ECLI:NL:RBMNE:2024:1391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/3385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens te late indiening zonder geldige reden

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat de eiser heeft ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder, die op 13 juli 2021 bekend is gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend, namelijk op 26 juni 2023, terwijl dit uiterlijk op 24 augustus 2021 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het indienen van het beroep buiten de wettelijke termijn viel, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk was.

De rechtbank heeft overwogen dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft aangevoerd dat hij pas nu beroep heeft ingediend vanwege nieuwe medische informatie die tot een andere beslissing zou kunnen leiden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor de te late indiening van het beroep.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat indien eiser een verzoek tot herziening van de beslissing op bezwaar wil indienen, dit via een aanvraag bij verweerder moet gebeuren en niet door het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 8:54 van de Awb, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 juli 2021.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is de beslissing op bezwaar bekendgemaakt op 13 juli 2021. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 24 augustus 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 26 juni 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij nu pas beroep heeft ingediend omdat er nieuwe medische informatie beschikbaar is wat tot een andere beslissing op bezwaar zou leiden. Hij vraagt om herziening van de eerder genomen beslissing.
5. Voor zover eiser beroep wenst in te stellen tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 juli 2021 is de rechtbank van oordeel dat het beroep te laat is ingediend. Eiser heeft daar geen verschoonbare reden voor gegeven.
6. Voor zover eiser een verzoek tot herziening van de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 juli 2021 op grond van artikel 4:6 van de Awb wil indienen is daarvoor een aanvraag bij verweerder nodig. Het indienen van beroep is hiervoor niet de juiste weg.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54, van de Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.