ECLI:NL:RBMNE:2024:1582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
16-235484-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne

Op 15 september 2023 werden drie verdachten aangehouden in Nieuwegein na het overladen van dozen van de ene auto naar de andere. In de dozen werd 40 kilogram cocaïne aangetroffen. Later werd in de woning van een van de verdachten 209 kilogram cocaïne ontdekt. De rechtbank Midden-Nederland heeft twee van de verdachten veroordeeld voor het aanwezig hebben van 40 kilogram cocaïne. De eerste verdachte kreeg een gevangenisstraf van 3 jaar, terwijl de tweede verdachte, vanwege zijn kleinere rol, 30 maanden gevangenisstraf kreeg. De derde verdachte, die ook betrokken was bij het vervoeren en afleveren van de cocaïne, werd veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich bewust waren van de risico's van hun handelen en dat zij betrokken waren bij criminele activiteiten. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de rol van de verdachten in de drugshandel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun strafblad en de rol die zij speelden in de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-235484-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1960] te [geboorteplaats]
wonende aan [adres] te [woonplaats]
thans gedetineerd in de [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van de standpunten van verdachte en mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 september 2023 in Nieuwegein, samen met anderen, 40 kilo cocaïne heeft verkocht/afgeleverd/
verstrekt/vervoerd of voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de dozen.
Het onderzoek aan de telefoons van verdachte en de medeverdachten heeft geen, voor verdachte, belastende berichten opgeleverd. Er kan enkel worden vastgesteld dat verdachte bij de [winkel] , twee afgesloten dozen van medeverdachten heeft aangepakt, die in zijn laadbak heeft gezet en vervolgens direct hierna werd aangehouden. Van de onder verdachte in beslaggenomen gps sweeper is niet bekend of deze aanstond, of dat deze nog wel werkte. De gps sweeper kan ook, naast het opsporen van peilbakens, gebruikt worden om storingen in de navigatie en parkeersensoren op te sporen. Verder kan niet worden uitgesloten dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, naar de [winkel] wilde gaan. Verdachte heeft daar de kans niet voor gekregen omdat de politie direct na het overladen van de dozen heeft ingegrepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] werd het volgende bevonden.
Door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] werd het volgende bevonden.
Op 15 september 2023 omstreeks 12:10 uur bevonden wij, verbalisanten, ons op de Rijksweg A12 naar aanleiding van een ANPR hit. Het kenteken in deze ANPR hit betrof [kenteken] . Dit betrof een grijze Volkswagen Jetta. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 6] , zagen dat het betrokken voertuig bij afrit "18 Houten" de Rijksweg A12 verliet en vervolgens [straat] te [woonplaats] inreed. Aldaar zagen wij het voertuig parkeren en bleef de bestuurder van het voertuig in het voertuig zitten. De bestuurder van de Volkswagen Jetta bleek later te zijn genaamd: [medeverdachte 1] . [2]
Na ongeveer tien minuten zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , het voertuig uit [straat] wegrijden. Hierbij reed het voertuig over het industrieterrein naar de parkeerplaats van de [winkel] . Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zagen dat het voertuig bij binnenkomst van het parkeerterrein, direct rechtsaf sloeg en achterin tegen de buitenrand van het parkeerterrein parkeerde. Aldaar bleef [medeverdachte 1] wederom in zijn voertuig zitten.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben naar de [winkel] gelopen en heb zicht gehouden op de Volkswagen Jetta door middel van de camera's van het parkeerterrein.
Ik zag dat er vervolgens een witkleurige bakwagen, voorzien van het kenteken [kenteken] , naast het betrokken voertuig parkeerde. De bestuurder van de Volkswagen Transporter bleek later te zijn genaamd: [verdachte] (de rechtbank begrijpt telkens: [verdachte] ).
Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] uit hun voertuigen stapten en samen naar de achterzijde van de Volkswagen Transporter liepen.
Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vervolgens spullen in de laadbak van de Volkswagen Transporter begonnen te verplaatsen. [3]
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zagen vervolgens een zwarte Hyundai I20, kenteken [kenteken] , aan komen rijden en vlak naast de Volkswagen Transporter parkeerde. De bestuurder van de Hyundai I20 bleek later te zijn genaamd: [medeverdachte 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [medeverdachte 2] uit het voertuig stapte, naar de achterzijde van zijn voertuig liep en dat [medeverdachte 1] en [verdachte] naar hem toe liepen. Ik zag dat de drie mannen hierbij contact hadden met elkaar.
Ik zag dat [verdachte] vervolgens een grote stalen plaat leek op te tillen in de laadbak. Ik zag dat [verdachte] vervolgens een stalen buis onder de stalen plaat leek te klemmen, waardoor de stalen plaat open bleef staan.
Ik zag dat [medeverdachte 2] de kofferbak van de Hyundai I20 opende. Ik zag dat [medeverdachte 1] hierbij bij de geopende kofferbak van de Hyundai I20 stond. Ik zag vervolgens dat de mannen twee witte dozen uit de kofferbak van de Hyundai I20 tilden.
Ik zag hierbij dat [verdachte] de twee dozen aanpakte en deze in de ruimte van de Volkswagen Transporter plaatste. Hierna zag ik dat [verdachte] de ruimte afsloot door de stalen plaat te laten zakken. [4]
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , zijn vervolgens naar de laadbak van de betrokken Volkswagen Transporter gelopen. Wij hebben hierop de stalen plaat geopend. In deze ruimte zagen wij twee witte kartonnen staan met daarop het merk "Action". Wij zagen dat deze dozen waren dichtgemaakt door middel van plakband.
Wij hebben de dozen uit de verborgen ruimte hierop ter plaatse in beslag genomen en geopend. Hierbij zagen wij direct een grote partij blokken in de dozen zaten. Wij herkenden deze blokken ambtshalve als blokken cocaïne
. [5]
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , trof in de rechter broekzak van [medeverdachte 2] een vijfeurobiljet aan. Het is mij ambtshalve bekend dat criminelen, tijdens het overdragen van strafbare goederen of middelen, gebruik maken van zogenoemde "tokens". Dit zijn veelal geldbiljetten waarvan zij de serienummers gebruiken als bewijs tijdens een overdracht, waarmee zij zich kunnen identificeren als de juiste ontvangende of leverende partij. Ik zag dat het betrokken vijfeurobiljet was voorzien van de volgende serienummers:
- EC0436573259
- 573259.
In de Hyundai I20 waar de dozen uit zijn gekomen, lag nog een ingeschakelde telefoon van het merk "REDMI" (de rechtbank begrijpt: een telefoon van het merk Xiaomi, type Redmi a1).
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de "REDMI" telefoon, die in het voertuig van [medeverdachte 2] was aangetroffen, te openen was zonder toegangscode. Ik heb hierop een beperkt onderzoek ingesteld op deze telefoon. Ik zag hierbij dat er ten tijde van de aanhouding van [medeverdachte 2] meerdere keren was gebeld door het contact " [contact 1] ". Ik zag dat in de telefoon een gesprek met het contact " [contact 1] " stond in de "Siqnal" applicatie (de rechtbank begrijpt: Signal). Hierin stond onder andere het volgende bericht met daarboven "vandaag":
"VIP40
15/09
VIP
[telefoonnummer]
Token EC0436573259
Amount 40" [6]
Ik zag dat in dit gesprek tevens, door de gebruiker van de "REDMI" telefoon, het volgende bericht werd verstuurd om 11:06 uur: " 12:30 horn"
Ik zag nog een tweede contact in de applicatie "Signal" genaamd " [contact 2] ". Hieraan was het volgende telefoonnummer gekoppeld: [telefoonnummer] . Ik zag dat dit telefoonnummer overeenkwam met het verstuurde bericht van het contact " [contact 1] ", waarbij ook het betrokken "token" nummer werd verstuurd.
Ik zag dat het contact " [contact 2] " twee foto's had verstuurd naar de "REDMI" telefoon. Ik zag dat deze foto's waren verstuurd op vrijdag 12:22 uur en op vrijdag 12:33 uur (de rechtbank begrijpt op vrijdag 15 september 2023).
Ik zag dat dit foto's betroffen van de locaties waar [medeverdachte 1] had stilgestaan met zijn Volkswagen Jetta. De foto van vrijdag 12:22 uur betrof de locatie [straat] , waar [medeverdachte 1] ongeveer tien minuten had stilgestaan. De foto van vrijdag 12:33 uur betrof de locatie parkeerplaats [winkel] was [medeverdachte 1] eerst alleen stond, en waarna [verdachte] en [medeverdachte 2] daar parkeerden.
In het bestuurdersportier van de Volkswagen Transporter werd een zwarte doos aangetroffen met daarin een "GPS sweeper". Dit betreft een apparaat waarmee signalen van een GPS tracker kunnen worden gedetecteerd. [7]
Door verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] werden de blokken aangetroffen in het voertuig met kenteken [kenteken] onderzocht. Door verbalisanten werd het volgende bevonden. [8]
Goednummer PLO900-2023281811-3222672
SIN AACT0525NL
relatie met SIN AAQI4811NL
Aantal 40 blokken
Gewicht netto 40000 gram. [9]
Door het Nederlands Forensisch Instituut werd het volgende bevonden:
Kenmerk AAQI4811NL bevat cocaïne; [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 september 2023 met zijn Volkswagen Transporter naar de [winkel] in Nieuwegein was gereden, aldaar twee dozen heeft aangepakt en in de laadbak van zijn Volkswagen Transporter heeft geplaatst. [11]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] beiden hun auto’s bij de [winkel] in Nieuwegein achteraan parkeerden, tegen de buitenkant, op de parkeerplaats, zover mogelijk uit het zicht van overige daar aanwezige personen. Op het moment dat alle drie de verdachten met hun auto’s ter plaatse waren, haalden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee dozen uit de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft deze twee dozen aangepakt en in de laadbak van zijn eigen auto geplaatst.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de [winkel] in Nieuwegein is gereden. [medeverdachte 1] had hem meegedeeld dat hij ‘een handeltje’ gekocht had. Waarom deze dozen met ‘het handeltje’” van [medeverdachte 1] dan niet in de auto van [medeverdachte 1] zelf werden geplaatst, is de rechtbank echter niet duidelijk geworden.
Niet gebleken is dat er tussen verdachte en [medeverdachte 1] een zodanige relatie bestond, dat verdachte er op mocht vertrouwen dat [medeverdachte 1] hem niet zou betrekken bij illegale activiteiten. Verdachte heeft niet eerder zaken met [medeverdachte 1] gedaan, anders dan dat [medeverdachte 1] bij het autobedrijf van verdachte eens een auto had gekocht en die daar in onderhoud had.
Het had op de weg van verdachte geleden om, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, nader onderzoek te doen naar ‘het handeltje’ van [medeverdachte 1] en uit te zoeken waar hij zich mee inliet.
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat in de auto van verdachte een zogenoemde gps sweeper is aangetroffen, een apparaat waarmee signalen van een GPS-tracker kunnen worden gedetecteerd. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de sweeper voor het onderhoud aan auto’s gebruikt omdat hiermee ook storingen in, onder andere, navigatieapparatuur opgespoord kunnen worden en deze toevallig in zijn auto had liggen. De rechtbank acht deze verklaring op basis van algemene bronnen (internet) waaruit volgt dat het gaat om een antispyware apparaat, niet aannemelijk. Daarnaast had verdachte geen ander gereedschap voor het onderhoud van auto’s in de VW Transporter liggen. Verdachte had deze sweeper bij zich omdat hij kennelijk al het vermoeden had dat hij zich met illegale activiteiten inliet.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij betrokken was bij criminele activiteiten en zich willens en wetens bloot heeft gesteld aan het risico dat er verboden spullen, in dit geval cocaïne, in de dozen zat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen,
40 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 september 2023 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen tot een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft op verzoek van een ander twee dozen, met na later bleek 40 kilo cocaïne, aangepakt en in een laadruimte van zijn bestelauto geplaatst. Verdachte heeft dit gedaan zonder de inhoud nader te onderzoeken, hetgeen hij gegeven de omstandigheden wel had moeten doen.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het samen met een ander opzettelijk aanwezig hebben van 40 kilogram cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft samen met anderen een bepalende rol vervuld in deze keten. Het is daarbij een gegeven dat de handel in drugs ook veelal gepaard gaat met (de dreiging van) geweldsdelicten.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 februari 2024 blijkt dat verdachte de laatste
5 jaren niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de verdachte in vergelijking tot zijn mededader een kleinere rol heeft gespeeld. Zo is niet gebleken dat hij betrokken is geweest bij de totstandkoming van de afspraken over de levering van de drugs.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de bestelauto;
  • teruggave aan verdachte van de handschoen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen bestelauto met het kenteken [kenteken] , verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de onder verdachte in beslag genomen handschoen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
* handschoen (omschrijving: PL0900-2023281811-G3221582);
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
* bestelauto, kenteken [kenteken] (omschrijving: PL0900-2023281811-G3221427).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en
O. Veldman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2024.
Mr. O. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 19, opgemaakt door Dienst Infrastructuur, Team 1e Lijns Opsporing Zuid-Oost, doorgenummerd 1 tot en met 271. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
8.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 137.
9.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 138.
10.Een geschrift, te weten een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 september 2023, opgemaakt door ingenieur P.H. Walinga, pagina 143.
11.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2024.