ECLI:NL:RBMNE:2024:1442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
16/052125-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en verspreiding van kinderpornografische afbeelding en verkrachting van twee personen

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de verspreiding van een kinderpornografische afbeelding, evenals de verkrachting van twee personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het bezit en de verspreiding van een kinderpornografische afbeelding, en voor de verkrachting van twee slachtoffers, terwijl hij vrijgesproken werd van de verkrachting van een derde slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang in de zin van geweld of een andere feitelijkheid met betrekking tot het derde slachtoffer. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de slachtoffers vaststelde. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte zich niet had gehouden aan de wil van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/052125-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2023, 1 augustus 2023, 10 oktober 2023, 2 november 2023 en 26 februari 2024. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, alsmede hetgeen de advocaat van de benadeelde partijen, mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 21 januari 2022 tot en met 21 februari 2023 in Utrecht, een afbeelding, te weten een sticker, van seksuele gedragingen waarbij iemand die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad.
Feit 2
primair: op 16 september 2022 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft verkracht;
subsidiair: op 16 september 2022 in Utrecht [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen, terwijl deze [slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Feit 3
primair: op 22 januari 2022 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft verkracht;
subsidiair: op 22 januari 2022 in Utrecht [slachtoffer 2] seksueel is binnengedrongen, terwijl deze [slachtoffer 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Feit 4
primair: op 7 juni 2022 in Utrecht [slachtoffer 3] heeft verkracht;
subsidiair en meer subsidiair: op 7 juni 2022 in Utrecht, terwijl [slachtoffer 3] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, deze [slachtoffer 3] seksueel is binnengedrongen (subsidiair) dan wel met deze [slachtoffer 3] ontuchtige handelingen heeft gepleegd (meer subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder feit 4 (zowel primair, subsidiair als meer subsidiair).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
In de vroege ochtend van 16 september 2022 is verdachte, na het stappen en onderweg naar zijn huis, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) tegengekomen. Na met elkaar in gesprek te zijn geraakt, zijn verdachte en [slachtoffer 1] naar het huis van verdachte gegaan, waarna er seks heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] doet vervolgens aangifte van verkrachting (feit 2). Verdachte wordt aangehouden en bij onderzoek aan zijn telefoon treft de politie een kinderpornografische afbeelding aan, te weten een sticker (feit 1). [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) horen van de aanhouding van verdachte. [slachtoffer 2] besluit vervolgens aangifte te doen van verkrachting door verdachte in haar woning op 22 januari 2022 (feit 3) en [slachtoffer 3] besluit aangifte te doen van verkrachting door verdachte in zijn woning op 7 juni 2022 (feit 4).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en aan het bezit en het verspreiden van een kinderpornografische afbeelding.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit tegen [slachtoffer 3] .
Hieronder zal de rechtbank uitleggen waarom zij tot deze beslissingen komt en zal de rechtbank ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis. [1]
4.3.2
Bewijs in zedenzaken
In zedenzaken zijn vaak maar twee personen betrokken bij de feitelijke handelingen waarvan een verdachte wordt beschuldigd: de aangeefster en de verdachte. Om in zo’n geval tot een veroordeling te kunnen komen moet de rechtbank op de eerste plaats nagaan of de verklaringen van de aangeefster
op zichzelfvoldoende betrouwbaar zijn. Want alleen in dat geval mag een dergelijke verklaring voor het bewijs worden gebruikt. Daarbij kijkt de rechtbank naar de consistentie in de verschillende afgelegde verklaringen en de gedetailleerdheid van een verklaring.
Wanneer een verklaring betrouwbaar is, moet vervolgens beoordeeld worden of die verklaring ook steun vindt in ander bewijs. Een veroordeling op basis van slechts één verklaring is niet mogelijk, hoe betrouwbaar die verklaring ook is. Het is daarbij voldoende dat de verklaring van een aangeefster op bepaalde punten steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan aangeefster. Daarbij mag tussen de verklaring van een aangeefster en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband bestaan.
Wanneer de verklaring betrouwbaar is en ook voldoende steun vindt in ander bewijs, moet tot slot worden bekeken of er contra-indicaties zijn op grond waarvan de rechtbank er desondanks toch niet van overtuigd is dat het feit is begaan door de verdachte.
4.3.3
Feit 4: vrijspraak van de ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 3]
Onder feit 4 is primair aan verdachte de verkrachting van [slachtoffer 3] ten laste gelegd. [slachtoffer 3] verklaart dat zij in de nacht van 6 op 7 juni 2022 is uit geweest in de [naam] (hierna: [naam] ), en dat ze de volgende ochtend wakker is geworden naast verdachte in bed. Ze kan zich niet herinneren hoe ze daar terecht is gekomen. Ze verklaart dat ze seks heeft gehad met verdachte toen ze wakker werd, dat ze er plat bij lag, halfgaar en als een “zeester”. Ze verklaart verder dat ze de seks over zich heen liet komen en niets durfde te zeggen. Ze heeft verder verklaard dat verdachte op dat moment niet heeft kunnen merken hoe zij zich voelde.
Verdachte verklaart dat hij [slachtoffer 3] is tegengekomen in de [naam] , dat ze met hem mee naar huis is gegaan en dat ze daar gelijk in slaap zijn gevallen. Hij verklaart dat ze ’s ochtends wel hebben gezoend en geknuffeld, maar hij kan zich niet herinneren of ze seks hebben gehad.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 3] dat zij die ochtend seks heeft gehad met verdachte op zichzelf voldoende betrouwbaar. Dit is echter onvoldoende voor het oordeel dat er sprake is geweest van verkrachting. Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen moet er – kort gezegd – voldoende wettig en overtuigend bewijs zijn dat verdachte haar daartoe heeft gedwongen. Uit de verklaringen die door [slachtoffer 3] zijn afgelegd, blijkt niet dat er op enig moment nadat zij verdachte heeft ontmoet, sprake is geweest van dwang, in de zin van geweld of een andere feitelijkheid. [slachtoffer 3] verklaart dat zij tijdens de seks stil is blijven liggen, maar ook dat verdachte op dat moment niet heeft kunnen merken hoe zij zich voelde. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het voor verdachte duidelijk moet zijn dat [slachtoffer 3] geen seks wilde, maar haar desondanks daar wel toe heeft gedwongen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de verkrachting van [slachtoffer 3] .
Onder feit 4 zijn subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegd dat verdachte, terwijl [slachtoffer 3] in staat bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, [slachtoffer 3] seksueel is binnengedrongen dan wel met [slachtoffer 3] ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt echter niet dat [slachtoffer 3] die ochtend in zodanige staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat zij daardoor geen weerstand kon bieden aan verdachte. Dit blijkt niet uit haar eigen verklaringen, en ook overigens bevinden zich daarvoor geen aanwijzingen in het dossier. Tot slot zijn er in het dossier ook geen aanwijzingen dat verdachte wist of zou kunnen weten dat [slachtoffer 3] in een dergelijke staat verkeerde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze feiten.
4.3.4
Feit 2: bewezenverklaring van de verkrachting van [slachtoffer 1]
Onder feit 2 is primair aan verdachte de verkrachting van [slachtoffer 1] ten laste gelegd.
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte en [slachtoffer 1] seks met elkaar hebben gehad. In de vroege ochtend van 16 september 2022 is verdachte, na het stappen en onderweg naar zijn huis [slachtoffer 1] tegengekomen. Na met elkaar in gesprek te zijn geraakt, zijn verdachte en [slachtoffer 1] naar het huis van verdachte gegaan. De rechtbank neemt op basis van de inhoud van het dossier aan dat [slachtoffer 1] vrijwillig met verdachte mee naar huis is gegaan. De rechtbank acht het op zichzelf ook aannemelijk dat [slachtoffer 1] daarbij op enig moment bij verdachte de indruk heeft gewekt dat zij wel seks met hem wilde, en ook dat zij aanvankelijk niet heeft geprotesteerd tegen de seks. Het staat ook niet ter discussie dat verdachte en [slachtoffer 1] seks met elkaar hebben gehad. Waar het in deze zaak om gaat, is of verdachte op enig moment tijdens de seks heeft moeten weten dat [slachtoffer 1] de seks niet meer wilde, en haar desondanks gedwongen heeft om door te gaan.
De verklaring van [slachtoffer 1]
verklaart dat de seks heel veel pijn deed, dat ze echt zat te kreunen van de pijn. Ze verklaart dat verdachte zei dat ze stil moest zijn en dat hij maar door bleef gaan terwijl het zoveel zeer deed en zij zat te kreunen van de pijn en de tranen van haar ogen afrolden. Hierover verklaart ze dat het zou kunnen dat verdachte haar tranen niet heeft gezien. Op enig moment zei verdachte volgens haar “nou, dit gebeurt mij niet”. Toen heeft hij zijn penis uit haar lichaam gehaald, tegen [slachtoffer 1] gezegd “hup, in je mond” en toen duwde hij zijn penis gewoon in haar mond, aldus [slachtoffer 1] , en begon hij met zijn handen op haar hoofd te duwen. Ze heeft één keer auw gezegd, en daarna niet meer omdat ze stil moest zijn. Tot slot verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte echt heel grof was, dat hij aan alle kanten trok en duwde, dat hij haar benen gewoon uit elkaar trok, haar op haar rug duwde en aan haar borsten trok. Zij verklaart dat ze hieraan letsel en blauwe plekken heeft overgehouden.
De verklaring van verdachte
Verdachte verklaart dat hij inderdaad seks heeft gehad met [slachtoffer 1] , dat ze hebben gezoend, dat hij haar heeft gevraagd of ze verder wilde gaan en dat ze dat ook wilde. Verdachte verklaart dat hij [slachtoffer 1] nooit heeft horen huilen, of gemerkt heeft dat ze pijn had. Hij heeft wel gekreun gehoord, maar dit was naar zijn idee van genot. Hij weet niet waar de blauwe plekken op haar lichaam en striemen op haar buik vandaan komen, hij heeft ze die avond niet gezien en hij verklaart dat hij niet zou weten hoe die er die avond zijn gekomen.
De beoordeling van het bewijs
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn. De raadsman heeft ten aanzien van die betrouwbaarheid gewezen op verschillen tussen de afgelegde verklaringen. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
[slachtoffer 1] heeft meerdere uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd, te weten middels een informatief gesprek zeden (d.d. 18 september 2022) en middels een studioverhoor (d.d. 18 oktober 2023). Beide verklaringen zijn woordelijk uitgewerkt. De rechtbank constateert dat de verklaringen weliswaar verschillen bevatten, maar ook dat beide verklaringen op de belangrijkste punten hetzelfde zijn gebleven. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gezien de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden, niet mag worden verwacht dat [slachtoffer 1] zich ieder detail en de volgorde van de gebeurtenissen exact kan herinneren. Daarnaast vindt de rechtbank relevant dat [slachtoffer 1] de gebeurtenissen bij haar latere verklaring niet groter of erger heeft gemaakt. Sterker nog, zij vraagt zich af of zij niet duidelijker had moeten zijn tegen verdachte dat zij de seks niet wilde. Dat maakt haar verklaring authentiek en geeft er blijk van dat het [slachtoffer 1] er niet om gaat dat haar verklaring zo belastend mogelijk is voor verdachte.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat [slachtoffer 1] authentiek, concreet, gedetailleerd en in de kern consistent heeft verklaard over de gebeurtenissen. De rechtbank acht de verklaringen die door [slachtoffer 1] zijn afgelegd dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of deze op zichzelf geloofwaardige verklaringen in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden voldoende ondersteund door de aard en de mate van het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel. Dit letsel ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte hardhandig met haar was tijdens de seks, op haar zat en hard in haar borsten heeft geknepen. Daarnaast is er een scheurtje in haar vagina en bloed in haar ondergoed aangetroffen. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] dat de seks alles behalve vanzelf ging en zeer deed. In deze omstandigheden ziet de rechtbank voldoende ondersteuning om van de lezing van [slachtoffer 1] uit te gaan.
Is hier sprake van dwang?
De vraag die moet worden beantwoord is of met de verklaring van [slachtoffer 1] en het steunbewijs de tenlastegelegde verkrachting bewezen kan worden.
Verdachte heeft verklaard gedurende de seks niets aan [slachtoffer 1] te hebben gemerkt waaruit kon worden afgeleid dat de seks met [slachtoffer 1] tegen haar wil plaatsvond. De rechtbank overweegt dat het niet anders kan, dan dat verdachte op een gegeven moment heeft gemerkt dat de seks onvrijwillig was, temeer nu [slachtoffer 1] heeft aangegeven gekreund te hebben van de pijn, te hebben gehuild en auw te hebben gezegd. Dat verdachte haar kreunen van pijn heeft aangezien voor kreunen van genot, acht de rechtbank ongeloofwaardig, ook gelet op de aard en omvang van het letsel bij [slachtoffer 1] . Dit letsel laat zich moeilijk rijmen met de manier van seks zoals verdachte die beschrijft, maar past juist wel bij het verhaal van [slachtoffer 1] dat verdachte haar heel hardhandig heeft aangepakt. Op enig moment heeft verdachte tijdens de seks bovendien tegen [slachtoffer 1] gezegd “dit wordt hem niet” waarna hij zijn penis in haar mond heeft geduwd en haar daarmee heeft gedwongen tot orale seks. Het kan niet anders dan dat verdachte op dat moment al wist dat [slachtoffer 1] de seks niet meer wilde, maar desondanks koos hij er voor zijn penis onverhoeds in de mond van [slachtoffer 1] te brengen. Hieruit blijkt duidelijk dat verdachte [slachtoffer 1] gedwongen heeft tot seks, terwijl hij wist dat ze dat niet meer wilde. Aanwijzingen dat er geen sprake was van dwang ontbreken. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor de verkrachting van [slachtoffer 1] .
4.3.5
Feit 3: bewezenverklaring van de verkrachting van [slachtoffer 2]
Onder feit 3 is primair aan verdachte de verkrachting van [slachtoffer 2] ten laste gelegd.
Ook in deze zaak staat niet ter discussie dat er seks tussen verdachte en [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] heeft enige tijd een seksuele relatie met verdachte. In die periode is er ook meerdere malen vrijwillig seks geweest tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Op 21 januari 2022 is verdachte na een feestje met [slachtoffer 2] mee naar huis gegaan. Eenmaal thuisgekomen is er nog een poging tot vrijwillige seks geweest, maar dat kwam er uiteindelijk niet van en zijn ze in slaap gevallen.
Verklaring van [slachtoffer 2]
verklaart dat verdachte de volgende ochtend begon met haar veel kusjes te geven en dat zij daarop haar gezicht wegtrok om hem te ontwijken. Zij verklaart dat ze heel duidelijk zei: “stop [verdachte] , no, no, no!” Ze duwde verdachte weg en zei: “Stop, ik voel me niet goed. Ik wil geen seks, een andere keer.” [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte toen zei: “You owe me, I still need to come.” Hij ging gewoon door met kussen in haar nek. Verdachte lag toen bovenop haar. Ze zei: “Echt [verdachte] ? Stop!” [verdachte] deed vervolgens zijn onderbroek uit en ging in haar, aldus [slachtoffer 2] . Ze zag op dat moment geen andere mogelijkheid dan het maar over zich heen laten komen.
Verklaring van verdachte
Verdachte ontkent dat hij heeft gezegd “You owe me”, maar dat hij wel heeft gezegd dat ze het de avond daarvoor niet hadden gedaan. Verder verklaart hij dat ze al lang vriendschap hadden met elkaar, en dat ze een soort verleidingsspel hadden met elkaar. Verdachte verklaart dat hij wilde kijken of het toch zou lukken, en dat hij niet heeft begrepen dat ze echt niet wilde. Als [slachtoffer 2] duidelijk had gezegd dat ze niet wilde, was hij niet verder gegaan, aldus verdachte.
De beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat verdachte de verklaring van [slachtoffer 2] vrijwel niet betwist. Hij ontkent alleen dat hij heeft gezegd “You owe me”. Dit is een eerste aanwijzing dat de verklaring van [slachtoffer 2] in ieder geval op hoofdlijnen betrouwbaar is. Dat haar verklaring betrouwbaar is, en in het bijzonder dat [slachtoffer 2] op dat moment echt geen seks wilde, blijkt ook uit het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft meerdere uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd, te weten middels een aangifte (d.d. 1 maart 2023) en middels een verhoor bij de rechter-commissaris (d.d. 25 september 2023). De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op de belangrijkste punten hetzelfde zijn gebleven. Daarnaast overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] de gebeurtenissen bij haar latere verklaring niet groter heeft gemaakt. Ook het moment van verklaren en de reden daarachter draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij verdachte heeft gewaarschuwd dat hij niet nog een keer seksueel grensoverschrijdend gedrag moest vertonen, want dan zou zij aangifte doen. Pas toen [slachtoffer 2] te horen kreeg dat verdachte was gearresteerd vanwege een seksueel delict heeft zij aangifte gedaan.
Ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] , neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer 2] zeer kort na het tenlastegelegde een brief heeft geschreven. Daarin heeft [slachtoffer 2] opgeschreven hoe ze het tenlastegelegde heeft ervaren. Nu de inhoud van de brief grotendeels overeen komt met de inhoud van haar verklaringen, is de rechtbank van oordeel dat deze brief bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
De rechtbank ziet, gelet op voornoemde overwegingen, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en is dan ook van oordeel dat die verklaringen als uitgangspunt kunnen dienen bij de verdere beoordeling van het aan de verdachte tenlastegelegde. Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of deze op zichzelf geloofwaardige verklaringen in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het steunbewijs ten aanzien van de verkrachting van [slachtoffer 2]
De verklaringen van [slachtoffer 2] worden voldoende ondersteund door ander bewijsmateriaal. Allereerst in de verklaring van verdachte zelf. Niet alleen bevestigt verdachte dat er de bewuste ochtend seks heeft plaatsgevonden, maar ook dat [slachtoffer 2] zei dat ze geen seks wilde, omdat zij een studie-afspraak had en dat ze meermaals nee heeft gezegd.
De verklaringen van [slachtoffer 2] vinden daarnaast steun in de verklaring van (
disclosure-getuige) [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris (op 2 oktober 2023) verklaard dat, nadat [slachtoffer 2] en [getuige 1] elkaar diezelfde dag ontmoeten, [slachtoffer 2] in tranen uitbarst en vertelt wat haar is overkomen, namelijk dat [slachtoffer 2] “nee” tegen verdachte heeft gezegd en [slachtoffer 2] vervolgens tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Deze door [getuige 1] waargenomen emotie vindt plaats kort na de verdenking en biedt daarmee steun aan de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij de seks niet wilde. De verklaring van [slachtoffer 2] vindt verder steun in de waargenomen emotie door getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), vriendin van [slachtoffer 2] . [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een keer dacht dat zij verdachte tegenkwam waar [getuige 2] bij was. [slachtoffer 2] verkrampte daardoor.
De rechtbank ziet in het dossier geen contra-indicaties voor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] . De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat het de bewuste ochtend is gegaan zoals door haar is verklaard.
Is hier sprake van dwang?
[slachtoffer 2] heeft op meerdere momenten voorafgaand aan het seksueel binnendringen “no no no” of soortgelijke woorden tegen verdachte gezegd, waarna verdachte toch door is gegaan. Dit wordt door verdachte niet ontkent, maar verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 2] “no no no” heeft gezegd in het kader van een verleidingsspel. Verdachte heeft ontkend te hebben gezegd “you owe me, I still need to come”. De rechtbank volgt de verklaring van verdachte niet en gaat op dit punt uit van de verklaringen van [slachtoffer 2] gelet op de betrouwbaarheid en het steunbewijs.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] en uit het steunbewijs volgt dat [slachtoffer 2] op dat moment geen seks wilde. Gelet op de stelligheid waarmee [slachtoffer 2] zich heeft uitgedrukt, in combinatie met het wegduwen van verdachte en wegdraaien van haar hoofd toen verdachte haar wilde kussen, kan het redelijkerwijs niet anders dan dat verdachte wist dat [slachtoffer 2] op dat moment geen seks met hem wilde. Duidelijker had ze het niet kunnen zeggen. Verdachte heeft zich daar echter niks van aangetrokken. Kennelijk omdat hij vond dat hij nog iets te goed had van [slachtoffer 2] heeft hij zijn zin doorgedreven. De dwang vanuit verdachte heeft daarbij bestaan uit het voortzetten van de handelingen gericht op het seksueel binnendringen, terwijl het duidelijk was dat [slachtoffer 2] dat niet wilde. Dat [slachtoffer 2] vervolgens tot de conclusie kwam dat het maar het beste was om mee te werken, omdat ze zich machteloos voelde en er zo snel mogelijk vanaf wilde zijn, brengt geen verandering in het feit dat verdachte op het moment dat hij bij haar naar binnendrong wist dat zij op dat moment geen seks met hem wilde.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor de verkrachting van [slachtoffer 2] .
4.3.6
Feit 1: bewezenverklaring voor het bezit en de verspreiding van kinderporno
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de telefoon van verdachte een kinderpornoafbeelding is aangetroffen in de vorm van een sticker, een kleine digitale afbeelding. Deze sticker is daarnaast door de gebruiker van de telefoon verspreid in een groepsgesprek op Whatsapp.
Om dergelijks stickers te versturen is enig bewustzijn vereist. Iedere individuele sticker die verstuurd wordt, moet immers worden aangeklikt door de gebruiker van de telefoon. Dit geldt ook wanneer hele bundels van stickers in één keer worden verstuurd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de mogelijkheid bestaat dat zijn telefoon door anderen is gebruikt ten tijde van het versturen van de sticker. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Immers heeft verdachte pas ter terechtzitting deze verklaring gegeven, terwijl verdachte in zijn eerdere verklaringen heeft gezegd dat zijn telefoon door anderen niet wordt gebruikt, hooguit even kort en in dat geval in aanwezigheid van verdachte zelf.
Gelet op het bovenstaande kan het niet anders dan dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van deze sticker op zijn telefoon, en van het feit dat hij de sticker vervolgens heeft doorgestuurd. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen voor het onder feit 1 tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 21 januari 2022 tot en met 21 februari 2023 te Utrecht, 1 afbeelding, te weten een sticker, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken heeft verspreid en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (bestandsnaam: [bestandsnaam] ) waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft;
Feit 2 primair
op 16 september 2022 te Utrecht, door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte meermalen
  • zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer 1] geduwd en gehouden
  • zijn penis tussen de borsten van die [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en daarbij heen en weergaande bewegingen gemaakt,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden uit
  • duwen en trekken tegen/aan [slachtoffer 1] en
  • uittrekken van de onderbroek van die [slachtoffer 1] en
  • uit elkaar trekken van de benen van die [slachtoffer 1] en
  • op de rug duwen van die [slachtoffer 1] en
  • onverhoeds duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
  • trekken aan de borsten van die [slachtoffer 1] en
  • gaan zitten op de borstkas van die [slachtoffer 1] en
  • trekken aan de schouders van die [slachtoffer 1] en
  • toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 1] "Trek ze uit" en "Stil zijn" en
  • door het fysieke overwicht doen ontstaan van een situatie waarin zij geen ‘nee’ kon zeggen en durfde te verzetten en
  • steeds voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 1] waaruit ondubbelzinnig bleek dat die [slachtoffer 1] die seksuele handelingen niet langer door zouden gaan;
Feit 3 primair
op 22 januari 2022 te Utrecht, door feitelijkheden, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht, en bestaande die andere feitelijkheden uit
  • het ongevraagd kussen in de nek, op de mond, de blote borsten en de blote buik van die [slachtoffer 2] en
  • het boven op die [slachtoffer 2] gaan liggen en
  • het aan de kant doen van de onderbroek van die [slachtoffer 2] en
  • het duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en
  • zich telkens dwingend en dominant opstellen ten opzichte van die [slachtoffer 2] en
  • het toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] "You owe me” en “I still need te come” en
  • het door het fysieke overwicht, doen opleveren van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 2] zich niet durfde te verzetten en
  • steeds voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 2] waaruit ondubbelzinnig bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan,.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en in bezit hebben;
Feit 2 en 3 primair: telkens verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: 38v-maatregel) op te leggen, te weten een contactverbod met alle slachtoffers en meldsters uit het dossier, voor de duur van 3 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, bij een bewezenverklaring, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, vermeerderd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, al dan niet met oplegging van een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder het is begaan
Zowel de officier van justitie als de raadsman van verdachte hebben stilgestaan bij het perspectief van verdachte: verdachte leefde in een groep, waarin het normaal was dat mannen en vrouwen veel wisselende seksuele contacten hadden, al dan niet onder invloed van (veel) alcohol. De raadsman stelt in dat verband dat de slachtoffers vrijwillig met verdachte mee naar huis zijn gegaan, en dat er uiteindelijk een misverstand is ontstaan over de vraag of de seks vrijwillig was. Gelet hierop moet de straf volgens de raadsman een stuk lager liggen dan de gevangenisstraf die gemiddeld genomen wordt opgelegd voor een verkrachting met een gemiddelde mate van dwang.
De rechtbank stelt voorop dat het iedereen in Nederland vrij staat om binnen de grenzen van de wet zijn of haar seksleven in te richten op de manier zoals hij of zij dat wil. In alle gevallen wordt die vrijheid echter begrensd door de wil van de sekspartner. Wanneer duidelijk is dat zij of hij geen seks (meer) wil, moet je stoppen. Daarbij maakt het niet uit of je elkaar net in het uitgaansleven bent tegengekomen of dat je al langer een relatie met iemand hebt, of iemand dronken is of nuchter, of iemand aanvankelijk wel seks wilde en misschien zelfs het initiatief heeft genomen, of je al op het punt bent gekomen dat je met iemand meegegaan bent naar huis of zelfs al met elkaar in bed bent beland, of iemand al veel verschillende bedpartners heeft gehad of niet, of iemand onderdeel uitmaakt van een groep waarin veel wisselende seksuele contacten gebruikelijk zijn of niet. In al die omstandigheden geldt dat het strafbaar is om iemand die dat niet of niet meer wil, te dwingen seks met je te hebben.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen om seks met hem te hebben. Anders dan de verdediging stelt was dat niet het gevolg van een misverstand over de vraag of zij al dan niet seks wilden hebben: het kan niet anders dan dat het hem op die momenten duidelijk was dat zij geen seks (meer) wilden op het moment dat hij bij hen binnendrong. Verdachte heeft op geen enkele manier oog gehad voor de wil van deze twee jonge vrouwen. Verdachte heeft zowel bij [slachtoffer 1] als bij [slachtoffer 2] tijdens de seks alleen gedacht aan zijn eigen genot en heeft zich gedurende de seks niet bekommerd om wat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wilden, en dat was dat hij zou stoppen. Verdachte heeft in plaats daarvan gebruik gemaakt van zijn fysieke overwicht en de vrouwen als het ware overmeesterd, waardoor zij niet meer aan hem konden of durfden te ontkomen. Daarmee heeft hij een ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Dat de feiten grote impact hebben gemaakt op beide slachtoffers, blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die op zitting zijn voorgelezen. Voor [slachtoffer 1] bestaat het leven uit het leven voor en het leven na de verkrachting. Deze ervaring heeft grote impact gehad op haar verdere seksuele ontwikkeling, en heeft geestelijk littekens achtergelaten die de rest van haar leven aanwezig zullen zijn. [slachtoffer 2] schrijft dat de verkrachting haar waardigheid heeft weggenomen, en haar aan haar eigen veiligheid en zelfrespect heeft laten twijfelen. Het is een grijze wolk die elke keer weer bovenkomt als er een glimp van de zon te zien is. De verkrachting van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden in haar eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dat tussen verdachte en [slachtoffer 2] eerder meerdere keren sprake is geweest van vrijwillige seks is daarbij voor de strafmaat niet relevant.
Tot slot heeft verdachte op Whatsapp een kinderpornografische foto in de vorm van een sticker in bezit gehad en verspreid. Gelet op de ernst van de andere feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld, heeft dit echter geen invloed op de hoogte van de strafmaat.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, verricht door L. Vermeulen, psycholoog. De bevindingen zijn opgenomen in een rapportage Pro Justitia van 10 juli 2023.
De psycholoog schrijft op dat de ten laste gelegde feiten weliswaar te begrijpen zijn vanuit een de combinatie van alcoholgebruik, context en enige narcistische kenmerken, maar dat de narcistische kenmerken niet dusdanig ernstig zijn dat deze hebben geleid tot een mate van verminderde toerekenbaarheid. De psycholoog adviseert dan ook om alle ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Wel adviseert de psycholoog om verdachte educatie en therapie aan te bieden op het gebied van seksualiteit, moraliteit en het kunnen herkennen van grenzen. Zonder dergelijke therapie is het risico aanwezig dat verdachte wederom in een situatie terechtkomt waarin hij voor zijn eigen lust gaat en de grenzen van een ander niet respecteert. Ook de hardhandigheid heeft aandacht nodig binnen de therapie. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en zal de ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toerekenen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 oktober 2023, opgemaakt door S. Boiten, reclasseringswerker, en op het voortgangsverslag van Inforsa van 13 februari 2024, opgemaakt door O.W. Kruidhof, reclasseringswerker. De reclassering schat het recidiverisico, zonder behandeling, hoog in en adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en het meewerken aan middelencontrole.
Verdachte heeft tegen de reclassering verklaard en ter terechtzitting herhaald dat hij zich op dit moment niet meer in Utrecht begeeft. Hij is geen lid meer van de studentenvereniging en woont weer bij zijn ouders thuis. Verdachte is op dit moment gestopt met het drinken van alcohol en focust zich op zijn deeltijdstudie. Daarnaast is hij aan het werk.
8.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Gelet daarop is een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Daarbij houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat verdachte heeft laten blijken in te hebben gezien dat zijn gedrag moet veranderen. Hij heeft toegelicht dat hij open staat voor behandeling om daarvoor handvatten te krijgen. De nog jonge leeftijd van verdachte weegt eveneens mee.
Verdachte heeft inmiddels al 214 dagen vastgezeten. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur echter op zijn plaats, ook als de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte inziet dat hij zijn gedrag moet veranderen en in dat kader mee wil werken aan een behandeling. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld, om daarmee herhaling van soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden: (i) een meldplicht bij de reclassering, (ii) ambulante behandeling, en (iii) het meewerken aan middelencontrole.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv), aan de orde is.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank geen 38v-maatregel aan verdachte opleggen. Een dergelijke maatregel kan slechts kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Daarvan is hier geen sprake. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte in de tussentijd nog contact heeft gezocht met de slachtoffers en/of meldsters of dat in de toekomst alsnog zou willen doen. Door de (advocaat van de) slachtoffers is ook niet verzocht om het opleggen van deze matregel, en er zijn ook geen aanwijzingen dat de slachtoffers en/of meldsters een dergelijke maatregel wensen.
8.3.4
De voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen, met als gevolg dat de voorlopige hechtenis na uitspraak herleeft en verdachte per direct opnieuw zal worden vastgezet. De verdediging heeft verzocht om de schorsing bij uitspraak niet op te heffen.
De rechtbank stelt voorop dat een veroordelend vonnis voor de rechtbank geen zelfstandige grond is voor de voorlopige hechtenis. Anders dan de officier van justitie stelt, biedt het bepaalde in artikel 75 lid 1 WvSv immers alleen aan de hoger beroepsrechter de mogelijkheid om een veroordelend vonnis aan de voorlopige hechtenis ten grondslag te leggen, en niet aan de rechter in eerste aanleg. Bovendien is het uitgangspunt dat een verdachte zijn proces in vrijheid mag afwachten, ook een eventueel te volgen procedure in hoger beroep. De voorlopige hechtenis is geen voorschot op een op te leggen straf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte is geen verandering gekomen, en ook de afweging tussen het persoonlijk belang van verdachte en het maatschappelijk belang is met dit vonnis niet anders geworden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [slachtoffer 1] vordert ten aanzien van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde een bedrag van € 12.923,44. Dit bedrag bestaat uit € 423,44 materiële schade en € 12.500 immateriële schade. [slachtoffer 2] vordert ten aanzien van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde een bedrag van € 21.631,14. Dit bedrag bestaat uit € 11.631,14 materiële schade en € 10.000 immateriële schade. [slachtoffer 3] vordert ten aanzien van het aan verdachte onder feit 4 tenlastegelegde een bedrag van € 44.841,80. Dit bedrag bestaat uit € 34.841,80 materiële schade en € 10.000 immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd om de vorderingen integraal toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie gevorderd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de gerekwireerde vrijspraak van verdachte ten aanzien van het jegens deze benadeelde partij ten laste gelegde feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vorderingen af te wijzen, gelet de bepleite vrijspraak.
De raadsman heeft subsidiair – in geval van een veroordeling – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het immateriële deel van alle vorderingen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er een lager bedrag toegewezen dient te worden.
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat de correspondentie en facturen betreffende het eigen risico niet op naam van [slachtoffer 1] staan, maar op naam van haar vader. In zoverre kan [slachtoffer 1] niet ontvangen worden in haar vordering volgens de verdediging.
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat de nota medische kosten in het geheel niet in rekening had mogen worden gebracht aan de benadeelde partij. Met betrekking tot de studievertraging heeft de raadsman aangevoerd dat de grondslag van de vordering ziet op een niet aan verdachte toe te rekenen roddel dat hij HIV-besmet zou zijn, dan wel de niet aan verdachte toe te rekenen uitstel van voorgaande zitting. In zoverre kan [slachtoffer 2] volgens de raadsman niet ontvangen worden in haar vordering.
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman aangevoerd dat de nota medische kosten in het geheel niet in rekening had mogen worden gebracht aan de benadeelde partij. Met betrekking tot de studievertraging heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van rechtstreekse schade dan wel dat het causale verband tussen het tenlastegelegde en de studievertraging niet kan worden vastgesteld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De gevorderde materiële schade heeft betrekking op eigen risico, te weten € 423,44. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade in het geheel kan worden toegewezen. Deze kosten zijn gemaakt door de vader van [slachtoffer 1] . Op grond van artikel 51f WvSv kunnen derden zich in het strafproces voegen ter zake van kosten die deze derden ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt, de zogenoemde verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107, eerste lid onder a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De omstandigheid dat art. 6:107 BW aan derden een eigen recht op schadevergoeding toekent ter zake van ‘verplaatste schade’ en de thans op grond van artikel 51f, tweede lid, WvSv bestaande mogelijkheid voor die derden om zich ter zake daarvan te voegen in het strafproces, doen niet af aan de bevoegdheid van het slachtoffer om, als benadeelde partij, ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. Deze omstandigheden maken dat deze materiële schadepost voor toewijzing in aanmerking komt.
Immateriële schade
Op grond van het procesdossier, de onderbouwing van de vordering benadeelde partij en uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek. Dit is door de verdediging ook niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij dan ook recht op immateriële schadevergoeding die naar billijkheid wordt vastgesteld. De rechtbank acht gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend een bedrag van € 8.000 billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Conclusie
De rechtbank waardeert de totale schade op € 8.423,44 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 133,60 vanaf 13 februari 2023, over een bedrag van € 289,84 vanaf 14 augustus 2023 en over een bedrag van € 8.000 vanaf 16 september 2022, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.423,44, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 133,60 vanaf 13 februari 2023, over een bedrag van € 289,84 vanaf 14 augustus 2023 en over een bedrag van € 8.000 vanaf 16 september 2022, tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 77 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3.2
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
De gevorderde materiële schade heeft betrekking op het opvragen van medische kosten, te weten € 31,14, en de kosten van opgelopen studievertraging, te weten € 11.600.
Nota medische kosten
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Los van de vraag of deze kosten aan de benadeelde partij in rekening hadden mogen worden gebracht, heeft de benadeelde partij deze kosten wel gemaakt als gevolg van het bewezenverklaarde. Daarmee komen deze kosten als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking.
Studievertraging
Ten aanzien van de studiekosten is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit de stukken die ter onderbouwing zijn overgelegd blijkt in onvoldoende mate of alleen het handelen van verdachte heeft geleid tot vertraging van de studie en voor welke duur. Het zou de strafprocedure teveel belasten als de zaak wordt aangehouden om dit vast te stellen. Deze vordering kan wel in een aparte procedure bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Op grond van het procesdossier, de onderbouwing van de vordering benadeelde partij en uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b BW. Dit is door de verdediging niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij dan ook recht op immateriële schadevergoeding die naar billijkheid wordt vastgesteld. De rechtbank acht een bedrag van € 6.000 billijk, gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Conclusie
De rechtbank waardeert de totale schade op € 6.031,14 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 31,14 vanaf 4 oktober 2023 en over een bedrag van € 6.000 vanaf 22 januari 2022, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.031,14, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 31,14 vanaf 4 oktober 2023 en over een bedrag van € 6.000 vanaf 22 januari 2022, tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3.3
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de door [slachtoffer 3] ingediende vordering, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 12 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Inforsa Reclassering op het adres Utrechtseweg 11-13, 3811NA te Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Verdachte volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar verdachte aan zal werken deze te behalen;
* verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte is al aangemeld bij de Waag binnen het schorsingstoezicht, de behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 8.423,44;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 133,60 vanaf 13 februari 2023, over een bedrag van 289,84 vanaf 14 augustus 2023 en over een bedrag van € 8.000 vanaf 16 september 2022, tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 8.423,44 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf over een bedrag van € 133,60 vanaf 13 februari 2023, over een bedrag van € 289,84 vanaf 14 augustus 2023 en over een bedrag van € 8.000 vanaf 16 september 2022, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 77 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 6.031,14;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 31,14 vanaf 4 oktober 2023 en over een bedrag van € 6.000 vanaf 22 januari 2022, tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 6.031,14 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van € 31,14 vanaf 4 oktober 2023 en over een bedrag van € 6.000 vanaf 22 januari 2022, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. G. Schnitzler en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari
2022 tot en met 21 februari 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
1. afbeelding, te weten een foto /sticker,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is
betrokken
heeft
verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, verworven, in bezit
gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(bestandsnaam: [bestandsnaam] , p. 189,
p. 190 en p. 458)
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele
strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht, door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of mond en/of anus van
die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis tussen de borsten van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of
(daarbij) (een) heen en weergaande beweging(en) gemaakt,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, althans eenmaal
(telkens)
- duwen en/of trekken tegen/aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of
- uittrekken van de onderbroek, althans de kleding, van die [slachtoffer 1] en/of
- uit elkaar trekken/duwen van de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- op de rug duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- onverhoeds duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina
en/of anus van die [slachtoffer 1] en/of
- trekken/duwen aan en/of het knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] en/of
- gaan zitten op (de borstkas van) die [slachtoffer 1] en/of
- trekken aan de schouders van die [slachtoffer 1] en/of
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 1] "Trek ze uit" en/of "Stil
zijn", althans woorden van dergelijke dwingende aard en/of strekking en/of
- misbruik maken van het feit dat die [slachtoffer 1] onder invloed was, dan wel verminderd
bewustzijn had en/of
- door het fysieke overwicht - doen opleveren, althans doen ontstaan,
van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 1] geen weerstand kon
bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen
‘nee’ kon zeggen en/of zich niet kon verzetten en/of durfde te verzetten
en/of
- ( steeds) voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die
[slachtoffer 1] waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 1] die seksuele
handelingen niet wilde ondergaan, in elk geval dat de wil van die [slachtoffer 1]
was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in elk geval niet
(langer) door zouden gaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht,
met [slachtoffer 1] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat
deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, terwijl die [slachtoffer 1] kennelijk onder invloed
van alcohol en/of een ander(e) bewustzijn verminderende stof(fen) was, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 1] ,
immers is/heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- met zijn penis binnengedrongen in de vagina, anus en/of mond van die [slachtoffer 1]
en/of
- zijn penis tussen de borsten van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Utrecht, door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (ongevraagd/op dwingende wijze) kussen in de nek en/of op de mond
en/of de (blote) borst(en) en/of de (blote) buik van die [slachtoffer 2] en/of
- het boven op die [slachtoffer 2] gaan liggen en/of
- het uittrekken en/of aan de kant schuiven/doen van de onderbroek, althans
de kleding, van die [slachtoffer 2] en/of
- het onverhoeds duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[slachtoffer 2] en/of
- zich telkens dwingend en/of dominant opstellen ten opzichte van die
[slachtoffer 2] en/of
- het toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] "You owe me” en/of “I still
need te come”, althans woorden van dergelijke dwingende aard en/of
strekking en/of
- het door het fysieke overwicht, doen opleveren, althans doen ontstaan,
van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 2] geen weerstand kon
bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen
‘nee’ kon zeggen en/of zich niet kon verzetten en/of durfde te verzetten
en/of
- ( steeds) voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die
[slachtoffer 2] waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele
handelingen niet wilde ondergaan, in elk geval dat de wil van die
[slachtoffer 2] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in elk geval
niet (langer) door zouden gaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere
feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte
- zijn penis op de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- in/op de nek, de mond, de (blote) borsten en/of (blote) buik van die
[slachtoffer 2] gezoend,
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- het (ongevraagd/op dwingende wijze) kussen in de nek en/of op de mond
en/of de (blote) borst(en) en/of de (blote) buik van die [slachtoffer 2] en/of
- het boven op die [slachtoffer 2] gaan liggen en/of
- het uittrekken en/of aan de kant schuiven/doen van de onderbroek, althans
de kleding, van die [slachtoffer 2] en/of
- het onverhoeds duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis op de
vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] en/of
- zich telkens dwingend en/of dominant opstellen ten opzichte van die
[slachtoffer 2] en/of
- het toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] "You owe me” en/of “I still
need te come”, althans woorden van dergelijke dwingende aard en/of
strekking en/of
- het door het fysieke overwicht, doen opleveren, althans doen ontstaan,
van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 2] geen weerstand kon
bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen
‘nee’ kon zeggen en/of zich niet kon verzetten en/of durfde te verzetten
en/of
-(steeds) voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die
[slachtoffer 2] waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele
handelingen niet wilde ondergaan, in elk geval dat de wil van die
[slachtoffer 2] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in elk geval
niet (langer) door zouden gaan;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Utrecht, door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn penis in de
vagina van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het (ongevraagd) op die [slachtoffer 3] gaan liggen en/of
- het onverhoeds duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 3]
(zonder dat daar op dat moment ondubbelzinnig toestemming door die [slachtoffer 3]
voor was gegeven) en/of
- misbruik maken van het feit dat die [slachtoffer 3] onder invloed was, dan wel een
verminderd bewustzijn had en/of
- het door het fysieke overwicht, doen opleveren, althans doen ontstaan, van een
zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 3] geen weerstand kon bieden, in ieder geval
het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen ‘nee’ kon zeggen en/of zich niet
kon verzetten en/of durfde te verzetten;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Utrecht,
met [slachtoffer 3] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat
deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, terwijl die [slachtoffer 3] kennelijk onder invloed
van alcohol en/of een ander(e) bewustzijn verminderende stof(fen) was, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 3] ,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn penis in de
vagina van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of gehouden;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Utrecht,
met [slachtoffer 3] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dat die [slachtoffer 3] niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl die [slachtoffer 3] kennelijk
onder invloed
van alcohol en/of een ander(e) bewustzijn verminderende stof(fen) was,
immers is/heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
zijn penis tegen/op de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer 3] gedrukt/
gebracht en/of gehouden;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Feit 1
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De telefoon van verdachte [verdachte] werd na zijn aanhouding inbeslaggenomen en uitgelezen. [2] Ik zag een afbeelding waarop een meisje te zien was dat naar schatting tussen de 4 en 6 jaar oud was. Ik zag dat zij geheel naakt was en op haar rug lag. [3] Ik zag dat zij haar benen gespreid had en haar handjes langs haar schaamlippen hield. Ik zag dat er een penis in de vagina van het meisje zat. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de image van de telefoon zag ik een afbeelding (de rechtbank begrijpt: als sticker) met de bestandsnaam: [bestandsnaam] . Ik zag dat deze afbeelding op 21 januari 2022 op de telefoon terechtkomt. Op 12 juli 2022 zag ik dat door de gebruiker van deze telefoon dezelfde afbeelding werd verstuurd binnen een WhatsApp groepsgesprek met negentien deelnemers. [5]
Feit 2, primair
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 februari 2024, zakelijk weergegeven:
Ik heb in mijn kamer te [woonplaats] seks gehad met [slachtoffer 1] .
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] verklaarde dat zij op 16 september 2022 is verkracht door een onbekende manspersoon. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen, te weten een letterlijke uitwerking van het studioverhoor, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
En ik had daar nog m'n kleding aan. En toen zei die van, trek ze uit, trek ze uit. Ik heb mijn eigen T-shirt uitgetrokken, en ik was bezig met m'n broek, en hij heeft m’n onderbroek uitgetrokken. [7]
Het was een erg lange sterke jongen. En fysiek kon ik er niet heel veel mee. Het deed heel veel pijn. Ik zat echt te kreunen van de pijn. Hij zei gewoon, stil zijn. Hij bleef er maar in gaan, en in gaan, en hij ging maar door. En het deed zoveel zeer. En ik zat te kreunen van de pijn. En het was overduidelijk pijn, het was niet genot. [8] En ik kon niet stoppen met stil zijn, want het deed pijn. De tranen rolden van m'n ogen af. En op een gegeven moment zei hij: "nou, dit gebeurt me niet."
V: Wie zei dat?
A: de man,
V: Dit wordt hem niet.
A: Ja, en toen, toen, haalde die 'm uit mijn, haalde die zijn penis uit mijn lichaam, en toen zei die: "hup in je mond." En toen duwde die 'm gewoon in m'n mond. En toen begon ie met zijn handen, met zijn handen, mijn hoofd gewoon, ik weet niet eens hoe je het moet, op me in te duwen of zo. En nou ja, ik had bijna geen adem meer. Ik vond het echt heel kut. ( [slachtoffer 1] huilt)
V: Oké, dat heb je gezegd.
A: ja, auw,
V: mm, Heb je dat één keer gezegd?
A: Ja, en daarna niet meer, omdat ik moest stil zijn. [9]
Hij trok 'm eruit en toen moest ik weer, hij had weer aan m’n benen getrokken, zodat ik weer ging liggen. En toen begon ie heel hard aan mijn borsten te trekken. Toen had ie z'n piemel tussen mijn borsten ingedaan. En toen begon ie heel hard heen en weer te bewegen. Het deed gewoon heel veel pijn, want hij zat op mijn borstkas, en het is gewoon een zware. [10] Hij trok en duwde mij vaak omlaag, en dan op een gegeven moment zette die me vooruit, en toen heeft ie me gewoon flink hard bij m'n schouders omhoog getrokken. [11]
Toen werd ik daarna wakker, en ik zag m'n broek en m'n onderbroek, was helemaal doorweekt met bloed. En ik heb ook gewoon, op m'n borsten zitten gewoon blauwe plekken, en op m'n benen zitten blauwe plekken, en bij m'n hier zit een blauwe plek, en hier, het is gewoon echt gevoelig, want hij was echt heel grof in zijn, hij duwde en trekte aan alle kanten. Hij trok mijn benen gewoon uit elkaar. En hij kon me gewoon op m'n rug duwen. [12]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon met als bijlage een kopie van de onderzoeksrapportage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat het slachtoffer meerdere onderhuidse verkleuringen op haar lichaam had, namelijk:
  • Onder rechter sleutelbeen;
  • Op linker ellenboog;
  • Muis van de rechterhand, inclusief een korstje;
  • Binnenzijde bovenbeen, rechts, bij knie en iets hoger;
  • Achterzijde kuit, nabij knieholte, rechts;
  • Zijkant bovenbeen, rechts;
  • Op beide borsten, boven de tepels, links grotere verkleuring dan rechts.
De rechtbank ziet in de bijgevoegde onderzoeksrapportage een tekening van de genitaliën van een vrouw, waarop is aangegeven dat bij [slachtoffer 1] een klein scheurtje is waargenomen. [14]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapportage van het NFI van 27 september 2022, opgemaakt door dr. J. Warnaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Schaamlippen: bloed aangetroffen, met nrs. ZAAE1719NL#01 tot en met #04;
In vaginaal: bloed aangetroffen, met nr. ZAAE1719NL#05. [15]
Van het DNA in bemonsteringen ZAAE1719NL#01 tot en met #05 zijn DNA-profielen verkregen die overeenkomen met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] . [16]
Feit 3, primair
Een proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Waar is het gebeurd?
A: Mijn huis te [woonplaats] .
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Op 22 januari 2022. [17]
De volgende ochtend had ik om 11 uur afgesproken om te gaan studeren in de bibliotheek. Ik was bezig met mn propedeuse en zou drie dagen later examen hebben. Rond 10 uur zei ik tegen [verdachte] ; I gotta go. [verdachte] stonk naar bier en tabak en iets ander onprettigs daardoor was ik turned off en not in the mood. [18]
V: En toen, waar begon [verdachte] toen mee?
A: Met m’n nek kussen en probeerde m’n mond te kussen maar daar verzette ik me tegen. Hij bleef m’n nek kussen en mijn blote borsten en mijn blote buik. Gepassioneerde kussen met z’n lippen en tong om iemand in the mood te krijgen. Ik bleef zeggen: “Nee, [verdachte] niet nu, een andere keer. Ik moet naar de bieb.” [19]
[verdachte] begon me veel kusjes te geven en ik trok daarop mijn gezicht weg om zijn kussen te ontwijken. Ik zei heel duidelijk: “Stop [verdachte] , no, no, no!” Ik duwde hem weg en zei: “Stop, ik voel me niet goed. Ik wil geen seks, een andere keer.” Ik herinner me nog heel goed dat [verdachte] toen zei: “You owe me, I still need to come.” Het maakte hem kennelijk niet uit wat ik vond. Hij ging gewoon door met kussen in m’n nek. [verdachte] lag toen bovenop mij. Ik zei: “Echt [verdachte] ? Stop!” [verdachte] deed vervolgens m’n onderbroek aan de kant en ging in me. In stress situaties kan ik mezelf uit de situatie tillen, spreekwoordelijk dan. Het ging allemaal door mijn hoofd: schreeuwen? M’n huisgenoten waren niet thuis. Ik maakte geen kans en kon niet met [verdachte] vechten. Fysiek maak ik bij hem geen schijn van kans. [20]
V: Welke seksuele handelingen heeft [verdachte] bij je verricht?
A: Alleen zijn penis in mijn vagina. [21]
Een proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2023, te weten een verhoor van [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
We zijn toen ergens anders gaan zitten, waar niemand ons kon horen of zien. Ze barstte toen in tranen uit en vertelde wat zij had meegemaakt. [22] Ze zei dat zij dingen tegen haar zin in had gedaan. Ze zei dat ze duidelijk ‘nee’ had gezegd en dat het alsnog was doorgegaan. [23]
Een proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2023, te weten een verhoor van [getuige 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Zij hebben nog contact gehad, twee keer daarna. Eén keer was een vervelende ervaring voor haar. Ze heeft hem vaker in de stad gezien, daar was ik één keer bij. Ze dacht dat ze hem zag, toen verkrampte ze. [24]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 februari 2024, zakelijk weergegeven:
De voorzitter houdt mij de verklaring van [slachtoffer 2] voor. [slachtoffer 2] vertelde dat ze naar haar studie moest gaan. Ze zei dat ze geen seks met me wilde en heeft “no no no” gezegd. Ik heb haar kusjes in haar nek gegeven. Daarna hebben we seks gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte, in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 24 februari 2023 (p. 1 tot en met p. 202), 9 maart 2023 (p. 203 tot en met p. 233), 6 april 2023 (p. 234 tot en met p. 390), z.d. (p. 391 tot en met 408), 17 mei 2023 (p. 391A tot en met p. 445A), 17 oktober 2023 (p. 446 tot en met p. 458) en 14 november 2023 (p. 359 tot en met p. 485), MDRBC22118 (ZZ03SCHUIT), opgemaakt door de politie Midden-Nederland.
2.P. 349.
3.P. 353.
4.P. 354.
5.P. 356.
6.P. 170.
7.P. 84.
8.P. 82.
9.P. 91
10.P. 86.
11.P. 93.
12.P. 83.
13.P. 244.
14.P. 254.
15.P. 193.
16.P. 194.
17.P. 212.
18.P. 213.
19.P. 215.
20.P. 213.
21.P. 217.
22.P. 5.
23.P. 3.
24.P. 6.