerders besluit van 26 januari 2023. Verweerder heeft op 30 mei 2023 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 11 september 2023 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin hij het besluit van 26 januari 2023 heeft gewijzigd. Verzoeker heeft daarna zijn beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. In zijn reactie van 17 november 2023 heeft verweerder medegedeeld dat zij zich kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten in beroep.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoeker) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt
van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.