In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 16 maart 2022 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Verweerder heeft op 17 januari 2024 een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 15 december 2023 in gebreke is gesteld en eiseres pas op 5 januari 2024 beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. Dit moet in principe binnen twee weken na verzending van de uitspraak gebeuren. De rechtbank heeft ook de termijnen vastgesteld die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn vastgesteld voor het nemen van besluiten in soortgelijke zaken. Verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 218,75, en verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.