ECLI:NL:RBMNE:2024:1649
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen beslissing herbeoordeling
In deze zaak heeft verzoekster op 7 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van [A]. Verzoekster heeft verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in gebreke gesteld bij brief van 13 oktober 2023, welke door verweerder op 17 oktober 2023 is ontvangen. Na een besluit van verweerder op 14 november 2023, heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op dit verzoek om proceskostenvergoeding. Op 17 januari 2024 heeft verweerder hierop gereageerd.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is uitgesproken op 16 februari 2024.