ECLI:NL:RBMNE:2024:1365

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over motiveringsgebrek in verzekeringsgeneeskundige beoordeling van een Ziektewet-uitkering

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de Ziektewet-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 23 augustus 2022. Eiseres, die eerder werkzaam was als medewerker klantenservice, heeft zich ziekgemeld met diverse klachten, waaronder bekkenklachten, angstklachten en carpaal tunnel syndroom. Het Uwv heeft in een eerdere beoordeling geconcludeerd dat eiseres in staat is om meer dan 65% van haar loon te verdienen, wat heeft geleid tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt dat haar medische situatie niet goed is ingeschat en dat de aangeboden functies niet passend zijn.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts van het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet correct heeft opgesteld, met name ten aanzien van de beperkingen op het gebied van tillen en dragen. Eiseres heeft aangegeven dat zij niet in staat is om zonder haar zoon te functioneren, wat leidt tot paniekaanvallen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd hoe eiseres in staat wordt geacht om te werken zonder dat haar zoon aanwezig is. De rechtbank heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om de gebreken in de motivering te herstellen en de FML aan te passen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3339 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 23 augustus 2022 heeft beëindigd. Eiseres vindt van niet en voert aan dat haar medische situatie is onderschat. Daarnaast voert eiseres aan dat de geduide functies niet passend zijn. Het Uwv is het niet met eiseres eens. Aan de hand van wat eiseres aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als medewerker klantenservice voor 31,34 uur per week. Zij heeft zich, vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziekgemeld met bekkenklachten, angstklachten en carpaal tunnel syndroom.
1.2.
In het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Met het besluit van 22 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 23 augustus 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van het loon kan verdienen wat zij verdiende voordat eiseres ziek werd.
1.3.
Met het besluit van 9 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld en op 15 november 2023 aanvullende stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en op 24 november 2023 aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 december 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De medische beoordeling
Klachten aan de handen
3. Eiseres voert aan dat haar medische situatie is onderschat. Zij licht toe dat zij is gediagnosticeerd met carpaal tunnel syndroom en een triggerduim. Hierdoor ervaart eiseres voortdurende pijnklachten in beide handen. Eiseres draagt daarom een brace ter ondersteuning van haar zenuwen en gewrichten en voert aan dat zij verminderde beweegruimte heeft aan haar duimen en wijsvingers. De verzekeringsarts heeft dit ten onrechte niet gevolgd. Verder voert eiseres aan dat zij verschillende operaties heeft ondergaan aan beide handen en er nog een stabilisatieoperatie voor haar rechterpols moet worden gepland. Ondanks de verschillende ingrepen ervaart eiseres nog steeds pijnklachten. Eiseres is dan ook niet zelfredzaam, zoals de verzekeringsarts veronderstelt, maar krijgt veel hulp van haar familie bij de huishoudelijke taken en de taken waarbij eiseres haar handen veel moet gebruiken. Vanwege haar medische situatie zijn beperkingen aangewezen ten aanzien van trillingsbelasting aan handen en armen en duwen en trekken. Tot slot voert eiseres aan dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juli 2022 een tegenstrijdigheid bevat, omdat eiseres volgens de FML maximaal 10 kilogram kan tillen, maar zij in staat wordt geacht om 15 kilogram te kunnen dragen.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 31 mei 2023 toegelicht dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die maken dat tot een andere conclusie moet worden gekomen dan de primaire verzekeringsarts. In de primaire fase heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen ten aanzien van knijp/grijpkracht beiderzijds, repetitieve hand/vingerbewegingen beiderzijds, werken met toetsenbord en/of muis en schroefbewegingen met hand en arm (niet tegen een grote weerstand). De primaire verzekeringsarts heeft verder toegelicht dat eiseres in staat is om grotere voorwerpen te tillen, mits zij haar armen kan gebruiken en niet enkel haar handen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van oordeel dat de aangenomen beperkingen voldoende zijn gelet op het lichamelijk onderzoek en omdat uit het dagverhaal blijkt dat eiseres in staat is om boodschappen te doen, de kinderen kan verzorgen en de administratieve en huishoudelijke taken kan verrichten.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de beroepsgronden in het rapport van 23 november 2023 toegelicht dat, hoewel het niet logisch is dat er een sterkere beperking is aangegeven voor tillen dan voor dragen, het niet noodzakelijk is om de FML aan te passen. Aan de handeling van dragen gaat namelijk het tillen vooraf zodat met de beperking van tillen voldoende rekening wordt gehouden met de belastbaarheid ten aanzien van dragen.
6. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van het hand- en vingergebruik volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende duidelijk uitgelegd waarom er op de datum in geding geen verdergaande beperkingen aan de orde zijn. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die maakt dat hier aan moet worden getwijfeld.
7. De rechtbank is het niet met het Uwv eens dat de FML niet is aangepast. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet betwist dat eiseres verdergaand beperkt is ten aanzien van dragen. Dit is ook door het Uwv erkend op de zitting. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat eiseres ook maximaal 10 kilogram kan dragen (in plaats van 15 kilogram). Volgens het Uwv heeft dit geen invloed op de functies en daarom is er geen noodzaak geeft tot aanpassing van de FML. Eiseres heeft er echter belang bij dat in de FML alle beperkingen die aan de orde zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden opgenomen, ook met het oog op een eventuele (her)beoordeling in de toekomst. Het Uwv had dus in de FML moeten opnemen dat eiseres maximaal 10 kilogram kan dragen. Daar komt bij dat de rechtbank niet kan controleren of het inderdaad zo is dat er vanwege de beperking op tillen al geen functies worden geduid waarin eiseres haar beperking op dragen wordt overschreden, want de arbeidsdeskundige heeft dat niet beoordeeld.
De psychische klachten
8. Eiseres voert aan dat uit de medische informatie blijkt dat haar angstklachten, slaapproblemen, stemmingswisselingen, vermoeidheid en verlatingsangst ten opzichte van haar zoon dermate samenhangen, waardoor behandeling niet van de grond is gekomen. Eerdere behandelingen, waaronder exposure, zijn gestopt of gestaakt, omdat haar klachten alleen maar zijn toegenomen. Eiseres staat momenteel op de wachtlijst voor een andere behandeling bij GGZ. Eiseres voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte ervan uitgaat dat een paniekaanval ook in haar situatie vijf tot twintig minuten duurt. In haar geval worden de paniekaanvallen getriggerd door de afwezigheid van haar zoon en dit eindigt niet na het voorbijgaan van de paniekaanval. Vanwege de complexe situatie van haar zoon kan eiseres hem niet achterlaten. Haar psychische klachten spelen op, zij krijgt een paniekaanval en zij kan niet meer naar behoren functioneren.
9. In het rapport van 31 mei 2023 licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat, ondanks dat eiseres aangeeft dat zij niet zonder haar zoon naar buiten kan gaan, dit niet betekent dat dit onmogelijk is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de rapportage duidelijk dat zowel de behandelaar bij Mindfit als de psycholoog [A] reden zagen tot exposure en betekent dit dat de behandelaren ook vonden dat eiseres zonder haar zoon de deur uit moest. Verder verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het artikel ‘Pathogenese van paniekstoornis’ uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde waarin staat dat paniekaanvallen vijf tot twintig minuten duren en dat de klachten daarna voorbij zijn. Op 23 november 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gemotiveerd dat geen medische objectieve gegevens aanwezig zijn waaruit blijkt dat een paniekaanval bij eiseres anders verloopt dan normaal.
10. De rechtbank vindt deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van algemene informatie overwogen dat de paniekaanvallen vijf tot twintig minuten duren, maar heeft niet gemotiveerd waarom dit in het geval van eiseres zo is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet ter discussie staat dat eiseres haar zoon niet mee kan nemen naar werk en eiseres haar paniekaanvallen dus continu zullen worden getriggerd. Uit de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet dat hier rekening mee is gehouden. Verder is de rechtbank het niet met de verzekeringsarts bezwaar en beroep eens dat het duidelijk is dat de behandelaren reden zagen tot exposure. Dat staat niet in de brief van psycholoog [A] (van Mindfit) van 23 juni 2022. Voor zover dit uit een ander stuk zou volgen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duidelijk gemaakt welk stuk dat is. En zelfs áls de behandelaren reden zagen voor exposure, betekent dit nog niet dat eiseres ook daadwerkelijk zonder haar zoon naar haar werk kan. De exposure zou dan plaatsvinden in het kader van een behandeling, juist om ervoor te zorgen dat eiseres op termijn misschien zonder haar zoon de deur uit kan. Maar eiseres heeft onweersproken naar voren gebracht dat de behandelingen inmiddels zijn gestopt en dat zij nog op de wachtlijst staat voor een nieuwe behandeling. De rechtbank ziet op basis van de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in waarom eiseres in staat wordt geacht om naar haar werk te gaan en daar een hele dag te werken, ondanks dat zij last heeft van paniekaanvallen die worden getriggerd door de afwezigheid van haar zoon. De rechtbank is daarom van oordeel dat het Uwv nader dient te motiveren hoe eiseres in staat wordt geacht om te werken zonder dat haar zoon aanwezig is.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres heeft ook beroepsgronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Deze arbeidskundige beoordeling is gebaseerd op de FML van 13 juli 2022. Gelet op voorgaande overwegingen is deze FML in ieder geval voor wat betreft de beperking op dragen onjuist en is het nog niet duidelijk of de beperkingen voor het overige wel juist zijn opgenomen. Om die reden zal de rechtbank de beroepsgronden van eiseres tegen de arbeidskundige beoordeling (nog) niet bespreken.
Het verdere verloop
12. Zoals hiervoor is overwogen berust het bestreden besluit op een gebrekkige motivering. Dat is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv de FML ten aanzien van dragen en tillen aanpassen en nader motiveren waarom en op welke wijze eiseres in staat wordt geacht te werken met de paniekaanvallen die zij krijgt bij afwezigheid van haar zoon. Als de verzekeringsarts bezwaar en beroep een conclusie op medische stukken uit het dossier baseert, moet hij of zij duidelijk maken welk stuk dit is. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 februari 2024.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.