ECLI:NL:RBMNE:2024:1532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/2905
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om medische urgentie voor woonruimte

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om urgentie op medische gronden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere afgewezen met het besluit van 11 augustus 2022, en het college bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres op 13 april 2023. Eiseres, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van traumatische gebeurtenissen in haar jeugd, woont samen met haar dochter in een tijdelijke crisiswoning. Eiseres stelt dat deze woonsituatie haar herstel belemmert en dat de huidige woning haar herinnert aan een traumatische periode uit haar leven.

De rechtbank heeft op 28 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college. De rechtbank oordeelt dat de adviezen van de medisch adviseurs van [organisatie 2] niet voldoende inzichtelijk en concludent zijn. De rechtbank concludeert dat de artsen onvoldoende rekening hebben gehouden met de complexe relatie tussen de huidige woonsituatie van eiseres en haar psychische klachten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college een nieuw medisch advies moet laten opstellen dat rekening houdt met de impact van de huidige woning op het herstel van eiseres.

De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht aan eiseres moet vergoeden en haar proceskosten moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2905

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K. Bahora).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om urgentie op medische gronden.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 11 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 april 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waarom vraag eiseres om medische urgentie?
5. Eiseres heeft urgentie voor woonruimte gevraagd op medische gronden. Als gevolg van traumatische gebeurtenissen die eiseres in haar jeugd heeft meegemaakt heeft zij een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkeld. Deze psychische problematiek heeft gevolgen voor haar persoonlijk en sociaal functioneren. Sinds de scheiding van haar ex-partner woont eiseres noodgedwongen samen met haar dochter in een tijdelijke crisiswoning van de [organisatie 1] . Eiseres verklaart dat zij in deze woonsituatie vastloopt en dat het leidt tot herbelevingen van haar trauma. Verder benadrukt zij dat de onzekerheid van de situatie maakt dat het niet voelt als de veilige plek die zij nodig heeft om te werken aan herstel.
Wat zeggen de medisch adviseurs over de situatie van eiseres?
6. Het college heeft [organisatie 2] gevraagd om over het urgentieverzoek advies uit te brengen. In het advies van 27 juli 2022 van [organisatie 2] staat onder andere: “er is sprake van een langdurige, medische problematiek, maar die problematiek heeft geen directe relatie met de woonsituatie. De problematiek is niet ontstaan in de huidige woonsituatie en er zijn ook geen factoren in de huidige woonsituatie die het ziektebeeld in ernstige mate negatief beïnvloeden of het herstel ernstig belemmeren. Er is sinds begin 2022 een intensiever behandeltraject gestart en er is blijkens medische informatie ook verbetering in de klachten opgetreden.”
7. In het aanvullend advies van 14 maart 2023 overweegt de arts van [organisatie 2] dat de stukken die in bezwaar zijn overgelegd geen aanleiding geven voor een andere beoordeling. Er is volgens de arts geen medische noodzaak voor een verhuizing naar een andere woning op korte termijn.
8. Uit de adviezen volgt dat de artsen kennis hebben genomen van de aangeleverde medische stukken van onder andere de huisarts, de neuroloog en de psychiater. Verder hebben de artsen met eiseres en haar begeleider van Jan Arends gesproken via beeldbellen. Voor het aanvullend advies heeft de arts verder nog het arbeidsdeskundig rapport van het UWV betrokken en diverse stukken van een DOA-regisseur en een
SPV-behandelaar. Tot slot heeft de arts voor dat advies gesproken met de fysiotherapeut van eiseres en heeft zij gebruik gemaakt van geanonimiseerd intercollegiaal overleg.
Waarom heeft het college de aanvraag afgewezen?
9. Het college heeft de urgentieaanvraag afgewezen omdat er geen sprake is van dakloosheid en omdat uit de adviezen van [organisatie 2] niet kan worden afgeleid dat sprake is van een levensontwrichtende situatie die alleen kan worden opgelost met een (andere) woning op korte termijn. Er zijn volgens het college geen aanwijzingen dat het verblijf in de huidige woning de beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren verder negatief beïnvloedt. Omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Almere 2019 (de Huisvestingsverordening) krijgt eiseres geen urgentie op medische gronden. Het college ziet verder ook geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen omdat de situatie van eiseres zich onvoldoende onderscheidt van andere woningzoekenden in de regio die in een vergelijkbare, niet benijdenswaardige situatie verkeren.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
10. Eiseres voert aan dat het college de medische adviezen van [organisatie 2] niet ten grondslag heeft mogen leggen aan de afwijzing van haar aanvraag omdat die adviezen onvoldoende concludent zijn en omdat daarin niet alle aspecten van de medische situatie van eiseres zijn meegewogen. Allereerst twijfelt eiseres er aan of de arts die haar medisch dossier heeft beoordeeld voldoende psychiatrische kennis heeft om haar complexe problematiek te doorgronden. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat de arts ten onrechte niet is ingegaan op de relatie tussen haar psychische klachten en (het verblijf in) de huidige woning. Eiseres heeft dit standpunt op de zitting nader toegelicht. De huidige woning bij de [organisatie 1] was vroeger een voedselloket dat is opgestart op initiatief van de vader van eiseres. Eiseres was op zestienjarige leeftijd intensief betrokken bij het opzetten van dat project. In die periode ging het psychisch zeer slecht met haar. Zij was destijds suïcidaal. Het verblijf in de tijdelijke crisiswoning op exact deze locatie herinnert haar constant aan deze zwarte periode uit haar leven. Eiseres heeft op de zitting verklaard dat zij dit ook heeft uitgelegd aan de arts van [organisatie 2] . De stellingname van de arts is volgens eiseres in zoverre juist dat haar trauma niet is ontstaan is in de huidige woning. Maar haar conclusie dat er geen factoren in de huidige woning zijn die het ziektebeeld in ernstige mate negatief beïnvloeden of het herstel belemmeren, doet daarentegen op geen enkele wijze recht aan dat wat eiseres aan de arts van [organisatie 2] heeft verteld. Verder stelt eiseres dat het college gelet op haar bijzondere omstandigheden ten onrechte heeft afgezien van toepassing van de hardheidsclausule.
Mocht het college de afwijzing baseren op de rapporten van [organisatie 2] ?
11. De rechtbank overweegt dat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor medische urgentie staan in artikel 11, tweede lid, onder c, en Bijlage II van de Huisvestingsverordening. Medische urgentie wordt alleen verleend indien op grond van medische en/of sociale omstandigheden sprake is van een levensontwrichtende situatie die alleen kan worden opgelost met (andere) zelfstandige woonruimte op zeer korte termijn. De woningzoekende dient zelf zijn of haar levensontwrichtende woonsituatie aan te tonen en te zorgen voor bewijsmateriaal. Tot een levensontwrichtende situatie wordt uitsluitend gerekend een ernstige medische reden, waarbij vereist is dat het medisch probleem langdurig is en de situatie dermate ontwrichtend is dat deze alleen kan worden opgelost met een woning op korte termijn (maximaal drie tot vier maanden).
12. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Het college moet zich ervan vergewissen of het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
13. De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van [organisatie 2] in dit geval niet voldoende inzichtelijk en concludent zijn. Op de zitting heeft eiseres (nadere) uitleg gegeven over de complexe relatie tussen haar huidige woning en haar traumatische verleden. Door deze relatie wordt zij dagelijks herinnerd aan een zeer heftige fase uit haar leven die gepaard ging met suïcidale gedachten. Zoals eiseres heeft toegelicht is het aanwezig zijn in deze woning op zichzelf een trigger voor herbelevingen van haar trauma. Dit belemmert volgens haar in ernstige mate haar weg richting herstel. Eiseres heeft uitgelegd dat zij dit zo ook aan de arts bij [organisatie 2] heeft verteld. Dit blijkt ook uit de rapporten van [organisatie 2] van 27 juli 2022 en 14 maart 2023. In het advies van 2022 staat: “Cliënt geeft aan dat de huidige woonsituatie ongewenst is. Ze geeft aan dat ze in de woning een toename ervaart van haar psychische en lichamelijke klachten en dat nare herinneringen uit het verleden getriggerd worden. Daarnaast geeft ze aan dat de woonsituatie haar behandeling belemmert”. In het advies van 2023 staat: “Cliënte geeft aan dat het gebouw waar het appartement zich bevindt haar aan traumatische ervaringen uit haar verleden
herinnert.” In de adviezen van [organisatie 2] worden deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet kenbaar betrokken. Hoewel de arts terecht opmerkt dat de medische problematiek niet in de woning is ontstaan, doet die enkele opmerking geen recht aan wat eiseres heeft toegelicht. Bovendien volgt de conclusie van de arts dat er geen factoren in de huidige woonsituatie zijn die het ziektebeeld in ernstige mate negatief beïnvloeden of het herstel ernstig belemmeren, naar het oordeel van de rechtbank niet (logisch) uit het voorgaande. Gelet op dat wat eiseres heeft verklaard is het noodgedwongen (tijdelijke) verblijf in deze specifieke woning volgens haar immers één van de belemmeringen voor effectieve traumatherapie. Dat juist deze woning gelinkt is aan een traumatische periode in het leven van eiseres wordt door de arts niet (kenbaar) betrokken in de beoordeling. Dat eiseres kennelijk vooruitgang heeft geboekt in haar behandeltraject op het moment van de beoordeling door de arts mag zo zijn, maar eiseres heeft op de zitting ook aangegeven dat zij inmiddels volledig is vastgelopen in haar behandeltraject. Omdat de arts van [organisatie 2] in de beoordeling van de door eiseres aangedragen punten geen inzicht heeft gegeven, is het advies naar inhoud niet inzichtelijk en concludent. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college zijn besluitvorming niet kan baseren op deze adviezen. Gelet hierop is de rechtbank tevens van oordeel dat het college zich zonder nader onderzoek niet op het standpunt kan stellen dat de medische situatie niet tot toepassing van de hardheidsclausule zou moeten leiden.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de medische urgentie te nemen. Dit omdat de rechtbank niet beschikt over de daarvoor benodigde medische expertise. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat te verwachten is dat het onderzoek dat nodig is om het gebrek te herstellen enige tijd zal duren en het onzeker is wanneer dat kan worden afgerond.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het college zal daartoe opnieuw een medisch advies moeten laten opstellen. De arts moet in dit advies kenbaar betrekken dat eiseres in de huidige woning last heeft van herbelevingen van een traumatische periode in haar leven en de invloed daarvan op de medische behandeling en het herstelproces van eiseres. Verder zal college bij het besluit ook in het kader van de hardheidsclausule moeten meewegen dat de huidige woning gevoelens uit het verleden naar boven brengt. Daarnaast zal het college rekening moeten houden met de onderbouwde verklaring van eiseres dat zij na het beëindigen van deze procedure de tijdelijke woonruimte moet verlaten. En tot slot dient het college de belangen van de minderjarige dochter van eiseres in ogenschouw te nemen. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
14. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 april 2023;
- draagt het college op binnen zes na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.