ECLI:NL:RBMNE:2024:1630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
570482
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreiging en huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige 1 (voornaam)] getuige en slachtoffer is van huiselijk geweld en dat de ouders niet in staat zijn om de nodige hulp te accepteren om deze situatie te verbeteren. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar heeft wel aangegeven dat zij niet openstaat voor een gezinsopname, wat door de vader ook werd betwijfeld. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie in het gezin zorgwekkend is en dat er een langdurig patroon van onveiligheid bestaat. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige 1 (voornaam)] onder toezicht te stellen van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland voor de duur van een jaar, met de verwachting dat binnen deze periode gewerkt zal worden aan de verbetering van de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/570482 / JE RK 24-265
Datum uitspraak: 8 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
hierna te noemen de GI, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[informant],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 15 februari 2024 het verzoek van de Raad ontvangen.
1.2.
De zitting was aanvankelijk gepland op 5 maart 2024. Kort voorafgaand aan de zitting kreeg de kinderrechter bericht van de Raad dat de zittingsvertegenwoordiger ziek was en niet bij de zitting aanwezig kon zijn. De kinderrechter heeft de inhoudelijke behandeling van het verzoek van de Raad daarop verplaatst naar 8 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
  • mevrouw [A] , namens de Raad;
- mevrouw [B] , namens de GI.
1.3.
Aan mevrouw [C] , de partner van de vader, aan de heer [D] , de partner van de moeder (hierna: stiefvader), en aan mevrouw [E] , gezinscoach van [instelling] , is bijzondere toegang verleend tot de zitting als toehoorder.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1 (voornaam)] naar haar mening gevraagd. De kinderrechter heeft op 5 maart 2024 met [minderjarige 1 (voornaam)] gesproken. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat zij heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] woont samen met haar halfbroertjes ( [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 3 (voornaam)] ) bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
Bij beschikking van 12 december 2023 is [minderjarige 1 (voornaam)] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 12 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] voor de duur van een jaar. De Raad stelt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] , omdat zij al vanaf jongs af aan getuige en slachtoffer is van huiselijk geweld. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft hierdoor een overlevingsmechanisme ontwikkeld, waarbij zij continu in de vechtstand staat. Doordat de ouders niet adequaat en stevig in hun opvoedrol kunnen staan, neemt [minderjarige 1 (voornaam)] zorgtaken op zich voor haar halfbroertjes. Dit leidt tot wrijving tussen de stiefvader en haar, wat voor escalaties zorgt. Volgens de Raad is de moeder onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] weg te nemen en hulpverlening te accepteren, omdat het haar niet lukt om de adviezen van de hulpverlening (over hoe aan te sluiten bij [minderjarige 1 (voornaam)] ) op te volgen. Hoewel er verschillende hulpverlening is aangeboden aan het gezin, blijft er sprake van structurele onveiligheid in huis. De Raad vindt het nodig dat door een gezinsopname meer zicht komt op het antwoord op de vraag of de moeder in staat is de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] te dragen. In het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] moet binnen het komende jaar dit zicht worden verkregen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad om [minderjarige 1 (voornaam)] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De moeder heeft op de zitting verteld dat zij het niet eens met een gezinsopname. Zij wil dat eerst ambulante hulp wordt ingezet.
4.2.
De vader heeft geen bezwaar tegen een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1 (voornaam)] . Hij maakt zich zorgen over wat [minderjarige 1 (voornaam)] zal doen als de gezinsopname doorgedrukt wordt.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige 1 (voornaam)] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
Toelichting
5.3.
Uit de stukken en het gesprek op de zitting blijkt dat is voldaan aan de vereisten uit de wet. [minderjarige 1 (voornaam)] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er zijn grote zorgen over de situatie waarin [minderjarige 1 (voornaam)] opgroeit. Zij is al langere tijd getuige van spanningen, conflicten en fysiek en verbaal geweld tussen de moeder en stiefvader onderling, maar ook van de moeder en stiefvader richting [minderjarige 1 (voornaam)] . De moeder en de stiefvader hebben op de zitting verteld dat het in de thuissituatie inmiddels beter gaat. Hierbij speelt mee dat de stiefvader is gestopt met alcoholgebruik. De kinderrechter vindt het positief dat de situatie thuis rustiger is en de spanningen minder snel oplopen. Maar toch blijven de zorgen over de thuissituatie van de vader en stiefmoeder bestaan. Er is al een hele lange tijd sprake van een patroon tussen de vader en stiefmoeder waarbij het soms een periode beter gaat tussen hen en zij daarna weer vervallen in oud gedrag. De kinderrechter is er daarom niet gerust op dat er in de toekomst geen escalaties meer zullen plaatsvinden, waarbij sprake is van huiselijk geweld en onveiligheid waarvan [minderjarige 1 (voornaam)] getuige is. Daarnaast zijn er zorgen over de kwetsbaarheid van [minderjarige 1 (voornaam)] . [minderjarige 1 (voornaam)] is gediagnosticeerd met ADHD en er zijn vermoedens van hechtingsproblematiek. Ook heeft [minderjarige 1 (voornaam)] regelmatig last van woedeaanvallen waarbij zij op muren en deuren slaat en verbaal agressief is naar de mensen om haar heen.
5.4.
De kinderrechter heeft niet de verwachting dat het de moeder in het vrijwillig kader zal lukken om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] weg te nemen. Er zijn in de afgelopen jaren veel verschillende vormen van hulpverlening en behandeling ingezet. Op dit moment is [instelling] intensief betrokken bij het gezin. Het lukt, vanwege de spanningen in de thuissituatie, niet om met de moeder en stiefvader aan de doelen te werken en de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] te verbeteren. De verwachting is vooralsnog wel dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] binnen een voor [minderjarige 1 (voornaam)] aanvaardbare termijn weer zelf kan dragen.
5.5.
De kinderrechter vindt een ondertoezichtstelling nodig voor de duur van een jaar. Er is sprake van een langdurig en hardnekkig patroon binnen het gezin. Het zal tijd kosten om dit patroon te kunnen doorbreken. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlenen dan de Raad heeft verzocht. Binnen het komende jaar zal aan de door de Raad gestelde doelen gewerkt moeten worden. Deze doelen zijn:
[minderjarige 1 (voornaam)] heeft nodig dat de ouders in ingewikkelde opvoedsituaties rustig kunnen blijven, zien wat [minderjarige 1 (voornaam)] nodig heeft en haar emotioneel kunnen steunen. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft ouders die laten zien dat [minderjarige 1 (voornaam)] belangrijk voor ze is, haar waarderen, haar boosheid en verdriet begrijpen en haar warm bejegenen;
Er is aandacht voor de ingrijpende gebeurtenissen die [minderjarige 1 (voornaam)] heeft meegemaakt en wat dit betekent voor haar ontwikkeling.
5.6.
Tenslotte merkt de kinderrechter op dat zij alleen een beslissing neemt over de ondertoezichtstelling en niet over een eventuele gezinsopname. Het is aan de GI om binnen de kaders van de ondertoezichtstelling te beoordelen welke hulpverlening zij nodig en passend vindt. De moeder, de stiefvader en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben alle drie op de zitting gezegd dat zij niet openstaan voor een gezinsopname. Daarnaast betwijfelt de vader of een gezinsopname een goed middel is voor [minderjarige 1 (voornaam)] . De kinderrechter begrijpt dat een gezinsopname veel van het hele gezin zal vragen. Toch hoopt de kinderrechter dat zij dit kunnen zien als een kans om de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] en haar halfbroertjes blijvend te verbeteren.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1 (voornaam)] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 8 maart 2024 tot 8 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024 door mr. R.M. Maliepaard, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 15 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.