ECLI:NL:RBMNE:2024:1569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
C/16/568040 / JE RK 23-2212
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een perspectief biedend gezinshuis

Op 21 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak betreft de minderjarige die momenteel in een gezinshuis verblijft, waar zij zich goed ontwikkelt na een verleden van onveiligheid en trauma's. De vader van de minderjarige behoudt het gezag, maar de kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is om in het gezinshuis te blijven wonen, ondanks haar wens om bij haar vader te wonen. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van de minderjarige in het gezinshuis als positief ervaren en benadrukt het belang van een stabiele omgeving voor haar verdere groei. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar te verlengen, toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling uitgesproken en op schrift gesteld op 14 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/568040 / JE RK 23-2212
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de moeder] , hierna te noemen de moeder;
de familie [gezinshuisouders] , hierna te noemen de gezinshuisouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 december 2023;
  • het gezinsplan van 30 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 2 februari 2024;
  • de brief van de GI van 12 februari 2024 met als bijlage het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- mevrouw [A] namens de GI.
De moeder en de gezinshuisouders hebben wel een uitnodiging gekregen, maar zijn niet op de zitting verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een perspectief biedend gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 23 februari 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Die maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 23 februari 2024.
2.4.
[minderjarige] is op 22 september 2020 met een machtiging uit huis geplaatst. Ook die maatregel is steeds verlengd, voor het laatst tot 23 februari 2024.
2.5.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis zal de kinderrechter verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De ontwikkeling en het perspectief van [minderjarige]
3.2.
heeft de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Omdat [minderjarige] in haar verleden veel onveiligheid heeft ervaren, heeft zij last (gehad) van trauma’s en een verstoorde hechting. Dit maakte dat [minderjarige] ingewikkeld gedrag vertoonde, waardoor het niet meer haalbaar was om bij de vader thuis te wonen. [minderjarige] is toen in het gezinshuis gaan wonen en daar zit zij op haar plek. Het ingewikkelde gedrag is een stuk minder geworden en de stabiele omgeving van het gezinshuis doet haar goed. De gezinshuisouders kunnen goed bij [minderjarige] aansluiten en [minderjarige] durft ook steeds meer op hen te vertrouwen. [minderjarige] heeft zelf ook heel hard gewerkt om zich fijner te voelen. Ze heeft bijvoorbeeld intensieve therapie gehad en ze doet het goed op school. [minderjarige] kan na de zomer zelfs starten op het VMBO. De kinderrechter vindt het ontzettend knap van [minderjarige] dat zij al deze stappen gezet heeft.
3.3.
Wat nog wel moeilijk is voor [minderjarige] , is dat het haar diepste wens is en blijft om weer bij de vader te gaan wonen. Dat begrijpt de kinderrechter ook heel goed. [minderjarige] heeft namelijk een goede en warme band met de vader. Dat heeft de kinderrechter ook gezien tijdens de zitting. Maar de kinderrechter is het met de gezinsvoogd eens dat het voor [minderjarige] het beste is om in het gezinshuis op te groeien, hoe moeilijk dat ook voor haar is. [minderjarige] is namelijk van zo ver gekomen en heeft daar zo hard voor gewerkt, dat er alles aan moet worden gedaan om te zorgen dat deze positieve ontwikkeling ook zo blijft voortgaan.
3.4.
Als [minderjarige] nu weer bij de vader zou gaan wonen, is er een kans dat die positieve ontwikkeling toch weer in gevaar wordt gebracht. Dat heeft er mee te maken dat [minderjarige] nog steeds dingen te leren heeft over haar gedrag en dat het voor haar nog steeds nodig is om opvoeders te hebben die haar daar goed bij kunnen helpen, zeker als [minderjarige] straks ook in de puberteit komt. Daar is voor nodig dat de opvoeders van [minderjarige] een opleiding hebben gehad, want om kinderen met een trauma op te voeden heb je echt kennis en ervaring nodig, die ‘gewone ouders’ meestal niet hebben. De kinderrechter vindt het, net als de vader en de gezinsvoogd, heel belangrijk dat [minderjarige] zich goed blijft ontwikkelen. Daarom wil de kinderrechter geen risico’s nemen en de situatie zo houden, zoals het nu is.
De kinderrechter onderschrijft dan ook de perspectiefbeslissing van de GI, dat [minderjarige] zal opgroeien in het gezinshuis.
3.5.
De afgelopen tijd heeft de GI veel gesprekken gevoerd met [minderjarige] over het besluit dat zij in het gezinshuis opgroeit. [minderjarige] begint de situatie daardoor te accepteren en lijkt daar steeds meer in te berusten. Dat heeft [minderjarige] ook aan de kinderrechter verteld, dat zij de beslissing begrijpt. Maar dat maakt de beslissing natuurlijk niet minder verdrietig. De kinderrechter vindt het heel sterk van [minderjarige] dat zij de beslissing kan begrijpen. Daarmee laat [minderjarige] zien dat zij kiest voor wat goed is voor haar eigen toekomst en haar eigen ontwikkeling. De kinderrechter vindt dat ontzettend knap van [minderjarige] en heeft haar daarvoor op de zitting een groot compliment gegeven.
Het juridische kader
3.6.
Hoewel alle belanghebbenden, en ook de moeder, het eens zijn met de beslissing dat [minderjarige] opgroeit bij de gezinshuisouders, blijft het dwingende kader van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toch nodig. De kinderrechter zal dit hierna uitleggen.
3.7.
In situaties zoals die van [minderjarige] komt het regelmatig voor dat de Raad voor de Kinderbescherming een beëindiging van het gezag van de ouders verzoekt, omdat het kind niet bij hen zal opgroeien. Zo staat het ook in de wet. Maar de GI heeft duidelijk verteld dat die situatie voor [minderjarige] en de vader niet wenselijk is. De GI vindt het belangrijk dat de vader het gezag over [minderjarige] behoudt en dat hij dus de belangrijke beslissingen over haar kan blijven nemen. De band tussen [minderjarige] en de vader is namelijk goed en de vader kan goed samenwerken met de gezinshuisouders. Het is dus niet nodig om het gezag van de vader te beëindigen en daar komt bij dat dat ook beter is voor [minderjarige] , omdat alle mensen die bij haar opvoeding betrokken zijn, daar elk hun eigen bijdrage aan kunnen leveren.
Uit het systeem van de wet volgt alleen wel dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] dan ieder jaar opnieuw verlengd moeten worden door de kinderrechter, omdat de vader het gezag over [minderjarige] behoudt maar [minderjarige] niet bij hem woont. Omdat vanwege de hele achtergrond van de opvoeding van [minderjarige] naar het oordeel van de kinderrechter nog steeds aan de wettelijke criteria [1] is voldaan, zal de kinderrechter de verzoeken van de GI dan ook toewijzen.
Als het over een jaar en in de jaren daarna goed blijft gaan, kunnen alle betrokkenen natuurlijk bij een volgend verzoek tot verlenging bij de rechtbank melden dat zij een zitting niet nodig vinden.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 februari 2025;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 februari 2025;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024 door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Nettekoven als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en artikel 1:265c van het Burgerlijk Wetboek.