ECLI:NL:RBMNE:2024:1651
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft verzoekster op 6 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Na een brief van verzoekster op 25 april 2023 waarin verweerder in gebreke werd gesteld, heeft verweerder op 11 juli 2023 alsnog een besluit genomen op het bezwaarschrift. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van verzoekster moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is op 16 februari 2024 uitgesproken. Afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen, met de mogelijkheid voor verzoekster om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.