Op 5 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een tussenbeschikking uitgesproken in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met zes maanden, tot 16 september 2024, en de beslissing op het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) voor het overige aangehouden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, vooral door de problematische situatie tussen de ouders, die niet in staat zijn om samen te werken en te communiceren. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige nog steeds hulp nodig heeft, waaronder speltherapie, en dat er een plan moet worden gemaakt voor de uitbreiding van de omgang tussen de minderjarige en de moeder.
Tijdens de zitting waren zowel de moeder als de vader aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder heeft verzocht om een kortere verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de vader het eens was met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de argumenten van beide ouders overwogen en geconcludeerd dat, gezien de omstandigheden, een verlenging van zes maanden noodzakelijk is. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er passende hulpverlening voor de minderjarige moet worden ingezet en dat er gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de kinderrechter en andere belanghebbenden te informeren over de voortgang van de zaak, met een deadline van 12 augustus 2024.