ECLI:NL:RBMNE:2024:136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/803
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens en gegrondverklaring beroep wegens niet tijdig beslissen

Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J. Telderman-Veltman. Eiser had op 20 februari 2023 beroep ingesteld omdat de korpschef niet tijdig had beslist op zijn verzoek van 22 oktober 2022 om inzage in zijn politiegegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 10 januari 2023, waarin het verzoek was toegewezen, niet tijdig was verzonden. Eiser betwistte de ontvangst van dit besluit en de rechtbank kon niet aannemelijk maken dat het besluit op een eerder moment was verzonden. Hierdoor is het beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de korpschef veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.442,- vanwege het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 januari 2023 ongegrond verklaard, omdat eiser gebruik kan maken van de mogelijkheid om de gegevens op afspraak in te zien. De korpschef is ook verplicht om het griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden, evenals de proceskosten van € 12,64. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/803
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: M.J. Telderman-Veltman).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op de zitting van 5 januari 2024. Eiser en de gemachtigde van de korpschef waren aanwezig.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak van de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep vanwege niet tijdig beslissen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door de korpschef te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 10 januari 2023 ongegrond;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 12,64.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft op 20 februari 2023 beroep ingesteld, omdat de korpschef niet tijdig zou hebben beslist op zijn verzoek van 22 oktober 2022 om inzage in de gegevens die de politie van hem verwerkt en heeft verwerkt. In reactie op het beroep heeft de korpschef het besluit van 10 januari 2023 toegezonden, waarin het verzoek op grond van de Wet politiegegevens is toegewezen.
2. Het beroep vanwege niet tijdig beslissen is gegrond. Daartoe overweegt de rechtbank dat het besluit van 10 januari 2023 niet aangetekend is verstuurd, dat eiser de ontvangst daarvan betwist en dat de korpschef niet aannemelijk kan maken dat het besluit is verstuurd. Er is niet een eerder moment aan te wijzen waarop eiser van het besluit kennis heeft kunnen nemen dan in maart 2023, toen de rechtbank het aan hem doorstuurde. De rechtbank gaat daarom uit van de bekendmaking op dat moment. Dat is na de beslistermijn en meer dan twee weken na de door eiser gestuurde ingebrekestelling. Op verzoek van eiser stelt de rechtbank vast dat de maximale dwangsom van € 1.442,- vanwege niet tijdig beslissen is verbeurd. De korpschef moet die dwangsom aan eiser betalen.
3. Het beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het besluit van 10 januari 2023, omdat eiser het daarmee niet eens is. Dit beroep is ongegrond. Eiser wil duidelijkheid en duiding over welke gegevens hij mag inzien en welke gegevens zijn verwerkt. Daar kan hij achter komen door gebruik te maken van de in het besluit gegeven mogelijkheid om op afspraak de gegevens te gaan inzien. De korpschef was niet gehouden om in het besluit daarover meer informatie verschaffen, juist omdat het verzoek is toegewezen. De korpschef was ook niet gehouden om het verzoek naar andere bestuursorganen door te zenden op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat hijzelf bevoegd was om op het verzoek te beslissen.
4. Omdat het beroep vanwege niet tijdig beslissen gegrond is, moet de korpschef het door eiser betaalde griffierecht en zijn reiskosten van € 12,64 vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2024 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.