ECLI:NL:RBMNE:2024:140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
UTR 22/5736
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding en voorschot rechtsbijstandskosten niet-advocaat, mondelinge uitspraak

Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Eiser had verzocht om een vergoeding en voorschot voor rechtsbijstandskosten die hij verleende aan een inwoner van de gemeente Amersfoort. Het college had eerder aangegeven dat er geen juridische grondslag was voor het toekennen van dergelijke kosten, waarop eiser bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eerdere beslissing niet op een publiekrechtelijke grondslag was gebaseerd.

Tijdens de zitting bevestigde eiser dat hij voor zichzelf procedeerde en recht had op een kostenvergoeding als rechtsbijstandverlener. De rechtbank oordeelde echter dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor het verstrekken van een vergoeding aan iemand die rechtsbijstand verleent, als diegene geen advocaat is. De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat eiser dit geschil niet aan de bestuursrechter kon voorleggen. Eiser werd geadviseerd om de gemeente te dagvaarden voor de civiele rechter als hij een oordeel over de rechtmatigheid van het handelen van het college wilde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat het college geen griffierecht of proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5736
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigden: G.J.N. Keuper en C.R.C. Bosman).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op de zitting van 5 januari 2024. Eiser en de gemachtigden van het college waren aanwezig.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak van de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft in een brief van 9 augustus 2022 aan het college gevraagd om aan hem een nader overeen te komen vergoeding toe te kennen – waaronder een voorschot van € 2.500,00 – voor de kosten van de rechtsbijstand die hij verleent en nog zal verlenen aan een inwoner van de gemeente Amersfoort. Het college heeft in een brief van 12 september 2022 geantwoord dat er geen juridische grondslag is voor het toekennen dergelijke kosten. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 7 december 2022 heeft het college dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 12 september 2022 niet is gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag en er daarom geen bezwaar tegen open staat. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
2. De rechtbank overweegt dat eiser op de zitting heeft bevestigd dat hij in deze zaak voor zichzelf procedeert en dat hij vindt dat hij zelf recht heeft op een kostenvergoeding, in zijn hoedanigheid van rechtsbijstandverlener. Die insteek wijkt af van de eerdere procedures die eiser voerde
namenszijn cliënte, over het verstrekken van bijzondere bijstand voor rechtsbijstandskosten, waarover de Centrale Raad van Beroep voor het laatst op 24 oktober 2023 uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:CRVB:2023:2178).
3. De rechtbank is het met het college eens dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor het verstrekken van een vergoeding aan iemand die rechtsbijstand verleent, als diegene geen advocaat is. Dat is zo duidelijk dat het college daarover geen hoorzitting hoefde te houden. Het college heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en eiser kan dit geschil inhoudelijk niet aan de bestuursrechter voorleggen. Als hij een oordeel van de rechter wil over de vraag of het college rechtmatig handelt door hem als niet-advocaat een vergoeding te weigeren, dan moet hij de gemeente dagvaarden voor de civiele rechter.
4. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2024 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.