ECLI:NL:RBMNE:2024:1603

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
568012
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorgregeling in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2024 een tussenbeschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West. De zaak betreft de ouders van de minderjarige, die samen belast zijn met het ouderlijk gezag. De moeder en de vader hebben verschillende standpunten ingenomen over de wijziging van de zorgregeling. De GI heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen naar een week-op-week-af-regeling, terwijl de moeder zich verzet tegen deze wijziging en de huidige regeling wil handhaven. De kinderrechter heeft besloten om de beslissing over de zorgregeling aan te houden tot 5 juni 2024, om meer informatie te verzamelen over de thuissituatie van de vader en de wensen van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige vijf dagen bij de vader en negen dagen bij de moeder verblijft, voorlopig niet in een beschikking zal worden vastgelegd, omdat deze regeling al door de ouders is afgesproken en nageleefd. De kinderrechter heeft de ouders en de GI verzocht om vóór 5 juni 2024 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/568012 / JE RK 23-2208
Datum uitspraak: 5 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
In de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming West,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H. van Pelt-de Jong,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P. Minkes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2023;
- het verweerschrift met productie 1 tot en met 6 van de moeder van
- 26 januari 2024;
- het verweerschrift met productie 1 tot en met 11 van de vader van
- 29 februari 2024;
- het aanvullend verzoek van de GI van 1 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling (zitting) met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [A] , mevrouw [B] en de heer [C] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] woont bij zijn moeder.
2.3.
[minderjarige (voornaam)] staat sinds 21 juni 2018 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 21 juni 2024.
2.4.
Bij beschikking van 16 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader vastgelegd:
Doordeweeks:
- in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur;
- in de oneven weken van woensdag 17.00 uur tot donderdagavond 19.00 uur;
- in de even weken van dinsdag 17.00 uur tot woensdag 19.00 uur;
Vakanties:
- zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken aaneengesloten en in de oneven jaren de laatste drie weken;
- kerstvakantie: in de even jaren de eerste week en in de oneven jaren de tweede week;
- voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie: conform de doordeweekse regeling;
Feestdagen:
- kerstdagen: even jaren;
- oudejaarsdag en nieuwjaarsdag: oneven jaren;
- Pasen: even jaren;
- Hemelvaartsdag: even jaren;
- Pinksteren: oneven jaren;
- Koningsdag: oneven jaren;
- Vaderdag.
Verder heeft de Rechtbank Den Haag bepaald dat:
- [minderjarige (voornaam)] op Moederdag bij de moeder zal zijn;
- de moeder [minderjarige (voornaam)] bij de vader brengt en de vader [minderjarige (voornaam)] terugbrengt bij de moeder;
- [minderjarige (voornaam)] en de vader zullen bellen:
o in de even weken op zaterdag tussen 18.00 uur en 19.30 uur;
o iedere maandag tussen 18.30 en 19.30 uur;
waarbij deze regeling ook geldt voor de moeder indien [minderjarige (voornaam)] in de vakanties bij de vader is;
- de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] onder regie van de GI zal worden opgebouwd.
2.5.
Sinds december 2022 is de zorgregeling aangepast, in die zin dat [minderjarige (voornaam)] vijf dagen aaneengesloten bij de vader verblijft en vervolgens negen dagen aaneengesloten bij de moeder. Het overdrachtsmoment vindt plaats op school. Voor de vakanties en feestdagen is geen wijziging doorgevoerd.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de rechtbank op 16 mei 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen als volgt:
Reguliere zorgregeling
- [minderjarige (voornaam)] verblijft om de week bij de vader en bij de moeder;
- het wisselmoment is op vrijdagmiddag na schooltijd, waarbij hij wordt opgehaald door de ouder waar hij vanaf die dag zal verblijven;
Vakantie- en feestdagen
- zomervakantie:
o even jaren: de eerste drie weken aaneengesloten bij de vader, de laatste drie weken aaneengesloten bij de moeder;
o oneven jaren: de eerste drie weken aaneengesloten bij de moeder, de laatste drie weken aaneengesloten bij de vader;
- kerstvakantie:
o even jaren: de eerste week bij de vader, de tweede week bij de moeder;
o oneven jaren: de eerste week bij de moeder, de tweede week bij de vader;
- voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie: conform de reguliere zorgregeling;
- kerstdagen:
o even jaren: bij de vader;
o oneven jaren: bij de moeder;
- oudejaarsdag en nieuwjaarsdag:
o even jaren: bij de moeder;
o oneven jaren: bij de vader;
- Pasen:
o even jaren: bij de vader;
o oneven jaren: bij de moeder;
- Hemelvaartsdag:
o even jaren: bij de vader;
o oneven jaren: bij de moeder;
- Pinksteren:
o even jaren: bij de moeder;
o oneven jaren: bij de vader;
- Koningsdag:
o even jaren: bij de moeder;
o oneven jaren: bij de vader;
- Vader- en Moederdag:
o Vaderdag: bij de vader;
o Moederdag: bij de moeder.
3.2.
In het verzoekschrift van 1 maart 2024 heeft de GI haar verzoeken aangevuld, in die zin dat zij de kinderrechter verzoekt om:
  • het verzoek van de GI tot wijziging van de zorgregeling (onder 3.1.) aan te houden voor de duur van drie maanden;
  • te bepalen dat tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn ouders een reguliere zorgregeling geldt, waarbij [minderjarige (voornaam)] vijf dagen aaneengesloten bij zijn vader verblijft en vervolgens negen dagen aaneengesloten bij zijn moeder.

4.De standpunten

De moeder
4.1.
De moeder vraagt de kinderrechter primair om de GI niet ontvankelijk te verklaren in het verzoek om de zorgregeling te wijzigen naar een week-op-week-af-regeling. Volgens de moeder heeft de GI verzuimd om het verzoek en de door haar gestelde noodzaak tot wijziging (nader) te onderbouwen aan de hand van recente informatie. Subsidiair vraagt de moeder de kinderrechter om het verzoek van de GI af te wijzen. De moeder is het niet eens met een wijziging van de zorgregeling. De huidige regeling (vijf dagen bij de vader en negen dagen bij de moeder) verloopt goed, [minderjarige (voornaam)] is gewend aan deze verdeling en vaststaat dat deze verdeling van de zorg voor beide ouders uitvoerbaar is. De moeder begrijpt niet waarom een regeling die goed loopt veranderd moet worden voor het belang van de vader om [minderjarige (voornaam)] meer te zien. De moeder wil dat de huidige zorgregeling wordt vastgelegd in een beschikking, zodat voor iedereen duidelijk is wat de zorgregeling is. Verder is de moeder het niet eens met het (aanvullend) verzoek van de GI om de beslissing op het verzoek tot wijziging van de zorgregeling aan te houden voor de duur van drie maanden. De moeder wil zo snel mogelijk rust en duidelijkheid voor [minderjarige (voornaam)] . Als de kinderrechter toch beslist de beslissing aan te houden, verzoekt de moeder een aanhouding van negen maanden. De moeder verwacht namelijk niet dat er over drie maanden al veel is veranderd.
De vader
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige (voornaam)] in de ene week bij de vader verblijft en in de andere week bij de moeder. De vader stelt dat [minderjarige (voornaam)] al langere tijd herhaaldelijk en duidelijk aangeeft dat hij net zo lang bij de vader wil zijn als bij de moeder. [minderjarige (voornaam)] zit te wachten totdat dit gaat gebeuren en zijn wens wordt alleen maar sterker. Volgens de vader zijn er geen gegronde redenen of zodanige zorgen in de opvoedsituatie van de vader of het welzijn van [minderjarige (voornaam)] die zouden moeten leiden tot afwijzing van dit verzoek. Op de zitting heeft de vader hieraan toegevoegd dat hij niet onwelwillend staat tegenover een aanhouding voor de duur van drie maanden, zoals de GI (aanvullend) heeft verzocht.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dat in het belang van het kind noodzakelijk is. In lid 3 van dat artikel staat dat als de ondertoezichtstelling eindigt, deze regeling geldt als een zorgregeling tussen ouders.
Ontvankelijkheid
5.2.
De kinderrechter zal het verweer van de moeder over de ontvankelijkheid van het verzoek van de GI verwerpen en beslissen dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek. De moeder heeft aangevoerd dat de GI haar verzoek niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Dat is geen reden om de GI niet ontvankelijk te verklaren. De GI is bevoegd tot het doen van dit verzoek en de onderbouwing (of het gebrek daaraan) komt aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling
5.3.
De kinderrechter zal nu nog geen beslissing over de zorgregeling nemen, maar de beslissing pro forma aanhouden tot
5 juni 2024. De kinderrechter zal dit hierna toelichten.
Toelichting
5.4.
De kinderrechter vindt dat zij op dit moment over te weinig bruikbare informatie beschikt om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de zorgregeling. De GI heeft in eerste instantie verzocht om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige (voornaam)] in de ene week bij de vader verblijft en in de andere week bij de moeder. Dit vormt een uitbreiding van het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader. Uit het verzoekschrift van de GI van
27 december 2023 blijkt dat de GI geen zorgen heeft over de uitbreiding van de zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader. Beide ouders hebben nu ook al een opvoedersrol voor [minderjarige (voornaam)] en er zal geen toename zijn in het aantal wisselmomenten. Daarnaast hecht de GI waarde aan de wens van [minderjarige (voornaam)] om in gelijke mate bij beide ouders te verblijven. Verder stelt de GI dat het uitgangspunt altijd is geweest om (uiteindelijk) te komen tot een gelijkwaardige zorgregeling.
5.5.
Vervolgens heeft de GI op 1 maart 2024 een aanvullend verzoek gedaan. Hierin beschrijft de GI de zorgen die zij heeft over [minderjarige (voornaam)] bij de vader thuis. Deze zorgen worden veroorzaakt doordat de communicatie en samenwerking tussen de vader en de GI stroef verloopt en de GI geen informatie verkrijgt over de thuissituatie bij de vader. Daarnaast heeft de vader tot op heden niet met de GI besproken welke gevolgen de komst van de nog ongeboren baby van de vader kunnen hebben op de zorg voor en ondersteuning van [minderjarige (voornaam)] in de thuissituatie bij de vader en welke additionele ondersteuning mogelijk passend is. Verder stelt de GI dat zij in de afgelopen weken heeft geprobeerd om bij de vader thuis ambulante spoedhulp in te zetten, onder andere om zicht te krijgen op de thuissituatie van de vader, maar dat dit vanwege een wachtlijst nog niet is gelukt.
5.6.
Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of een verdere uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. Daarom wordt de beslissing over de zorgregeling aangehouden voor de duur van drie maanden. In de komende periode is het noodzakelijk dat de vader zich aanmeldt voor een traject waarbij bekeken wordt of hij behandeling nodig heeft voor het reguleren van zijn emoties. De vader heeft op de zitting gezegd dat hij hiervoor openstaat. Daarnaast moet er in de komende periode meer zicht komen op de (thuis)situatie van de vader. Dat betekent dat de GI hiervoor de hulpverlening moet inzetten en de vader aan deze hulpverlening moet meewerken. Dan dient ook een concreet plan van aanpak te worden opgesteld voor hoe de zorg voor [minderjarige (voornaam)] eruit ziet vanaf het moment dat de baby van de vader geboren is. Verder is het belangrijk dat hulpverlening voor [minderjarige (voornaam)] wordt ingezet, zodat bekeken kan worden waar [minderjarige (voornaam)] mee zit en of de wens om meer bij zijn vader te blijven ook intrinsiek bij hem vandaan komt. Nu lijkt hij bij beide ouders iets anders te vertellen. Hierbij merkt de kinderrechter op dat het belangrijk is dat de ouders met elkaar communiceren over [minderjarige (voornaam)] en niet via [minderjarige (voornaam)] . Tenslotte is het nodig dat de vader en de GI op korte termijn met elkaar in gesprek gaan en de vader de samenwerking met de GI weer aangaat. Op de zitting is besproken dat de vader en de GI op korte termijn een afspraak met elkaar zullen inplannen, eerder dan zij tot nu toe hadden afgesproken.
5.7.
De kinderrechter wil
vóór 5 juni 2024schriftelijk worden geïnformeerd door de GI en de (advocaten van de) ouders over de stand van zaken en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure. Hierbij wil de kinderrechter in ieder geval concrete informatie ontvangen over:
  • welke hulpverlening bij de vader is ingezet en verslaglegging van het verloop van deze hulpverlening;
  • welke hulpverlening vader voor zichzelf heeft ingeschakeld en verslaglegging hiervan;
  • welke hulpverlening voor [minderjarige (voornaam)] is ingeschakeld en verslaglegging hiervan;
met daarbij een standpunt van de GI over het eerder ingediende verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
5.8.
Anders dan de moeder heeft verzocht, is een aanhouding voor een periode van langer dan drie maanden niet nodig. Beide ouders geven aan dat het belangrijk is dat [minderjarige (voornaam)] zo snel mogelijk weet waar hij aan toe is. De komende drie maanden moeten voldoende zijn om de benodigde informatie te verzamelen die nodig is om te beoordelen welke zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader in zijn belang is.
Huidige zorgregeling
5.9.
De GI heeft de kinderrechter verzocht om voor de tussentijd de huidige zorgregeling, waarbij [minderjarige (voornaam)] vijf dagen aaneengesloten bij de vader verblijft en negen dagen aaneengesloten bij de moeder, in een beschikking vast te leggen. De kinderrechter zal dit verzoek afwijzen. De ouders hebben deze zorgregeling namelijk eerder met elkaar afgesproken en beide ouders komen deze regeling na. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om deze zorgregeling nu (voorlopig) vast te leggen in een beschikking.
Vakanties en feestdagen
5.10.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI om de vakanties en feestdagen vast te stellen, afwijzen. De reden daarvoor is dat de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2022 al een verdeling van de vakanties en feestdagen heeft vastgesteld. Deze regeling is gelijk aan het verzoek van de GI en daarom ziet de kinderrechter geen reden om deze regeling opnieuw vast te stellen.
5.11.
De ouders hebben op de zitting aanvullende afspraken gemaakt over de zorgregeling tijdens vakanties en feestdagen. De kinderechter vindt het positief dat het de ouders is gelukt om aanvullende afspraken te maken over de vakanties en feestdagen. De kinderrechter zal conform de overeenstemming van de ouders beslissen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de beschikking van de Rechtbank Den Haag van 16 mei 2022 over de vakanties en feestdagen in die zin dat:
  • in de zomer- en kerstvakantie het wisselmoment plaatsvindt om 17.00 uur;
  • [minderjarige (voornaam)] tijdens Pasen en Pinksteren bij de ouder verblijft bij wie hij conform de reguliere zorgregeling is;
  • [minderjarige (voornaam)] in het weekend van Vaderdag van zaterdag 19.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader en in het weekend van Moederdag van zaterdag 19.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
handhaaft de zorgregeling over de vakanties en feestdagen zoals vastgesteld in de beschikking van de Rechtbank Den Haag van 16 mei 2022 voor het overige;
6.4.
houdt de beslissing over de (reguliere) zorgregeling pro forma aan tot
5 juni 2024, met het verzoek aan de GI en de advocaten om de kinderrechter vóór die datum schriftelijk te informeren zoals in 5.7 staat vermeld en daarbij aan te geven:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de kinderrechter een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024 door mr. R.M. Maliepaard, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 15 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.