ECLI:NL:RBMNE:2024:1629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
570485
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ontwikkelingsbedreiging en huiselijk geweld

Op 8 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders waren belast met het ouderlijk gezag, maar er waren aanwijzingen van huiselijk geweld en een onveilige thuissituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de nodige hulp te accepteren en dat er een structurele onveiligheid bestaat voor de kinderen.

De procedure begon met een verzoek van de Raad op 15 februari 2024, waarna een zitting op 5 maart 2024 werd uitgesteld naar 8 maart 2024 vanwege ziekte van de zittingsvertegenwoordiger van de Raad. Tijdens de zitting waren de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar waren het niet eens met een mogelijke gezinsopname.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de situatie van de kinderen ernstig bedreigd wordt door de thuissituatie, waarin regelmatig escalaties plaatsvinden. Ondanks verbeteringen in de thuissituatie, zoals het stoppen van alcoholgebruik door de vader, blijven er zorgen bestaan over de opvoedingscapaciteiten van de ouders. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar op te leggen, met de hoop dat dit zal bijdragen aan een veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving voor de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/570485 / JE RK 24-266
Datum uitspraak: 8 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
hierna te noemen de GI, gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 15 februari 2024 het verzoek van de Raad ontvangen.
1.2.
De zitting was aanvankelijk gepland op 5 maart 2024. Kort voorafgaand aan de zitting kreeg de kinderrechter bericht van de Raad dat de zittingsvertegenwoordiger ziek was en niet bij de zitting aanwezig kon zijn. De kinderrechter heeft de inhoudelijke behandeling van het verzoek van de Raad daarop verplaatst naar 8 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • mevrouw [A] , namens de Raad;
- mevrouw [B] , namens de GI.
Aan mevrouw [C] , gezinscoach van [instelling] , is bijzondere toegang verleend tot de zitting als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen samen met hun halfzus [minderjarige 3 (voornaam)] bij de ouders.
2.3.
Bij beschikking van 12 december 2023 zijn [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht gesteld van de GI tot 12 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor de duur van een jaar. De Raad vindt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , omdat zij al langere tijd getuige zijn van escalaties tussen de ouders, als ook tussen de ouders en hun halfzus [minderjarige 3 (voornaam)] . Deze escalaties kunnen gepaard gaan met huiselijk geweld. Beide kinderen worden niet adequaat voorzien in hun behoeften en worden niet gestimuleerd in hun verzorging. Er zijn zorgen over de hygiëne thuis en het alcoholgebruik van de vader. Daarnaast laat [minderjarige 1 (voornaam)] verontrustend gedrag zien. De ouders zijn deels bereid maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat het de ouders niet lukt om de adviezen van de hulpverlening op te volgen. De ouders erkennen niet alle zorgen van de hulpverlening en bagatelliseren het geweld en het alcoholgebruik van de vader. Hoewel verschillende is aangeboden aan de ouders, blijft er sprake van structurele onveiligheid voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De Raad vindt het nodig dat door een gezinsopname meer zicht komt op het antwoord op de vraag of de ouders in staat zijn de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. In het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] moet hier het komende jaar zicht op komen.

4.De standpunten

4.1.
De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Zij hebben op de zitting verteld dat zij het niet eens zijn met een gezinsopname. Zij willen dat eerst ambulante hulp wordt ingezet.

5.De beoordeling

Beslissing

5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
Toelichting
5.3.
Uit de stukken en het gesprek op de zitting blijkt dat is voldaan aan de vereisten uit de wet. Bij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Zij groeien op in een omgeving die al langere tijd bestaat uit veel spanning, stress en escalaties. In de thuissituatie is regelmatig sprake van escalaties tussen de ouders en tussen de ouders en halfzus [minderjarige 3 (voornaam)] . [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] worden hiermee belast.
De ouders hebben op de zitting verteld dat het in de thuissituatie inmiddels beter gaat. Hierbij speelt mee dat de vader is gestopt met alcoholgebruik. De kinderrechter vindt het positief dat de situatie thuis rustiger is en de spanningen minder snel oplopen. Toch blijven de zorgen over de thuissituatie bestaan. Er is al een hele lange tijd sprake van een patroon tussen de ouders, waarbij het soms een periode beter gaat tussen hen en zij daarna weer vervallen in oud gedrag. De kinderrechter is er daarom niet gerust op dat er in de toekomst geen escalaties meer zullen plaatsvinden, waarbij sprake is van huiselijk geweld en onveiligheid waarvan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] getuige zijn. Een andere zorg van de kinderrechter is dat de ouders moeite hebben om zich aan te sluiten bij de verschillende ontwikkelingsfasen van de kinderen, de ouders geen onderlinge afspraken hebben over de opvoeding van de kinderen en zij niet consequent optreden. [minderjarige 1 (voornaam)] weet hierdoor niet waar hij aan toe is. Hij kan druk gedrag laten zien en is voor zijn ouders en de leidsters van de peuterspeelzaal moeilijk aan te sturen. Daarnaast bestaan zorgen over de ontwikkelingsachterstand van [minderjarige 2 (voornaam)] . [minderjarige 2 (voornaam)] heeft vanwege zuurstofgebrek bij de geboorte forse hersenbeschadiging opgelopen. Hierdoor is hij extra kwetsbaar.
5.4.
De kinderrechter heeft niet de verwachting dat het de ouders in het vrijwillig kader zal lukken om ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] weg te nemen. Er zijn in de afgelopen jaren veel verschillende vormen van hulpverlening en behandeling ingezet. Op dit moment is [instelling] intensief betrokken bij het gezin. Het lukt, vanwege de spanningen in de thuissituatie, niet om met de ouders aan de doelen te werken en de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verbeteren. De verwachting is vooralsnog wel dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] binnen een voor hen aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen.
5.5.
De kinderrechter vindt een ondertoezichtstelling nodig voor de duur van een jaar. Er is sprake van een langdurig en hardnekkig patroon binnen het gezin. Het zal tijd kosten om dit patroon te kunnen doorbreken. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlenen dan de Raad heeft verzocht. Binnen het komende jaar zal aan de door de Raad gestelde doelen gewerkt moeten worden. Deze doelen zijn:
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] groeien op in een veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving waarbij hun opvoeders beschikbaar en nuchter zijn;
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben opvoeders die adequaat kunnen reageren op hun behoeftes;
Er is aandacht voor de ingrijpende gebeurtenissen die [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben meegemaakt en wat dit betekent voor hun ontwikkeling.
5.6.
Tenslotte merkt de kinderrechter op dat zij alleen een beslissing neemt over de ondertoezichtstelling en niet over een eventuele gezinsopname. Het is aan de GI om binnen de kaders van de ondertoezichtstelling te beoordelen welke hulpverlening zij nodig en passend vindt. De ouders hebben op de zitting gezegd dat zij niet openstaan voor een gezinsopname. De kinderrechter begrijpt dat een gezinsopname veel van het hele gezin zal vragen. Toch hoopt de kinderrechter dat zij dit kunnen zien als een kans om de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] (en hun halfzus [minderjarige 3 (voornaam)] ) blijvend te verbeteren.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 8 maart 2024 tot 8 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024 door mr. R.M. Maliepaard, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 15 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.