Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 12 juni 2023 tegen een besluit van 2 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing en dat eiseres de juiste procedure had gevolgd door een ingebrekestelling te sturen. De rechtbank stelde vast dat de ingebrekestelling op 24 november 2024 was ontvangen en dat sindsdien de wettelijke termijn was overschreden.
De rechtbank wees erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen. De rechtbank bepaalde dat verweerder de dwangsom moest vaststellen op het moment dat de beslissing was genomen. Aangezien verweerder aangaf dat een tekort aan artsen leidde tot vertraging in de afhandeling van verzoeken, stelde de rechtbank de beslistermijn vast op vier weken na verzending van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres kreeg recht op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moesten worden betaald. De rechtbank hanteerde een wegingsfactor van 0,25, gezien de eenvoudige aard van de zaak, en kende een bedrag van € 218,75 toe aan proceskosten. Tot slot werd verweerder opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.