In deze zaak heeft de Stichting Monton, gevestigd te Amersfoort, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van verzoekster tegen een beslissing van 23 maart 2023, die betrekking had op de herbeoordeling van een werknemer. Op 27 november 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, waarop verweerder zich niet heeft verzet.
De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens is in artikel 6:2 van de Awb bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inmiddels een inhoudelijk besluit is genomen door verweerder, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken.
Bij de intrekking van het beroep heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze veroordeling. De rechtbank heeft op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de aard van de zaak, die als zeer eenvoudig werd beschouwd, een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan verzoekster. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.