ECLI:NL:RBMNE:2024:1409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
571475 / HA RK 24-48
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken behandelend rechter

Op 7 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Utrecht, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek tot wraking was ingediend op 4 maart 2024, maar de wrakingskamer heeft geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de hoofdzaak, waar het wrakingsverzoek betrekking op had, nog niet was toebedeeld aan een rechter. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen een rechter die de zaak behandelt. Aangezien er nog geen behandelend rechter was, kon het verzoek niet in behandeling worden genomen.

De verzoeker had aangevoerd dat de rechter documenten toestuurt die niet zijn ondertekend en waarvan het mandaat niet herleidbaar is. Dit punt was voor de verzoeker van belang in zijn beroep. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de griffier had gemeld dat de hoofdzaak nog niet was toegewezen aan een rechter, waardoor er geen mogelijkheid was om het wrakingsverzoek te honoreren. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 571475 / HA RK 24-48
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 7 maart 2024
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 4 maart 2024 per e-mail een verzoek tot wraking ingediend in de zaak met zaaknummer UTR 23/2270 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Het wrakingsverzoek is niet ter zitting behandeld. De wrakingskamer verwijst hiervoor naar hetgeen onder 3 wordt overwogen en beslist.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter hem documenten toestuurt/laat toesturen die niet zijn ondertekend en waarvan het mandaat niet herleidbaar is. Verzoeker wijst erop dat het werken met een niet herleidbaar mandaat juist een belangrijk punt in zijn beroep is.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak behandelt.
3.2.
Verzoeker heeft een verzoek tot wraking van ‘de rechter’ ingediend, maar hij heeft niet gespecificeerd welke rechter hij hiermee bedoelt. De griffier van de rechtbank heeft de wrakingskamer laten weten dat de hoofdzaak nog niet is toegedeeld aan een rechter. De wrakingskamer overweegt dat er dus nog geen ‘behandelend rechter’ is zoals wordt bedoeld in artikel 8:15 van de Awb en artikel 4, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank. Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. Dit is ook de reden dat hij niet is gehoord op het verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 23 / 2270 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. J.F. Haeck als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.