ECLI:NL:RBMNE:2024:1510

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
16.246065.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een dodelijke aanrijding met een vrachtwagen

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 september 2021 in Zeewolde een dodelijke aanrijding heeft veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De verdachte, die als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger betrokken was bij het ongeval, heeft meerdere inschattingsfouten gemaakt en verkeerde beslissingen genomen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 6 maanden, ook geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte dat de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking moest worden gebracht, maar dat een onvoorwaardelijke straf niet meer redelijk was gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het feit op haar leven. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 28 februari 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk afgewezen en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychologische toestand en de gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.246065.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem, alsmede de zus van het slachtoffer, mevrouw [zus] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 24 september 2021 te Zeewolde als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair
op 24 september 2021 te Zeewolde als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger gevaar en/of hinder op de [straat 2] en/of de inrit naar het parkeerterrein van [bedrijf] heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie concludeert dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de gedragingen van verdachte niet als ‘zeer onvoorzichtig of onoplettend’ dan wel als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend’ kunnen worden aangemerkt. De verdediging is van mening dat verdachte met haar gedragingen gevaar heeft veroorzaakt op de weg, zoals strafbaar gesteld in artikel 5 WVW.
Subsidiair verzoekt de verdediging, in geval van veroordeling voor artikel 6 WVW, de mate van schuld aan te duiden als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag’ en verdachte partieel vrij te spreken van ‘zeer onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Uit het
proces-verbaal Verkeersongevalsanalysevan 21 februari 2022 volgt het volgende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 24 september 2021, omstreeks 07.05 uur, had een aanrijding met dodelijke afloop plaatsgevonden op de inrit naar een bedrijf aan de [straat 2] , hierbij waren een samenstel van een opleggertrekker met oplegger en een stilstaand samenstel van een opleggertrekker met oplegger betrokken. Genoemde locatie is gelegen op industrieterrein [locatie] te Zeewolde. [2]
(…)
Op beelden van de beveiligingscamera van [bedrijf] zijn veiliggesteld vanaf de server. Van de camerabeelden zijn screenshots gemaakt die in paragraaf 5.2 van het proces-verbaal zijn weergegeven en beschreven [3] .
Screenshot 10. Voertuig 1 bevindt zich gedeeltelijk op de [straat 2] , de bestuurster stuurt scherp naar rechts in. De linkerzijde van voertuig 2 bevindt zich nagenoeg tegen de linker achterzijde van voertuig 4. [4]
Screenshot 12. Beide opleggers verhaken met de linker achterzijdes. De bestuurster stopt hierdoor, de remlichten branden. Het slachtoffer zit bekneld. [5]
Screenshot 13. Remlichten zijn uit, de bestuurster rijdt ongeveer 1 meter achteruit. Het slachtoffer zit bekneld tussen de twee opleggers. [6]
Screenshot 15. De bestuurster rijdt op voor de tweede maal achteruit, het slachtoffer valt tussen beide opleggers op het wegdek. [7]
Conclusie:
De bestuurster van het samenstel van voertuig 1 en 2 reed over de parkeerplaats van [bedrijf] , komende vanuit de richting [straat 3] en gaande in de richting [straat 2] . Middels bebording was door het bedrijf aangegeven dat het verboden was om de parkeerplaats in genoemde richting te berijden.
Vanwege beperkte ruimte aan het einde van de [straat 3] om te keren met zware bedrijfswagens werd er echter vaker van genoemde rijrichting gebruik gemaakt.
De bestuurster van het samenstel van voertuig 1 en 2 wilde vanuit de inrit rechts afslaan richting de [straat 2] . Hiervoor was onvoldoende ruimte beschikbaar vanwege het aan de linkerzijde stilstaande samenstel van voertuig 3 en 4. Tijdens de bocht naar rechts kwam de naar links uitzwaaiende achterzijde van voertuig 2 in contact met het aan de linkerzijde van de inrit stilstaande voertuig 4. Het slachtoffer stond naast voertuig 4 om zijn lading los te maken en raakte bekneld tussen beide linker achterzijdes van de opleggers op het moment van rechts afslaan van voertuig 1 en 2. Had de bestuurster van het samenstel van voertuig 1 en 2 de rijrichting linksaf richting [straat 2] gevolgd dan was meer ruimte beschikbaar en hoefde geen scherpe bocht te worden gemaakt. Hierbij had het slachtoffer mogelijk ongehinderd zijn werkzaamheden kunnen verrichten en had de bestuurster zonder problemen de inrit hebben kunnen verlaten. [8] .
2. Uit het
proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] 1968)van 10 oktober 2021 volgt het volgende, zakelijk weergegeven:
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat:
- de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. De letsels (…), zijn passend bij het ongeval. Deze letsels waren dusdanig ernstig dat het slachtoffer vrijwel direct is overleden. [9]
3. Verdachte heeft tijdens
de terechtzitting van 21 juni 2023de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
‘ [slachtoffer] en ik hebben elkaar gegroet toen ik aan kwam rijden. Ik zag hem staan. Ik ben tegen de rijrichting in gereden.
Er lagen aan de rechterkant betonblokken, dus ik moest daar omheen. Ik ben zover mogelijk doorgereden de weg op en heb in mijn spiegels gekeken. Ik heb [slachtoffer] zien staan. Daarna heb ik mijn stuur omgegooid en zag ik hem niet meer. Ik was ervan overtuigd dat ik de bocht kon halen Mijn inschatting was dat mijn trailer al verder was dan dat deze in werkelijkheid was; al voorbij [slachtoffer] . Ik dacht dat de trailer door de scherpe bocht op de rem hing en heb daarom de vrachtauto achteruit gestoken. Ik wilde naar rechts rijden, omdat ik in de drie weken voor de aanrijding meerdere keren op het terrein van [bedrijf] ben geweest en altijd rechtsaf ging. Het was niet verplicht. [10]
Bewijsoverwegingen
Toedracht
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte met haar vrachtwagen met oplegger op 24 september 2021 in Zeewolde een dodelijke aanrijding met [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Zij reed in tegengestelde richting over het terrein van [bedrijf] richting te [straat 2] en wilde rechtsaf slaan, terwijl daarvoor – door het geparkeerde samenstel aan de linkerzijde en de betonblokken aan de rechterzijde van het terrein – onvoldoende ruimte was. Hoewel zij het slachtoffer heeft zien staan en zag dat hij tussen beide opleggers stond, heeft zij desondanks een scherpe bocht naar rechts ingezet, waarna haar zich op het slachtoffer door het uitwijken van haar oplegger naar links werd geblokkeerd. De linkerzijde van haar oplegger verhaakte vervolgens met de linkerzijde van de oplegger die het slachtoffer op dat moment aan het uitladen was. Zonder zich ervan te vergewissen waar het slachtoffer zich op dat moment bevond, heeft zij tot tweemaal toe haar voertuig achteruit gestoken. [slachtoffer] zat op dat moment al bekneld tussen beide opleggers en is ter plaatse overleden aan zijn verwondingen.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, een lichte mate van schuld is onvoldoende.
Het staat vast dat verdachte tegen de toegestane rijrichting in het bedrijventerrein heeft verlaten en dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] naast zijn oplegger stond toen zij zijn oplegger passeerde. Door de aan de linkerzijde geparkeerde voertuigen en door de betonblokken aan de rechterzijde was er onvoldoende ruimte om rechtsaf te slaan. Het is onbegrijpelijk dat verdachte niet linksaf is geslagen, terwijl dit wel was toegestaan, en verdachte heeft hier ook geen andere verklaring voor dan dat zij in de weken daarvoor ook telkens rechtsaf is geslagen. Zij heeft vervolgens de lengte van haar oplegger verkeerd ingeschat, en ten onrechte aangenomen dat [slachtoffer] naar de voorkant van zijn oplegger was gelopen, zonder zich daar daadwerkelijk van te vergewissen en terwijl haar zicht op het slachtoffer door de scherpe bocht naar rechts, door haar eigen oplegger werd geblokkeerd. Toen haar voertuig blokkeerde heeft zij wederom zonder zich ervan te vergewissen dat de weg vrij was, haar voertuig tweemaal achteruit gereden. Verdachte heeft aldus meerdere inschattingsfouten gemaakt en verkeerde beslissingen genomen, met fatale gevolgen voor [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals primair ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 24 september 2021 te Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger, daarmee rijdende over de weg, de [straat 2] en de inrit naar het parkeerterrein van [bedrijf] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- tegen de verkeersrichting in te rijden,
- rechtsaf te slaan, terwijl daar onvoldoende ruimte voor was, en
- herhaaldelijk achteruit te steken, terwijl zij wist dat er andere personen op het terrein aanwezig waren en onvoldoende is nagegaan of de weg vrij was, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet eerder wegens een strafbaar feit veroordeeld en de gevolgen van haar handelen hebben nog altijd grote impact op haar leven. Verder is de redelijke termijn overschreden, wat inhoudt dat verdachte lange tijd de onderhavige strafzaak boven haar hoofd heeft voelen hangen, niet wetende wat haar nog te wachten stond.
Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging primair om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf (artikel 9a Sv). Subsidiair wordt verzocht de oriëntatiepunten ten aanzien van ‘aanmerkelijke schuld’ als uitgangspunt te nemen en aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht geen dan wel een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
In de ochtend van 24 september 2021 waren zowel [slachtoffer] als verdachte nietsvermoedend bezig met het uitvoeren van werkzaamheden met hun vrachtwagens. [slachtoffer] wilde starten met het lossen van een lading en verdachte wilde met een volle oplegger van het terrein van [bedrijf] af rijden. Door meerdere inschattingsfouten van verdachte, die dacht genoeg ruimte te hebben om de bocht naar rechts te kunnen maken, kwam [slachtoffer] klem te zitten tussen zijn eigen oplegger en die van verdachte. [slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Uit de indringende verklaring van de zus van [slachtoffer] , die namens alle nabestaanden heeft gesproken ter terechtzitting, volgt dat het plotselinge overlijden van [slachtoffer] diepe sporen heeft achtergelaten bij zijn naasten. Met name de moeder en broer van [slachtoffer] hebben het erg zwaar met het verlies. [slachtoffer] en zijn broer hadden samen een garagebedrijf en zijn broer heeft door het verlies van [slachtoffer] dit bedrijf noodgedwongen moeten sluiten. De familie waar [slachtoffer] onderdeel van was, zal nooit meer compleet zijn. De nabestaanden is door de aanrijding een groot en onherstelbaar verlies aangedaan. Verdachte zal moeten leven met de gevolgen van haar inschattingsfouten. Zoals de zus van het slachtoffer het zo treffend omschreef ter terechtzitting; door het tragische ongeval op 24 september 2021 zullen twee families voor altijd verbonden zijn in verdriet.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 januari 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf of overtreding.
Op te leggen straf
Verdachte zal worden veroordeeld voor het veroorzaken van een aanrijding met dodelijke afloop. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een aanrijding met dodelijk afloop waarbij sprake is geweest van aanmerkelijke schuld uit van een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf het immense verdriet en gemis van de nabestaanden kan wegnemen of de gevolgen van het ongeval ongedaan kan maken. De rechtbank neemt tevens in ogenschouw dat verdachte nog jong is en moet leven met de wetenschap dat door haar handelen [slachtoffer] , een collega, om het leven is gekomen en zijn familie en vrienden hem moeten missen. Op initiatief van verdachte heeft een geslaagd mediationtraject plaatsgevonden. Ter terechtzitting is gebleken dat dit zowel de nabestaanden als verdachte goed heeft gedaan. De rechtbank houdt er voorts ook rekening mee dat verdachte heeft verklaard dat zij om de week een gesprek heeft met een psycholoog en nog regelmatig last heeft van flashbacks. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte haar verantwoordelijkheid, met name in de richting van de nabestaanden, niet heeft ontlopen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tenslotte rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles overwegende zal de rechtbank een taakstraf aan verdachte opleggen voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Ook zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Met oplegging van de hiervoor genoemde straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf zou hieraan tekort doen. De rechtbank is echter ook van oordeel dat met oplegging van een onvoorwaardelijke straf geen redelijk strafdoel meer gediend is, waarbij met name rekening is gehouden met de persoon van verdachte, haar opstelling gedurende de procedure, en de mate waarin zij al geraakt is door de gevolgen van het feit. Gelet op al het voorgaande wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de vordering van de officier van justitie.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtverdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. B.F. Hammerle en
V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 24 september 2021 te Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een vrachtwagen met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de [straat 2] en/of (de inrit naar) het parkeerterrein van [bedrijf] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- tegen de verkeersrichting in te rijden,
- rechtsaf te slaan, terwijl daar onvoldoende ruimte voor was, en/of
- ( herhaaldelijk) achteruit te rijden en/of te steken, terwijl zij wist dat er andere personen op het terrein aanwezig waren en/of onvoldoende is nagegaan of de weg vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair
zij op of omstreeks 24 september 2021 te Zeewolde als bestuurder van een voertuig
(een vrachtwagen met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de [straat 2] en/of
(de inrit naar) het parkeerterrein van [bedrijf] ,
- tegen de verkeersrichting in is gereden,
- rechtsaf is geslagen, terwijl daar onvoldoende ruimte voor was, en/of
- ( herhaaldelijk) achteruit is gereden en/of gestoken, terwijl zij wist dat er andere
personen op het terrein aanwezig waren en/of onvoldoende is nagegaan of de weg
vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2022, genummerd PL0900-2021305328, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 84. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13.
3.Pagina 36.
4.Pagina 42.
5.Pagina 43
6.Pagina 44.
7.Pagina 45.
8.Pagina 59.
9.Pagina 63.
10.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 28 februari 2024.