In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren, die op 14 november 2023 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 28 maart 2023 door verweerder is ontvangen, wat binnen de wettelijke termijn van zes weken na de bekendmaking van het besluit op 28 februari 2023 was. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien er geen andere redenen zijn aangedragen om het bezwaar af te wijzen. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren van eiser. De rechtbank benadrukt dat het beroep gegrond is, maar dit betekent niet automatisch dat eiser gelijk krijgt; verweerder moet nu inhoudelijk beslissen. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar verweerder moet wel het griffierecht aan eiser terugbetalen. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.