ECLI:NL:RBMNE:2024:1583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
16-235482-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor het aanwezig hebben van cocaïne en de rechtsgeldigheid van de ANPR-hits

Op 15 september 2023 werden drie verdachten aangehouden in Nieuwegein na het overladen van dozen van de ene auto naar de andere. In de dozen werd 40 kilogram cocaïne aangetroffen. De rechtbank veroordeelt twee verdachten voor het aanwezig hebben van 40 kilogram cocaïne, waarbij de ene verdachte een gevangenisstraf van 3 jaren krijgt en de andere 30 maanden, beide met aftrek van voorarrest. De derde verdachte, die ook betrokken was bij het vervoeren van 40 kilogram cocaïne en het aanwezig hebben van 209 kilogram cocaïne, wordt veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf, eveneens met aftrek van voorarrest. De rechtbank behandelt ook de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, waarbij de verdediging aanvoert dat er sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces door onherstelbare vormverzuimen. De rechtbank oordeelt dat de ANPR-hits op de voertuigen van de verdachten gerechtvaardigd waren en dat er geen sprake is van een schending van de procesorde. De rechtbank concludeert dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank acht de bewijsvoering voldoende en veroordeelt de verdachten op basis van de aangetroffen cocaïne en de omstandigheden van de aanhouding. De rechtbank legt straffen op die passen bij de ernst van de feiten en de rol van de verdachten in de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-235482-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1975] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van de standpunten van verdachte en mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 september 2023 in Nieuwegein, samen met anderen, 40 kilo cocaïne heeft verkocht/afgeleverd/ verstrekt/ vervoerd of voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat - kort samengevat - het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in deze zaak is geschonden. Er is sprake van een dusdanige opeenstapeling van onherstelbare vormverzuimen dat ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
In de eerste plaats heeft het Openbaar Ministerie in deze zaak niet voldoende gemotiveerd waarom er nu precies op 15 september 2023 een ANPR-hit [1] op de auto van verdachte geplaatst was. De vermelding in het dossier dat dit was in verband met ondermijnende criminaliteit met als doel dit voertuig te controleren is nietszeggend. Niet getoetst kan worden of de inbreuken op de rechten van verdachte gerechtvaardigd zijn. Hetgeen in deze zaak is geschied legitimeert op geen enkele wijze de inbreuk op het recht op de persoonlijke levenssfeer, neergelegd in artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM van de verdachte.
Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat er kennelijk ook een ANPR-hit zat op de auto waarin medeverdachte [medeverdachte 1] kwam aanrijden. Ook deze ANPR-hit is ongemotiveerd gelaten.
Het Openbaar Ministerie stelt daarover: “
Teneinde de zwaarwegende belangen van opsporing en vervolging in toekomstige onderzoeken niet te schaden, worden deze aanwijzingen in beginsel niet openbaar gemaakt of in dit proces-verbaal uiteen gezet.”
Ook is het in dit kader opvallend dat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten om, zoals normaal gebeurt bij dit soort zaken, een doorzoeking bij medeverdachte [medeverdachte 2] en bij verdachte te verrichten. Er heeft alleen bij medeverdachte [medeverdachte 1] een doorzoeking plaatsgevonden.
De verdediging meent dan ook dat het Openbaar Ministerie in deze zaak het nodige verborgen heeft gehouden en kennelijk nog steeds wenst te houden, en daarom beide ANPR- hits ongemotiveerd heeft gelaten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, op grond van artikel 3 van de Politiewet, kentekens die relevant of interessant zijn voor uitoefening politietaak in de ANPR-database mogen worden opgenomen en dat het daarvoor niet nodig is dat er reeds een concrete verdenking bestaat ten aanzien van het betreffende voertuig en/of een inzittende. Het vermelden van de reden om het kenteken op te nemen is, volgens de geldende jurisprudentie, niet nodig.
Waarom men er voor gekozen heeft alleen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] een doorzoeking te doen is niet bekend. Mogelijk heeft men ter plaatse een afweging gemaakt.
Er is daarom geen sprake van enig vormverzuim en niet gesteld kan worden dat sprake is van een doelbewuste schending van de belangen van verdachte waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft geen aanknopingspunten aangedragen op basis waarvan er een begin van een vermoeden zou zijn dat de ANPR-hit en de totstandkoming daarvan, iets zou zijn dat nader onderzoek waard zou zijn. Enige onrechtmatigheid met betrekking tot het tot stand komen van de ANPR-hit is niet gebleken of aannemelijk geworden. In casu gaat het om niets anders dan een plaatsing van het voertuig van verdachte in de ANPR in verband met ondermijnende criminaliteit. Hierop heeft de politie vervolgens geacteerd. Hiertoe waren de verbalisanten op grond van de uitoefening van hun politietaken bevoegd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, zoals hiervoor al is overwogen, primair bepleit het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er – onder herhaling van hetgeen de verdediging hiervoor heeft aangevoerd - bewijsuitsluiting moet plaatsvinden omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij daar was om een paar dozen vape-spullen op te halen en daarbij inkopen in de [winkel] te doen.
De verklaring van verdachte wordt - in het licht van het Meer en Vaart-arrest - niet weerlegd door de in het dossier aanwezig bewijsmiddelen. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte het risico, dat er cocaïne in de dozen kon zitten, op de koop heeft toegenomen.
De verklaringen van de medeverdachten ondersteunen de verklaring van verdachte. Uit het dossier blijkt niet dat de dozen op enig moment geopend zijn. Daarnaast heeft verdachte geen kans gehad om de [winkel] binnen te gaan omdat hij direct na het inladen van de dozen is aangehouden. Het gebruik van een token is niet per definitie een omstandigheid waaruit volgt dat de verdachten zouden moeten bedenken dat het over harddrugs zou gaan, nu een token ook gebruikt kan worden om in dit geval te weten dat de juiste koper voor de vape-spullen voor je staat. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft direct bij zijn aanhouding verklaard dat het om vape-spullen zou gaan.
Het dossier bevat voor het overige ook geen enkele aanwijzing dat verdachte betrokken is bij de handel in verdovende middelen.
Tot slot stelt de verdediging dat niet gesteld kan worden dat de 40 kilo cocaïne zich binnen de machtssfeer van verdachte bevond, omdat verdachte slechts één van deze dozen, dus 20 kilo, slechts één seconde vast had, waardoor ook op deze grond een vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsuitsluiting
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder de hiervoor aangevoerde gronden – bepleit dat er een belangrijk strafvorderlijk voorschrift is geschonden, te weten artikel 27 Sv alsmede artikel 126 gg Sv, waardoor verdachte nadeel heeft ondervonden. Aan voornoemde verzuimen kan geen andere conclusie worden verbonden dan dat de cocaïne die uiteindelijk door de verzuimen is aangetroffen als bewijs dient te worden uitgesloten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de ANPR-hit enkel reden was voor controle op het voertuig van verdachte. De politie heeft er voor gekozen om het voertuig te blijven waarnemen. Men ziet verdachte eerst op een locatie stilstaan, om vervolgens naar een tweede locatie te rijden en daar stil te gaan staan. Kort na elkaar komen daar de voertuigen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aanrijden die bij de auto van verdachte gaan staan. Vervolgens hebben deze drie contact met elkaar en wordt in de laadbak van het voertuig van [medeverdachte 2] een klep geopend. Daarna worden er twee dozen vanuit het voertuig van [medeverdachte 1] overgeladen naar het voertuig van [medeverdachte 2] , in de ruimte onder de klep geplaatst en wordt de klep gesloten. Daarbij worden vóór het overladen van de dozen handschoenen aangetrokken, die daarna weer uitgetrokken worden. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten is voldoende voor een redelijk vermoeden van schuld.
Het oordeel van de rechtbank
Inbeslagname dozen cocaïne bij de [winkel]
De rechtbank neemt ter beoordeling van dit verweer de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Verbalisanten krijgen een ANPR-hit op een personenauto, een Volkswagen Jetta met het kenteken [kenteken] , de bestuurder is verdachte [verdachte] . De Volkswagen Jetta staat in het referentiebestand in verband met ondermijnende criminaliteit. [2] De Volkswagen wordt korte tijd gevolgd en stopt korte tijd op een parkeerplaats om vervolgens door te rijden naar de parkeerplaats van de [winkel] te Nieuwegein. Daar parkeert verdachte achteraan, tegen de buitenrand, op de parkeerplaats. Verdachte blijft vervolgens in de auto zitten. Daarna komt medeverdachte [medeverdachte 2] aanrijden in een witte bakwagen, een Volkswagen Transporter, en parkeert naast verdachte. Verdachte en [medeverdachte 2] stappen beiden uit en lopen naar de achterkant van de VW Transporter. Beiden trekken handschoenen aan en verplaatsen goederen in de laadbak van de VW Transporter.
Medeverdachte [medeverdachte 1] komt aanrijden in een zwarte Hyundai en parkeert naast de VW Transporter.
[medeverdachte 1] stapt uit en loopt naar de achterkant van zijn auto. Verdachte en [medeverdachte 2] lopen naar [medeverdachte 1] en de drie mannen hebben contact met elkaar.
[medeverdachte 2] opent een bak achter in de laadruimte van de VW Transporter en [medeverdachte 1] opent de kofferbak van zijn auto. [medeverdachte 1] en verdachte halen twee dozen uit de kofferbak van de auto van [medeverdachte 1] . De dozen worden daarna door [medeverdachte 2] aangepakt en in de bak in de laadruimte van de VW Transporter plaatst, waarna [medeverdachte 2] de bak afsluit.
Verbalisanten voeren daarna bij de drie mannen een identiteitscontrole uit op grond van artikel 8 van de Politiewet en delen de mannen mee dat ze op verdere vragen geen antwoord hoeven te geven. De verbalisanten nemen vervolgens de twee dozen in beslag en controleren ter plaatse de inhoud daarvan. Zij treffen blokken aan die zij ambtshalve herkennen als blokken cocaïne.
De uiterlijke verschijningsvorm van voornoemde handelingen en de bijbehorende omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van de verbalisanten dat de drie verdachten bezig waren met een heimelijke overdracht van illegale goederen en daarbij met mogelijk criminele activiteiten.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit en daarmee een redelijke verdenking. Gegeven deze heterdaad-situatie mochten de verbalisanten handelen zoals zij hebben gedaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Het volgen van de auto van verdachte
De verdediging heeft nog gesteld dat het volgen van de auto van verdachte niet het doel had verdachte te controleren, maar dat dit een opsporingshandeling, namelijk een stelselmatige observatie, betrof.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een stelselmatige observatie. Verdachte is gedurende korte tijd – ongeveer 30 minuten – gevolgd, er is geen min of meer compleet beeld van aspecten van het leven van verdachte verkregen en er zijn geen persoonsgegevens van verdachte verzameld over een langere periode.
De stelling van de verdediging dat artikel 126gg Sv geschonden is doordat, naar de rechtbank begrijpt, kennelijk een verkennend onderzoek als bedoeld in dat artikel is gestart, is op geen enkele wijze onderbouwd en behoeft geen verdere bespreking.
4.3.2
Bewijsmiddelen [3]
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] werd het volgende bevonden.
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] werd het volgende bevonden.
Op 15 september 2023 omstreeks 12:10 uur bevonden wij, verbalisanten, ons op de Rijksweg A12 naar aanleiding van een ANPR hit. Het kenteken in deze ANPR hit betrof [kenteken] . Dit betrof een grijze Volkswagen Jetta. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 6] , zagen dat het betrokken voertuig bij afrit "18 Houten" de Rijksweg A12 verliet en vervolgens [straat] te [woonplaats] inreed. Aldaar zagen wij het voertuig parkeren en bleef de bestuurder van het voertuig in het voertuig zitten. De bestuurder van de Volkswagen Jetta bleek later te zijn genaamd: [verdachte] . [4]
Na ongeveer tien minuten zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , het voertuig uit [straat] wegrijden. Hierbij reed het voertuig over het industrieterrein naar de parkeerplaats van de [winkel] . Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zagen dat het voertuig bij binnenkomst van het parkeerterrein, direct rechtsaf sloeg en achterin tegen de buitenrand van het parkeerterrein parkeerde. Aldaar bleef [verdachte] wederom in zijn voertuig zitten.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben naar de [winkel] gelopen en heb zicht gehouden op de Volkswagen Jetta door middel van de camera's van het parkeerterrein.
Ik zag dat er vervolgens een witkleurige bakwagen, voorzien van het kenteken [kenteken] , naast het betrokken voertuig parkeerde. De bestuurder van de Volkswagen Transporter bleek later te zijn genaamd: [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt telkens: [medeverdachte 2] ).
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 2] uit hun voertuigen stapten en samen naar de achterzijde van de Volkswagen Transporter liepen.
Ik zag vervolgens dat [verdachte] en [medeverdachte 2] vervolgens spullen in de laadbak van de Volkswagen Transporter begonnen te verplaatsen. [5]
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zagen vervolgens een zwarte Hyundai I20, kenteken [kenteken] , aan komen rijden en vlak naast de Volkswagen Transporter parkeerde. De bestuurder van de Hyundai I20 bleek later te zijn genaamd: [medeverdachte 1] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [medeverdachte 1] uit het voertuig stapte, naar de achterzijde van zijn voertuig liep en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] naar hem toe liepen. Ik zag dat de drie mannen hierbij contact hadden met elkaar.
Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens een grote stalen plaat leek op te tillen in de laadbak. Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens een stalen buis onder de stalen plaat leek te klemmen, waardoor de stalen plaat open bleef staan.
Ik zag dat [medeverdachte 1] de kofferbak van de Hyundai I20 opende. Ik zag dat [verdachte] hierbij bij de geopende kofferbak van de Hyundai I20 stond. Ik zag vervolgens dat de mannen twee witte dozen uit de kofferbak van de Hyundai I20 tilden.
Ik zag hierbij dat [medeverdachte 2] de twee dozen aanpakte en deze in de ruimte van de Volkswagen Transporter plaatste. Hierna zag ik dat [medeverdachte 2] de ruimte afsloot door de stalen plaat te laten zakken. [6]
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , zijn vervolgens naar de laadbak van de betrokken Volkswagen Transporter gelopen. Wij hebben hierop de stalen plaat geopend. In deze ruimte zagen wij twee witte kartonnen staan met daarop het merk "Action". Wij zagen dat deze dozen waren dichtgemaakt door middel van plakband.
Wij hebben de dozen uit de verborgen ruimte hierop ter plaatse in beslag genomen en geopend. Hierbij zagen wij direct een grote partij blokken in de dozen zaten. Wij herkenden deze blokken ambtshalve als blokken cocaïne
. [7]
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , trof in de rechter broekzak van [medeverdachte 1] een vijfeurobiljet aan. Het is mij ambtshalve bekend dat criminelen, tijdens het overdragen van strafbare goederen of middelen, gebruik maken van zogenoemde "tokens". Dit zijn veelal geldbiljetten waarvan zij de serienummers gebruiken als bewijs tijdens een overdracht, waarmee zij zich kunnen identificeren als de juiste ontvangende of leverende partij. Ik zag dat het betrokken vijfeurobiljet was voorzien van de volgende serienummers:
- EC0436573259
- 573259.
In de Hyundai I20 waar de dozen uit zijn gekomen, lag nog een ingeschakelde telefoon van het merk "REDMI" (de rechtbank begrijpt: een telefoon van het merk Xiaomi, type Redmi a1).
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de "REDMI" telefoon, die in het voertuig van [medeverdachte 1] was aangetroffen, te openen was zonder toegangscode. Ik heb hierop een beperkt onderzoek ingesteld op deze telefoon. Ik zag hierbij dat er ten tijde van de aanhouding van [medeverdachte 1] meerdere keren was gebeld door het contact " [contact 1] ". Ik zag dat in de telefoon een gesprek met het contact " [contact 1] " stond in de "Siqnal" applicatie (de rechtbank begrijpt: Signal). Hierin stond onder andere het volgende bericht met daarboven "vandaag":
"VIP40
15/09
VIP
[telefoonnummer]
Token EC0436573259
Amount 40" [8]
Ik zag dat in dit gesprek tevens, door de gebruiker van de "REDMI" telefoon, het volgende bericht werd verstuurd om 11:06 uur: " 12:30 horn"
Ik zag nog een tweede contact in de applicatie "Signal" genaamd " [contact 2] ". Hieraan was het volgende telefoonnummer gekoppeld: [telefoonnummer] . Ik zag dat dit telefoonnummer overeenkwam met het verstuurde bericht van het contact " [contact 1] ", waarbij ook het betrokken "token" nummer werd verstuurd.
Ik zag dat het contact " [contact 2] " twee foto's had verstuurd naar de "REDMI" telefoon. Ik zag dat deze foto's waren verstuurd op vrijdag 12:22 uur en op vrijdag 12:33 uur (de rechtbank begrijpt op vrijdag 15 september 2023).
Ik zag dat dit foto's betroffen van de locaties waar [verdachte] had stilgestaan met zijn Volkswagen Jetta. De foto van vrijdag 12:22 uur betrof de locatie [straat] , waar [verdachte] ongeveer tien minuten had stilgestaan. De foto van vrijdag 12:33 uur betrof de locatie parkeerplaats [winkel] was [verdachte] eerst alleen stond, en waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar parkeerden.
In het bestuurdersportier van de Volkswagen Transporter werd een zwarte doos aangetroffen met daarin een "GPS sweeper". Dit betreft een apparaat waarmee signalen van een GPS tracker kunnen worden gedetecteerd. [9]
Door verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] werden de blokken aangetroffen in het voertuig met kenteken [kenteken] onderzocht. Door verbalisanten werd het volgende bevonden. [10]
Goednummer PLO900-2023281811-3222672
SIN AACT0525NL
relatie met SIN AAQI4811NL
Aantal 40 blokken
Gewicht netto 40000 gram. [11]
Door het Nederlands Forensisch Instituut werd het volgende bevonden:
Kenmerk AAQI4811NL bevat cocaïne; [12]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de bruine man
(de rechtbank begrijpt: verdachte)op 15 september 2023 bij de [winkel] aan hem een vijfeurobiljet had overhandigd. De bruine man had de dozen overhandigd aan de andere man (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] )die ernaast stond. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hem was gevraagd om op 15 september 2023 naar de [winkel] in Nieuwegein te gaan om dozen op te halen. Hij had medeverdachte [medeverdachte 2] gevraagd om hem te helpen. [14]
Bewijsoverwegingen
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt het volgende. Verdachte is op 15 september 2023, na kort daarvoor een korte tussenstop op een andere locatie gemaakt te hebben, naar een afgelegen plek op het terrein van de [winkel] in Nieuwegein gereden om daar twee dozen in ontvangst te nemen. Om de overdracht te bevestigen is door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van een token. Nadat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] twee dozen uit de kofferbak van de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] hadden gehaald, heeft medeverdachte [medeverdachte 2] de twee dozen aangepakt en in de laadbak van zijn eigen VW Transporter gezet.
Er is daarmee sprake van een situatie die om een verklaring van de zijde van verdachte vraagt. Verdachte heeft zich echter tot twee weken voor de zitting beroepen op zijn zwijgrecht en heeft uiteindelijk op 13 februari 2024 in een verhoor bij de politie verklaard dat het om vape-spullen zou gaan die hij daar voor iemand zou ophalen. Verdachte wil niet verklaren wie hem dat gevraagd had en hoe er afgesproken is over waar en wanneer de overdracht zou plaatsvinden. De verklaring van verdachte dat het om vape-spullen zou gaan is niet aannemelijk en kennelijk ingegeven door het dossier (i.c de eerder hierover afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ). De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte is afgelegd om de waarheid te bedekken.
Verdachte is een transactie aangegaan en had -als het al waar is dat hij niet wist dat er cocaïne in de dozen zat-, gelet op de genoemde omstandigheden, daarmee de verantwoordelijkheid en de taak om een en ander nader te onderzoeken alvorens deze transactie aan te gaan en twee afgesloten dozen in ontvangst te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij betrokken was bij criminele activiteiten en zich willens en wetens bloot heeft gesteld aan het risico dat er verboden spullen, in dit geval cocaïne, in de dozen zaten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen,
40 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 september 2023 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod .

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. De verdediging heeft verzocht om – indien de rechtbank tot een strafoplegging komt - rekening te houden met de hiervoor door de verdediging aangevoerde vormverzuimen en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is hartpatiënt, heeft een gezin en hoopt zijn werk als glazenwasser zo snel mogelijk te kunnen oppakken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte is welbewust naar een afgelegen plaats toegereden om twee dozen -met naar later bleek 40 kilo cocaïne- in ontvangst te nemen. De overdracht was onmiskenbaar goed voorbereid. Zo moest hij bijvoorbeeld aan de hand van een “token” zijn identiteit kenbaar maken aan de leverancier. Verdachte heeft de dozen in de auto van zijn mededader laten plaatsen. Dit terwijl hij in zijn eigen auto voldoende ruimte voor die dozen had. De mededader was daar niet toevallig, maar was door verdachte daartoe uitgenodigd. Als verdachte al niet wist dat de transactie om cocaïne ging, dan had het op zijn weg gelegen de aard van de transactie nader te onderzoeken alvorens deze transactie aan te gaan en twee afgesloten dozen in ontvangst te nemen.
Verdachte heeft zich met het bovenstaande samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 40 kilogram cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft samen met anderen een bepalende rol vervuld in deze keten. Het is daarbij een gegeven dat de handel in drugs ook veelal gepaard gaat met (de dreiging van) geweldsdelicten.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 februari 2024 blijkt dat verdachte de laatste 5 jaren niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden overweegt de rechtbank dat de gezondheid van verdachte en zijn gezin hem er kennelijk niet van hebben weerhouden zich schuldig te maken aan het bewezenverklaarde. Verdachte heeft daarmee het risico van een forse vrijheidsstraf aanvaard.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en
O. Veldman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2024.
Mr. O. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.ANPR staat voor
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 10.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 19, opgemaakt door Dienst Infrastructuur, Team 1e Lijns Opsporing Zuid-Oost, doorgenummerd 1 tot en met 271 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 5 februari 2024.. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 137.
11.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 138.
12.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het Nederlands forensisch Instituut van 20 september 2023, opgemaakt door ingenieur P.H. Walinga, pagina 143.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 5 februari 2024, pagina 5.
14.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2024.