ECLI:NL:RBMNE:2024:1439

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10915460 UV EXPL 24-24 LT/44506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over geluidsoverlast tussen huurders en verhuurder met vordering tot ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2024, hebben huurders [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding aangespannen tegen hun verhuurder, Stichting de Alliantie, vanwege ernstige geluidsoverlast die zij ervaren van hun buurman, [B]. De huurders stellen dat de verhuurder onvoldoende maatregelen heeft genomen om de overlast te beëindigen, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst inhoudt. Ze vorderen dat de verhuurder binnen acht dagen na het vonnis actie onderneemt, waaronder het starten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst van de buurman en ontruiming van zijn woning.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2024 is gebleken dat de huurders sinds respectievelijk 2004 en 2010 een woning huren van De Alliantie, en dat de buurman sinds oktober 2020 ook in het complex woont. De huurders hebben herhaaldelijk geklaagd over de geluidsoverlast, maar de verhuurder heeft volgens hen niet adequaat gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van de huurders, gezien de impact van de geluidsoverlast op hun woongenot.

De kantonrechter heeft de vordering van de huurders toegewezen en de verhuurder veroordeeld om binnen een maand een bodemprocedure te starten tegen de buurman tot ontbinding van zijn huurovereenkomst en ontruiming van zijn woning. De rechter heeft ook geoordeeld dat de verhuurder de proceskosten van de huurders moet vergoeden, omdat zij in belangrijke mate in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters K.G.F. van der Kraats en M.J. Slootweg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10915460 UV EXPL 24-24 LT/44506
Kort geding vonnis van 8 maart 2024
inzake

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eisende partijen] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. J.A. Spigt,
tegen:
de stichting
Stichting de Alliantie,
gevestigd en kantoorhoudend in Hilversum,
verder ook te noemen: De Alliantie,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. W. Vos.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 februari 2024, met producties 1 tot en met 4;
  • de aanvullende producties 5 tot en met 10 van [eisende partijen] ;
  • de producties 1 tot en met 9 van De Alliantie.
1.2.
Op 26 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] , mr. J.A. Spigt, [A] (woonconsulent bij De Alliantie) en mr. W. Vos. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens deze mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Besloten is dat vandaag uitspraak wordt gedaan in de zaak.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eisende partijen] huren sinds respectievelijk 2004 en 2010 een woning van De Alliantie aan het [straat] in [woonplaats] . De woningen maken deel uit van een wooncomplex.
Sinds oktober 2020 huurt [B] (hierna: [B] ) ook een woning in het complex van De Alliantie. Zijn woning is gelegen direct boven de woning van [eiseres sub 1] en direct naast de woning van [eiseres sub 2] .
2.2.
[eisende partijen] stellen dat [B] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Hierover hebben zij meermaals geklaagd bij De Alliantie. [eisende partijen] vinden dat De Alliantie onvoldoende doet om de overlast te beëindigen en zodoende jegens hen tekortschiet in de nakoming van haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. [eisende partijen] vorderen daarom dat De Alliantie wordt veroordeeld om binnen acht dagen na dit vonnis:
direct opvolging te geven aan de overlastmeldingen van [eisende partijen] ;
[eisende partijen] direct een terugkoppeling te geven van de aard en inhoud van die opvolgingen;
een procedure te starten tegen [B] , strekkende tot een zo spoedig mogelijke beëindiging van zijn huurovereenkomst en een zo spoedig mogelijke ontruiming;
zodanige andere maatregelen te treffen ertoe strekkende dat de overlast zo spoedig mogelijk blijvend wordt beëindigd;
een en ander op straffe van een dwangsom, met de veroordeling van De Alliantie in de proceskosten.
2.3.
De Alliantie is het hier niet mee eens. Zij heeft aangevoerd dat zij voldoende doet (en heeft gedaan) om ervoor te zorgen dat eventuele overlast door [B] stopt. Volgens
De Alliantie zijn er bovendien onvoldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat [B] daadwerkelijk zulke ernstige overlast veroorzaakt als [eisende partijen] stellen. De Alliantie wil dan ook dat de vorderingen van [eisende partijen] worden afgewezen.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
[eisende partijen] hebben een voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen. Als daadwerkelijk sprake is van zodanige geluidsoverlast als [eisende partijen] stellen, worden zij ernstig in hun woongenot geschaad en hebben zij er belang bij dat de overlast zo snel mogelijk wordt beëindigd.
Verdere toetsingskader in kort geding
3.2.
In deze procedure moet verder worden beoordeeld of een corresponderende vordering van [eisende partijen] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om hierop vooruit te lopen door het treffen van een voorziening als gevorderd. Gelet op het voorlopige karakter van een kort geding past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is geen plaats voor nadere bewijsvoering.
De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Eerdere afspraken van partijen
3.3.
[eisende partijen] zijn eerder een (bodem)procedure gestart tegen De Alliantie die tot doel had de overlast die zij van [B] ondervinden, te beëindigen.
Zij hebben die overlast (onder meer) onderbouwd met uitgebreide logboeken die [eisende partijen] hadden bijgehouden van de door hen ervaren overlast.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van die procedure afgesproken dat door een onafhankelijke deskundige een geluidsmeting wordt gedaan om te bepalen of [B] objectief gezien geluidsoverlast veroorzaakt. Partijen zijn overeengekomen dat [onderzoeksbureau] (hierna: [onderzoeksbureau] ) voor dit onderzoek wordt ingeschakeld. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat [eisende partijen] hun overlastmeldingen met De Alliantie blijven delen en dat De Alliantie, als daartoe aanleiding bestaat, direct opvolging zal geven aan die meldingen. Daarna is die procedure doorgehaald op de rol.
Bevindingen van [onderzoeksbureau]
3.4.
heeft in september en oktober 2023 geluidsmetingen uitgevoerd in de woningen van [eisende partijen] . De bevindingen van [onderzoeksbureau] zijn opgenomen in rapporten. Uit die rapporten blijkt dat in beide woningen meermaals een overschrijding van de toegestane geluidsnorm is waargenomen, voornamelijk in de avond en nacht. [onderzoeksbureau] is daarbij tot de conclusie gekomen dat in beide woningen sprake is van overlast door geluiden vanuit een ‘aanpandig perceel’, de woning van [B] .
3.5.
De Alliantie is het niet eens met de conclusie van [onderzoeksbureau] . De Alliantie heeft in dit kader in de eerste plaats de door [onderzoeksbureau] gebruikte geluidsnorm ter discussie gesteld. Uit het rapport van [onderzoeksbureau] blijkt dat er geen concrete geluidsnorm bestaat voor geluidshinder tussen woningen onderling. Daarom heeft [onderzoeksbureau] aansluiting gezocht bij de norm die geldt voor woningen die naast bedrijfslocaties gelegen zijn. Op die norm heeft [onderzoeksbureau] een correctie, te weten een ophoging, toegepast. [onderzoeksbureau] is van mening dat op deze manier deugdelijk kan worden vastgesteld of sprake is van geluidsoverlast tussen woningen onderling. De Alliantie vindt deze door [onderzoeksbureau] gekozen norm arbitrair.
3.6.
De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt. Partijen hebben samen besloten dat [onderzoeksbureau] wordt ingeschakeld om als onafhankelijke deskundige onderzoek te doen naar de mogelijke geluidsoverlast die [B] veroorzaakt. De naam van [onderzoeksbureau] wijst er daarnaast op dat deze deskundige vaker onderzoek doet naar geluidsoverlast tussen woningen onderling en dus (onder meer) hierin gespecialiseerd is. De kantonrechter ziet onder deze omstandigheden voorshands geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van [onderzoeksbureau] en de juistheid van de door deze deskundige gebruikte geluidsnorm.
3.7.
De Alliantie heeft voorts de door [onderzoeksbureau] in de woning van [eiseres sub 2] gemaakte geluidsopnames overgelegd, waarop de geluiden te horen zijn die bij de metingen in de woning van [eiseres sub 2] tot een normoverschrijding hebben geleid. De Alliantie heeft aangevoerd dat niet duidelijk is waar de op die opnames te horen geluiden precies vandaan komen. Naar mening van De Alliantie kunnen de geluiden ook komen vanuit de woning van [eiseres sub 2] zelf en/of van buiten. Zo zou er op enig moment volgens De Alliantie mogelijk een overschrijding van de geluidsnorm zijn waargenomen door een langsrijdende auto.
3.8.
[onderzoeksbureau] is blijkens haar rapport echter van mening dat de geluiden niet afkomstig zijn uit de woning van [eiseres sub 2] zelf en dat deze evenmin van buiten komen. In het rapport van [onderzoeksbureau] staat expliciet dat de geluidsoverschrijdingen het gevolg zijn van gebonk en stemmen, afkomstig van ‘een aanpandig perceel’, dus de woning van [B] . Zoals hiervoor vermeld, ziet de kantonrechter voorshands geen aanleiding om aan de juistheid van deze bevindingen van [onderzoeksbureau] te twijfelen.
Bovendien zijn de meeste geluidsoverschrijdingen in de woning van [eiseres sub 1] waargenomen en De Alliantie heeft niet (gemotiveerd) betwist dat die overschrijdingen het gevolg zijn van geluiden die uit de woning van [B] komen.
3.9.
De kantonrechter vindt het dan ook voldoende aannemelijk dat [B] geluidsoverlast veroorzaakt. Op basis van de logboeken van [eisende partijen] is ook aannemelijk geworden dat sprake is van langdurige en tot op de dag van vandaag aanhoudende geluidsoverlast. De kantonrechter vindt deze logboeken voorshands voldoende betrouwbaar. Het klopt dat in het rapport van [onderzoeksbureau] minder overschrijdingen staan dan [eiseres sub 2] in haar logboeken heeft vermeld, zoals De Alliantie heeft aangevoerd, maar op veel momenten dat volgens de logboeken van [eiseres sub 2] sprake was van een overlastsituatie heeft [onderzoeksbureau] inderdaad een overschrijding van de geluidsnorm geregistreerd. Dat wijst erop dat de logboeken van [eiseres sub 2] over het algemeen kloppen. Ditzelfde geldt voor de logboeken van [eiseres sub 1] , waarvan De Alliantie de juistheid overigens niet (gemotiveerd) heeft weersproken. De kantonrechter komt daarom voorshands tot het oordeel dat er overlast wordt veroorzaakt die [eisende partijen] niet hoeven te tolereren en waartegen de Alliantie als verhuurder (in ieder geval op enigerlei wijze) dient op te treden.
Door De Alliantie verstuurde brieven
3.10.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat De Alliantie de bevindingen van [onderzoeksbureau] ook voldoende vond om tot de conclusie te komen dat [B] geluidsoverlast veroorzaakt die niet getolereerd hoeft te worden. De Alliantie heeft na het onderzoek van [onderzoeksbureau] namelijk meerdere waarschuwingsbrieven naar [B] gestuurd, waarin staat dat uit onderzoek is gebleken dat hij geluidsoverlast veroorzaakt en dat tegen hem een procedure tot ontbinding van zijn huurovereenkomst en ontruiming van zijn woning zal worden gestart als deze overlast niet stopt.
3.11.
Nergens blijkt uit dat de overlast daarna is gestopt. [eisende partijen] zeggen juist dat de overlast is toegenomen en hebben hier, onder overlegging van nieuwe logboeken, melding van gemaakt bij De Alliantie.
Veroordeling tot het starten van een ontbindings- en ontruimingsprocedure tegen [B]
3.12.
De kantonrechter acht het in de gegeven omstandigheden aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat De Alliantie nadere maatregelen moet nemen jegens [B] , zoals zij in de brieven aan [B] ook in het vooruitzicht heeft gesteld.
3.13.
Het is vervolgens de vraag welke maatregelen dan door De Alliantie genomen moeten worden. Het starten van een procedure jegens [B] tot ontbinding van zijn huurovereenkomst en ontruiming van zijn woning lijkt de enige concrete optie. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eisende partijen] gezegd dat het wat hun betreft nu echt tijd is voor een dergelijke procedure. [eisende partijen] hebben desgevraagd geen andere maatregelen genoemd die (daarnaast) nog genomen zouden kunnen worden. Daar komt bij dat De Alliantie tevergeefs al meerdere waarschuwingsbrieven naar [B] heeft gestuurd, buurtbemiddeling heeft ingezet en gesprekken met [B] en zijn begeleider heeft gevoerd. Niet duidelijk is wat De Alliantie verder nog zou kunnen doen, anders dan een procedure tot ontbinding en ontruiming te starten.
3.14.
De kantonrechter wijst daarom de vordering onder c toe, in die zin dat De Alliantie wordt veroordeeld om een bodemzaak te starten tegen [B] tot ontbinding van zijn huurovereenkomst en ontruiming van zijn woning.
De overige vorderingen die zien op het nemen van andere maatregelen, waarvan niet duidelijk is wat deze maatregelen dan zouden moeten zijn, worden afgewezen.
3.15.
Het voorgaande betekent uitdrukkelijk niet dat de kantonrechter zegt dat de jegens [B] in te stellen vordering tot ontbinding van zijn huurovereenkomst en ontruiming van zijn woning zal worden toegewezen. Daarover zal, ook [B] gehoord hebbende, een
afweging gemaakt moeten worden in de betreffende zaak.
3.16.
De Alliantie krijgt in redelijkheid een termijn van een maand om de bodemprocedure tegen [B] te starten.
3.17.
Aan de veroordeling van De Alliantie wordt geen dwangsom verbonden. De Alliantie heeft namelijk toegezegd dat zij aan een eventuele veroordeling zal voldoen en de kantonrechter ziet voorshands geen reden om aan die toezegging te twijfelen.
Proceskosten
3.18.
De Alliantie is in belangrijke mate in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eisende partijen] betalen. De proceskosten van [eisende partijen] worden begroot op:
- dagvaarding € 139,42
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 904,42

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt De Alliantie om binnen een maand na de datum van dit vonnis een bodemprocedure tegen [B] te starten tot ontbinding van zijn huurovereenkomst voor de woning aan het [adres] in [woonplaats] en ontruiming van die woning;
4.2.
veroordeelt De Alliantie tot betaling van de proceskosten van [eisende partijen] van € 904,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als
De Alliantie niet tijdig aan de veroordelingen in dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken door mr. M.J. Slootweg op 8 maart 2024.