In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 26 februari 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn bezwaar van 15 maart 2023 tegen een besluit van 6 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist, aangezien de ingebrekestelling op 30 augustus 2023 was ontvangen en er sindsdien twee weken waren verstreken zonder besluit. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht moet door verweerder aan eiser worden betaald. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en de beslissing is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.