ECLI:NL:RBMNE:2024:1492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/1118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Canta op grond van Wmo 2015 na deskundigenonderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een Canta door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht behandeld. Eiser had op 8 oktober 2021 een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, welke op 25 oktober 2021 door het college werd afgewezen. Eiser diende hiertegen een bezwaarschrift in, dat op 14 februari 2023 ongegrond werd verklaard. Eiser ging in beroep bij de rechtbank, die de zaak op 6 juli 2023 behandelde. Tijdens de zitting werd het onderzoek geschorst om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren, waarbij partijen bureau [bureau] als deskundige benoemden.

Het deskundigenonderzoek, uitgevoerd door een bedrijfsarts, psycholoog en ergotherapeut, concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor een Canta. Eiser, die lijdt aan astma, COPD, artrose, osteoporose en PTSS, gebruikte al verschillende vervoersvoorzieningen, waaronder een scootmobiel en regiotaxi, maar vond deze niet voldoende. Het college handhaafde zijn standpunt dat de bestaande voorzieningen voldoende bijdroegen aan de zelfredzaamheid van eiser.

De rechtbank oordeelde dat het deskundigenrapport leidend was en dat er geen aanleiding was om hiervan af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen proceskosten vergoed kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1118

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. M.W.A. Notenboom).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over eisers aanvraag van 8 oktober 2021 voor een Canta. Dit is een aanvraag geweest op grond van de Wmo 2015. Het college heeft de aanvraag op 25 oktober 2021 afgewezen. Eiser heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend, maar dat is op 14 februari 2023 door het college ongegrond verklaard.
2. Omdat eiser het niet eens was met de beslissing van het college van 14 februari 2023 heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Op de zitting waren aanwezig: eiser en zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
3. De rechtbank heeft tijdens de zitting het onderzoek geschorst en het vooronderzoek hervat op grond van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dit gedaan omdat zij eiser wilde laten onderzoeken door een deskundige.
4. Partijen hebben na onderling overleg de rechtbank gevraagd bureau [bureau] te benoemen als deskundige. Partijen hebben ook de vragenlijst opgesteld die de deskundige moest beantwoorden.
5. De rechtbank heeft op 3 november 2023 bureau [bureau] benoemd als deskundige en de door partijen opgestelde vragenlijst voorgelegd. Eiser is onderzocht door de deskundige en de deskundige heeft op 27 februari 2024 zijn rapport ingediend.
6. De rechtbank heeft partijen de mogelijkheid geboden schriftelijk te reageren op het deskundigenrapport. Het college heeft een reactie ingediend.
7. Daarna heeft de rechtbank het vooronderzoek gesloten. Omdat partijen schriftelijk hebben kunnen reageren op het deskundigenrapport heeft er geen nieuwe zitting plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

8. Eiser heeft astma, COPD, artrose, osteoporose en PTSS. Om zich zelfstandig te verplaatsen gebruikt hij onder andere een scootmobiel, AOV-voorziening en de regiotaxi. Volgens eiser kan hij hiermee onvoldoende uit de voeten omdat – samengevat – de scootmobiel zijn gezondheidsproblemen alleen maar erger maakt en de regiotaxi en AOV-voorziening vaak niet praktisch zijn.
9. Het college heeft eisers aanvraag afgewezen omdat een Canta volgens het college voor eiser niet medisch noodzakelijk. Met de combinatie van vervoersvoorzieningen die eiser al heeft, wordt een passende bijdrage geleverd aan eisers zelfredzaamheid en participatie.
10. Het deskundigenonderzoek is uitgevoerd door een bedrijfsarts, een psycholoog en een ergotherapeut. In het deskundigenrapport staat dat eiser kan reizen met individueel en collectief vervoer en dat hij fysiek gezien gebruik kan maken van een scootmobiel.
11. In de reactie op het deskundigenrapport heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eisers beroep ongegrond moet worden verklaard.
12. Eiser heeft niet gereageerd op het deskundigenrapport.
13. De rechtbank overweegt dat het deskundigenrapport er op neer komt dat er geen medische noodzaak is voor een Canta. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het deskundigenrapport.

Conclusie en gevolgen

14. Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt daarom het griffierecht niet terug en zijn proceskosten worden niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.