ECLI:NL:RBMNE:2024:1550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
16/254888-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel en rijden onder invloed van drugs

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de A2 te Utrecht. De verdachte, die onder invloed was van cocaïne en GHB, reed met een snelheid tussen de 197 en 199 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 km/u was. Het ongeval resulteerde in (zwaar) lichamelijk letsel voor de bestuurder van een andere auto, die voor de verdachte reed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rijgedrag van de verdachte roekeloos was, wat een zwaardere vorm van schuld met zich meebracht dan de officier van justitie had betoogd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met lichamelijk letsel en het rijden onder invloed van drugs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254888-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.M.A.C. van de Wouw, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
[slachtoffer] heeft als slachtoffer gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Op 24 juli 2022 te Utrecht als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt door, terwijl hij onder invloed was van cocaïne en/of GHB, met een te hoge snelheid te rijden en daarbij niet te letten op het overige verkeer en vervolgens met onverminderde snelheid te botsen tegen een voor hem rijdende personenauto, waardoor aan de bestuurder van deze personenauto, [slachtoffer] , (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 24 juli 2022 te Utrecht als bestuurder van een personenauto op de hiervoor beschreven manier gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2
op 24 juli 2022 te Utrecht een auto heeft bestuurd, terwijl het drugsgehalte in zijn bloed 34 microgram cocaïne en 75 milligram GHB per liter bloed bedroeg.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij beoordelen of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Met betrekking tot feit 1 primair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het rijgedrag van verdachte kan worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daarnaast stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het letsel van [slachtoffer] aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Verdachte erkent dat hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat dit is gebeurd door te rijden met een hoge snelheid en onder invloed van cocaïne en GHB.
Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld met welke snelheid verdachte te hard heeft gereden, omdat de gebruikte meetinstrumenten niet zouden voldoen aan de eisen van de Regeling meetmiddelen politie 2022. Verder is de raadsvrouw van mening dat ervan moet worden uitgegaan dat de maximum toegestane snelheid 130 km/u was. Ook is er geen bewijs dat verdachte onoplettend zou zijn geweest.
Het te bewijzen rijgedrag van verdachte kan niet worden aangemerkt als roekeloos, omdat niet kan worden gezegd dat verdachte bewust gevaarlijk rijgedrag vertoonde. Voorts kan een niet -gediagnosticeerde hersenschudding als gevolg van een eerder ongeval mogelijk verontschuldigbare onmacht opleveren bij verdachte omdat hij daardoor niet meer wist wat hij deed.
Voor zover van belang worden de standpunten van de hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als roekeloos, zodat sprake is van de zwaarste vorm van schuld. Dat betekent dat de rechtbank een zwaardere vorm van schuld bewezen acht dan de officier van justitie.
Daarnaast acht de rechtbank het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 [1]
Een proces-verbaal van aanrijding misdrijf, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 24 juli 2022
Locatienaam: A2
Omstreeks: 05:10 uur
Plaats: Utrecht
Maximumsnelheid: 100 km per uur [2]
Betrokken voertuig 1: personenauto, [kenteken] , Mazda3
Bestuurder: [verdachte] [3]
Betrokken voertuig 2: personenauto, [kenteken] , Ds 7 Crossback
Bestuurder: [slachtoffer] [4]
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen: [slachtoffer] . [5]
Een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 24 juli 2022, omstreeks 05:10 uur, reed de bestuurder van de DS op de Rijksweg A2 links, met een snelheid tussen de 100 km/u en 102 km/u. Op datzelfde moment reed de bestuurder van de Mazda op de Rijksweg A2 met een snelheid tussen de 197 km/u en 199 km/u. Gedurende 5 seconden vóór de aanrijding werd geen bediening van het rempedaal van de Mazda geregistreerd, en was de geregistreerde stand van het gaspedaal tot de aanrijding tussen 95 en 100% Ter hoogte van hectometerpaal 64,8 op rijstrook 2, botst de bestuurder van de Mazda met de rechter voorzijde van de Mazda tegen de linker achterzijde van de DS. Hierdoor raken beide bestuurders van de voertuigen de controle kwijt over hun voertuig . [6]
Een proces-verbaal van forensisch voertuigonderzoek naar de Mazda3 (auto van verdachte):
Fabrieksmerk: Mazda
Type: Mazda3
Kenteken: [kenteken] [7]
GPS data Mazda3
ik zag dat het geëxporteerde bestand GPS coördinaten bevatte en voorzien was van de op dat moment geregistreerde GPS snelheid van de GPS tracker. [8]
Traject 3: Voorbij Knooppunt Empel >>> rijksweg A2 links, ter hoogte van hectometerpaal 64.4
Ik zag dat de geregistreerde snelheid in het eerste gedeelte van traject 3 lag tussen de 108 en 200 km/u. De op dat moment daar geldende maximum toegestane snelheid was 120 km/u. [9]
Ik zag dat de geregistreerde snelheid in het tweede gedeelte van traject 3 lag tussen de 198 en 202 km/u. De op dat moment daar geldende maximum toegestane snelheid was 130 km/u. [10] Ik zag dat de geregistreerde snelheid in het derde gedeelte van traject 3 lag tussen de 158 en 201 km/u. De op dat moment daar geldende maximum toegestane snelheid was 100 km/u. [11]
Een proces-verbaal van rijden onder invloed, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte: [verdachte] [12]
Daar de verdachte niet in staat was zijn wil kenbaar te maken, is met toestemming van mij, [verbalisant] , in mijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie, op zondag 24 juli 2022 om 08:30 uur, door de verpleegkundige [A] , de verdachte conform de regelgeving bloed afgenomen. [13]
Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACD7425NL. [14]
Het rapport drugs in het verkeer, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een extract van het bloed [TACD7425NL] werd geanalyseerd. [15]
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt
Eindresultaat in bloed (TACD7425NL)
Rapportage eenheid
Cocaine
Cocaine
50
10
34
Microgram per liter
GHB
GHB
10
5
75
Milligram per liter
Een geneeskundige verklaring van 24 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Uitwendig waargenomen letsel:
  • Hoofdwond dorsale zijde behaarde hoofd w.v. 8 hechtingen
  • Wond aangezicht rechter wenkbrauw, 1 hechting + gelijmd
  • Contusie nek
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 24 juli 2022
Controle poli orthopedie over 1 wk
Geschatte duur van genezing: 2-3 wkn. [17]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1, primair
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW, is allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Daarbij gaat het om de vraag of het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg aan verdachte is toe te rekenen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval.
De rechtbank stelt daartoe op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed op 24 juli 2022 in een personenauto over de A2 in Utrecht. Verdachte reed 5 seconden vóór de aanrijding nog met een snelheid van 199 km/u en op het moment van de aanrijding met een snelheid van 197 km/u. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat deze snelheid niet kan worden vastgesteld nu er geen geijkt meetinstrument van de politie is gebruikt. Dat verweer faalt nu de snelheid van de auto van verdachte op voldoende betrouwbare en accurate wijze is vastgesteld door gebruik te maken van objectieve gegevens verkregen uit de EDR en GPS data uit de auto van verdachte. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat op de plaats van de aanrijding een maximumsnelheid van 100 km/u gold. De rechtbank concludeert op basis van deze bevindingen dat verdachte kort voor het ongeval de maximumsnelheid zeer fors heeft overschreden. Bovendien volgt uit de analyse van de GPS data uit de auto van verdachte dat hij niet alleen vlak voor het ongeval, maar over een langere afstand aanzienlijk harder reed dan ter plaatse was toegestaan.
Niet alleen heeft verdachte de maximumsnelheid fors overschreden, ook deed hij dat terwijl hij onder invloed was van twee verschillende verdovende middelen. Op het moment van de aanrijding was verdachte namelijk onder invloed van cocaïne en GHB, waarbij sprake was van 34 microgram cocaïne per liter bloed en 75 milligram GHB per liter bloed. Deze hoeveelheden cocaïne en GHB liggen ver boven de toegestane grenswaarden bij combinatiegebruik, waarbij het bij de cocaïne gaat om meer dan een verdrievoudiging en bij de GHB zelfs om vijftien maal de toegestane hoeveelheid.
Verdachte is vervolgens – zeer sterk onder invloed én met een enorme snelheid - in botsing gekomen met de auto van het slachtoffer die voor hem op de A2 reed. De rechtbank concludeert dat het verkeersongeval is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte en dat het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg van zijn handelen aan hem kan worden toegerekend.
Mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW, is in de tweede plaats vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag.
Roekeloosheid
Van roekeloosheid is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Ter terechtzitting is door procespartijen besproken dat er niet sprake kan zijn van roekeloosheid, omdat er dan (op grond van de jurisprudentie) sprake zou moeten zijn van een straatrace of vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank hecht er aan om nog eens te wijzen op de reeds sinds 1 januari 2020 in werking getreden “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a WVW heeft overtreden, moet worden beoordeeld of 1) verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, 2) hij dat opzettelijk heeft gedaan, en 3) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
1) Ernstige schending van de verkeersregels
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat verdachte onder invloed van cocaïne en GHB heeft gereden en de maximumsnelheid ter plaatse in hoge mate heeft overschreden. Overschrijding van de maximumsnelheid is in artikel 5a, lid 1, onder g WVW aangemerkt als gedraging die als schending van de verkeersregels kan worden aangemerkt. Uit lid 2 van artikel 5a WVW volgt bovendien dat mede in aanmerking wordt genomen de mate waarin verdachte onder invloed van verdovende middelen verkeerde.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee in artikel 5a WVW genoemde verkeersgedragingen, te weten het overschrijden van de krachtens de wet gestelde maximumsnelheid (artikel 5a, lid 1, onder g WVW) en het rijden onder invloed (artikel 5a, lid 2 WVW). Deze gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel aan overtredingen van verkeersregels worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze verkeersregels in ernstige mate geschonden. Bij die beoordeling acht de rechtbank in de eerste plaats relevant dat in dit geval sprake is van een zeer forse snelheidsoverschrijding. Met een registratie van een voertuigsnelheid tussen de 197 en 199 km/u op 5 seconden voor de crash, reed verdachte bijna tweemaal harder dan toegestaan. Bovendien blijkt uit de GPS data van het voertuig van verdachte dat hij niet alleen kort voor het ongeval aanzienlijk te hard heeft gereden, maar dat verdachte gedurende een langere afstand veel te hard heeft gereden.
Daar komt bij dat in het bloed van verdachte meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid cocaïne en vijftien keer de toegestane hoeveelheid GHB (bij combinatiegebruik) is aangetroffen.
Met deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
2) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid en het rijden na combinatiegebruik van een dergelijke hoeveelheid cocaïne en GHB, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden.
3) Gevaar te duchten
Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het zonder meer voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, tweede lid, WVW, gegeven. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de bespreking van het onder 1, subsidiair, aan verdachte ten laste gelegde.
Geen verontschuldigbare onmacht
Het ongeval kan volgens de verdediging niet aan de verdachte worden verweten, omdat hij vanwege een eerder ongeval een hersenschudding had en daardoor niet meer wist wat hij deed.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. Ter terechtzitting heeft verdachte immers verklaard dat hij zich naar aanleiding van dit eerdere ongeval niet lekker voelde en om die reden die avond thuis bleef. Verdachte heeft vervolgens zelf bewust de keuze gemaakt om, ondanks dat hij zich niet lekker voelde, verschillende soorten drugs tot zich te nemen in grote hoeveelheden en daarna in de auto te stappen. Van een situatie van verontschuldigbare onmacht is dan ook geen sprake. Verdachte heeft zichzelf in deze positie gebracht.
Partiële vrijspraak zwaar lichamelijk letsel
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat het slachtoffer letsel aan het ongeluk heeft overgehouden, waaronder een hoofdwond, een wond in het aangezicht en nekklachten. De duur van de genezing werd geschat op twee á drie weken. Uit het aanvullend procesdossier volgt dat het slachtoffer langere tijd niet (volledig) heeft kunnen werken. Ook de schriftelijke slachtofferverklaring ondersteunt dat de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer groot zijn geweest.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer groot zijn en het ongeval veel leed heeft aangericht, ligt de drempel om in juridische zin te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel vrij hoog. De rechtbank overweegt dat de ernst, noodzaak en aard van (eventueel) medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel – gezichtspunten die van belang zijn bij het beoordelen of juridisch gezien sprake is van zwaar lichamelijk letsel – op basis van het dossier niet vastgesteld kunnen worden. Naast de letselverklaring naar aanleiding van het onderzoek op 24 juli 2022, bevat het dossier immers geen andere objectieve medische gegevens over het letsel van het slachtoffer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, maar dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tenlastegelegde zwaar lichamelijke letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primairop 24 juli 2022, te Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de rijksweg A2, zich zodanig heeftgedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,- na voorafgaand gebruik van cocaïne en GHB en- met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een snelheid gelegen tussen 197 kilometer per uur en 199 kilometer per uur) te rijden en- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten op het direct voor hemgelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer te letten of is blijven letten en- (daarbij) zijn voertuig onvoldoende onder controle te houden, althans niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en- (vervolgens) met onverminderde snelheid, althans met een (te) hoge snelheid tegen een voor hem over die weg in dezelfde rijrichting als hem, verdachte, rijdende personenauto te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 2
op 24 juli 2022, te Utrecht een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd nagebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen respectievelijk 34 microgram per liter bloed en 75 milligram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden
;
- ten aanzien van feit 1 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest;
- ten aanzien van feit 2 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring te komen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een lange proeftijd met voorwaarden en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat verdachte zijn werk en huurwoning zou kwijtraken. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een rijontzegging zoveel als mogelijk in voorwaardelijke vorm op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening te houden met het feit dat verdachte heeft deelgenomen aan mediation, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de gevolgen die het ongeval voor verdachte heeft gehad. Daarbij wijst de raadsvrouw op het feit dat verdachte zijn baan is kwijtgeraakt, zijn rijbewijs al enige tijd is kwijt geweest als gevolg van het CBR-traject en dat verdachte van Allianz een rekening van € 64.000,- heeft gekregen ter vergoeding van de schade.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek en ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De ernst van de feiten blijkt uit hetgeen hierboven in het kader van de bewijsvraag naar voren is gekomen. Verdachte heeft op 24 juli 2022 als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval op de A2 veroorzaakt door roekeloos te rijden. Verdachte is, terwijl hij onder invloed was van meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid cocaïne en meer dan vijftien keer de toegestane hoeveelheid GHB, in de auto gestapt en gaan rijden. Verdachte heeft vervolgens zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door de ter plaatse toegestane maximumsnelheid gedurende langere tijd aanzienlijk te overschrijden en op meerdere momenten, zoals vlak voor het ongeval, te rijden met bijna twee keer de toegestane snelheid. Verdachte kwam met onverminderde snelheid in botsing met de auto van het slachtoffer die voor hem reed, als gevolg waarvan het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen en waardoor tijdelijke verhindering in de normale bezigheden is ontstaan. Het slachtoffer zat op dat moment met zijn gezin in de auto en zij waren onderweg om met elkaar op vakantie te gaan. Verdachte heeft hen deze vakantie letterlijk in een klap afgenomen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring volgt bovendien dat het ongeval op alle gezinsleden grote impact heeft gehad en over een langere periode veel leed heeft veroorzaakt.
Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft verdachte zeer onverantwoord gedrag vertoond en de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank benadrukt daarbij dat gezien de ernst van de overtredingen alle betrokkenen van geluk mogen spreken dat het niet (nog) erger is afgelopen. Dat het niet erger is afgelopen, is in ieder geval niet aan het handelen van verdachte te danken.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 23 januari 2024, waaruit blijkt dat hij op 3 oktober 2022 is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol op 3 november 2018. De veroordeling volgde weliswaar na de ten laste gelegde feiten, waardoor formeel geen sprake is van recidive, maar verdachte was dus wel al eerder in aanraking gekomen met politie en justitie vanwege het rijden onder invloed. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. Daar komt bij dat verdachte een dag voor het ten laste gelegde zelf nog als slachtoffer betrokken is geraakt bij een verkeersongeval. Toch heeft dit verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om zelf de verkeersveiligheid in gevaar te brengen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 18 juli 2023, opgemaakt door reclasseringswerker M. van der Flier-Van Leuken. Volgens de reclassering kan niet gesproken worden van een delictpatroon. Verdachte zou in de periode voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten, als gevolg van een moeilijke periode in zijn leven, zijn toevlucht onder andere hebben gezocht in het gebruik van drugs. De reclassering rapporteert dat verdachte hulp heeft gezocht en sinds het ten laste gelegde verantwoordelijkheid neemt voor zijn drugsgebruik (gestopt is met harddruggebruik). De reclassering schat het recidiverisico in als laag-gemiddeld en acht interventies of toezicht niet nodig. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De straf en maatregel
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan, vormt de bewezenverklaring het uitgangspunt. De rechtbank merkt op dat er voor het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag geen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bestaan. De rechtbank heeft in dit geval als uitgangspunt gekeken naar de oriëntatiepunten voor het met een zeer hoge mate van schuld veroorzaken van een verkeersongeval met als gevolg lichamelijk letsel/tijdelijke ziekte, terwijl sprake is van alcoholgebruik boven 570 µg/l (nu er sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zie noot in de LOVS onder *). De oriëntatiepunten nemen in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie jaren als uitgangspunt. De rechtbank merkt daarbij op sprake is van een zwaardere vorm van schuld, namelijk roekeloosheid. Daar komt bij dat sprake was van een ernstige overschrijding van de maximumsnelheid, niet alleen vlak voor het ongeval maar gedurende een langere afstand. Deze verkeersovertreding is, gelet op de ernst en de duur van de overtreding, op zichzelf al voldoende om tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de grote hoeveelheid drugs die verdachte had gebruikt, te weten meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid cocaïne en meer dan vijftien keer de toegestane hoeveelheid GHB. Daarbij is juist het combinatiegebruik van verdovende middelen extra gevaarlijk in het verkeer.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd en stelt vast dat dergelijke, en hogere, gevangenisstraffen aan de orde zijn indien sprake is van roekeloos rijgedrag.
Gelet op de ernst van de gedragingen van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf. Gezien de aard en ernst van de feiten is ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op zijn plaats. De rechtbank ziet in de ernst van de feiten en hetgeen is aangevoerd over de persoon van verdachte geen aanleiding om de straf of maatregel voorwaardelijk op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank de eerder genoemde strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden mee. Voorts houdt de rechtbank, op grond van het bepaalde in artikel 51h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte deel heeft genomen aan mediation om zijn verantwoordelijkheid te nemen en zijn excuses aan te bieden. Teruggekoppeld is dat deze mediation is geslaagd. Ook ter terechtzitting heeft verdachte berouw getoond en een excuusbrief aan het slachtoffer voorgelezen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd c.q. ingehouden is geweest. De rechtbank komt daarmee tot een lichtere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij weliswaar een hogere mate van schuld bewezen acht maar niet van oordeel is dat in deze zaak sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslaggenomen goederen zal onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, onttrekken aan het verkeer:
  • 1 stuk verdovende middelen, bolletje bruin op de achterbank (goednummer PL0900-2022215535-3023360);
  • 1 stuk verdovende middelen, zwarte pil op de achterbank (goednummer PL0900-2022215535-3023368);
  • 1 stuk verdovende middelen, spuitje in kofferbak met druppel vloeistof (goednummer PL0900-2022215535-3023366);
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 55
  • 6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, primair, en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 stuk verdovende middelen, bolletje bruin op de achterbank (goednummer PL0900-2022215535-3023360);
  • 1 stuk verdovende middelen, zwarte pil op de achterbank (goednummer PL0900-2022215535-3023368);
  • 1 stuk verdovende middelen, spuitje in kofferbak met druppel vloeistof (goednummer PL0900-2022215535-3023366).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2024.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 24 juli 2022, te Utrecht, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, te weten de rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van cocaïne en/of GHB en/of
- met een (zeer) hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een snelheid gelegen tussen 197 kilometer per uur en 199 kilometer per uur) te rijden en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer te letten en/of is blijven letten en/of
- (daarbij) zijn voertuig onvoldoende onder controle te houden, althans niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of
- (vervolgens) met onverminderde snelheid, althans met een (te) hoge snelheid tegen een voor hem, verdachte, over die weg in dezelfde rijrichting als hem, verdachte, rijdende personenauto te botsen en/of aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond en/of een wond in het aangezicht en/of nek- en/of rug- en/of polsklachten, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 24 juli 2022, te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A2,
- na voorafgaand gebruik van cocaïne en/of GHB en/of
- met een (zeer) hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was (te weten met een snelheid gelegen tussen 197 kilometer per uur en 199 kilometer per uur) heeft gereden en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of
- (daarbij) zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- (vervolgens) met onverminderde snelheid, althans met een (te) hoge snelheid tegen een voor hem, verdachte, over die weg in dezelfde rijrichting als hem, verdachte, rijdende personenauto is gebotst en/of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 24 juli 2022, te Utrecht, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen respectievelijk 34 microgram per liter bloed en/of 75 milligram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2023, genummerd PL0900-2023090997, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 173. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 57.
3.Pagina 58.
4.Pagina 59.
5.Idem.
6.Pagina 130.
7.Pagina 152.
8.Pagina 159.
9.Pagina 164.
10.Pagina 166.
11.Pagina 167.
12.Pagina 46.
13.Pagina 48.
14.Pagina 49.
15.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport Drugs in het verkeer van 18 augustus 2022, opgemaakt door apotheker-toxicoloog I.I. Bosman, pagina 51.
16.Pagina 52.
17.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van 24 juli 2022 door zorgverlener [B] , pagina 20.